Déjà Vu

Lees hier het pdf van dit artikel We leven in een bijzondere en unieke tijd. Een bancaire, financiële en economische crisis zonder weerga. Toch? Onze geschiedenis is doorspekt met economische crises, periodes die we gauw weer vergeten als ze voorbij zijn. En dat is jammer: er valt namelijk veel te leren van ‘oude’ economen over de ‘nieuwe’ crisis. Door Arjen van Witteloostuijn De financiële crisis houdt de gemoederen flink bezig. Alle kranten staan dag in dag uit bol van de nieuwe analyses en feiten. Bij Nieuwsuur en Pauw & Witteman paraderen voortdurend dezelfde deskundigen parmantig voorbij met weer een nieuwe duiding. Maar hoe nieuw zijn deze analyses en duidingen eigenlijk? Natuurlijk, elke nieuwe crisis gaat gepaard met nieuwe feiten. De huidige crisis is echter alles behalve de eerste die over de wereldbol raast. Het indrukwekkende overzicht van zes eeuwen economische crises van Reinhart en Reinhart (2009; verderop in dit nummer gerecenseerd) laat hierover geen misverstand bestaan: de huidige crisis is vooral een oud spook in een nieuw gedaante. Ongereguleerde schuldenopbouw door banken, bedrijven, burgers en overheden schept een illusie van oneindige groei die vroeg of laat uitmondt in een diepe economische crisis die gepaard gaat met algauw tien jaar van economische misère, zeker als de wortel van alle ellende is gelegen in een ontspoorde bankwereld. Helaas is het economische geheugen van beleidsmakers en politici kort, veel te kort. Wrang is dat zelfs de recente ervaringen mondiale leiders niet hebben kunnen aanzetten tot een gecoördineerde reparatie van de aangerichte ravage. Integendeel. Europa klungelt zich door een diepe eurocrisis, het Britse kabinet laat zich nog altijd gijzelen door The City, en de Democraten en Republikeinen houden elkaar in de Verenigde Staten in een fnuikende houdgreep. Dat de huidige economische malaise voor een aanzienlijk deel de schuld is van die ‘dismal science’ die de economische wetenschappen wordt genoemd, staat volgens velen buiten kijf. Die vermaledijde ontsporing van het kapitalisme in de vorm van een doorgeschoten neoliberale revolutie is toe te schrijven aan beleid dat is gevoed door economen en hun onvoorwaardelijk geloof in rationeel individualisme en efficiënte marktwerking. Beide veronderstellingen zijn gebaseerd op sprookjes: mensen zijn vooral niet rationeel en markten werken vooral niet efficiënt. Dat is de communis opinio geworden. Van links (sp) tot rechts (pvv) is de schuldvraag allang beantwoord: inzichten uit die economische wetenschappen kunnen bij het oud vuil worden gezet. Maar met dat wat triomfantelijke ‘zie je wel’-populisme wordt de plank volledig misgeslagen. En wat erger is: met beleid dat van deze nieuwe onwijsheid uitgaat, wordt het kind met het badwater weggegooid. Dé economische wetenschap bestaat niet. Niet voor niets wordt gesproken van de economische wetenschappen, in meervoud. Dat neoliberale politici en dito beleidsmakers blind geloofden in de boodschap van een luidruchtig gezelschap van radicaal-liberale economen, valt de economische wetenschappen als geheel niet kwalijk te nemen. Vooraanstaande economen als Nobelprijswinnaars Paul Krugman en Joseph Stiglitz hebben bijvoorbeeld tevergeefs decennialang gewaarschuwd voor de gevaarlijke eenzijdigheid van de leer van deze ene school binnen de economische wetenschappen, die bekend is geworden als de Washington-doctrine. Ook buiten de Verenigde Staten zijn legio economen te vinden die in een vroeg stadium hebben gewaarschuwd voor de onvermijdelijke ondergang van het aandeelhouder- en casinokapitalisme dat was gebouwd op kortzichtigheid, roekeloosheid, zelfverrijking en luchtbellen-blazen. In ons eigen kikkerlandje heb ik met het boek De anorexiastrategie (1999) en eerdere analyses een bescheiden – en voornamelijk genegeerde – bijdrage geleverd aan deze verzameling kritische analyses. Schatgraven in het prachtige archief van de economische wetenschappen maakt direct duidelijk dat alle slaafse volgers van de neoliberale waan van de dag beter hadden kunnen weten. In Economen uit het verleden over de crisis van het heden (2010) introduceren Huigh van der Mandele en ikzelf het nog altijd sprankelende en actuele gedachtegoed van het klassiek elftal John Maynard Keynes (1883-1946), Joseph Schumpeter (1883-1950), Friedrich von Hayek (1899-1992), Oskar Lange (1904-1965), Milton Friedman (1912-2006), Herbert Simon (1916-2001), János Kornai (1928), Mancur Olson (1932-1998), Oliver Williamson (1932), Amartya Sen (1933) en Michael Jensen (1939). De conclusie is duidelijk: zelfs een ultra-liberale denker als Friedrich von Hayek zou met verbazing de goedgelovige naïviteit van de mode van neoliberale deregulering, liberalisering en privatisering hebben aanschouwd. Ook traditionele economen als Michael Jensen en Oliver Williamson hebben altijd terdege beseft dat grote ondernemingen zoals systeembanken niet vanzelf louter doen wat goed is voor de wereld. De naamgever van het veel verguisde Keynesianisme heeft aan de wieg gestaan van de naoorlogse regulering van de financiële wereld. Van de radicale vrijmaking van de mondiale financiële markten kon immers uiteindelijk slechts ellende worden verwacht. Herbert Simon heeft in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw de merkwaardige veronderstelling van perfecte rationaliteit haarscherp gefileerd. Beleid dat op deze misvatting is gebaseerd, kan niet werken. Mancur Olson heeft overtuigend de fnuikende invloed van dominante belangengroepen blootgelegd. De gevaarlijke dominantie van de lobbymachines vanuit Wall Street en The City heeft veel gevaarlijke deregulering opgeleverd. Joseph Schumpeter heeft messcherp beargumenteerd dat disfunctionerende organisaties failliet moeten (kunnen) gaan. De megabanken werden too big to fail, met alle fatale systeemrisico’s van dien. Oliver Williamson heeft in 1967 laten zien dat ervoor moet worden gewaakt dat ondernemingen te groot worden. Van fuserende megabanken kan alleen maar worden verwacht dat zij uiteindelijk de mist in zullen gaan. Michael Jensen heeft met enige regelmaat gewezen op de perverse effecten van uit de hand gelopen bonussystemen. Dat de bonusjacht in de financiële wereld tot een verziekte cultuur van eigenbelang, kortzichtigheid en roekeloosheid heeft geleid, zou niemand moeten verbazen. Et cetera. Het werk van die springlevende oude economen leert daarom ook dat de remedies voor de hand liggen (zie ook Van Witteloostuijn, 2008a, b). De financiële wereldorde is toe aan een Bretton Woods II waarin veel dat vroeger niet mocht, of juist moest, weer wordt verboden of opgelegd (John Maynard Keynes). De macht van de dominante financiële lobby moet worden gebroken (Mancur Olsen). Boekencontroleurs, kredietbeoordelaars en toezichthouders moeten werkelijk onafhankelijk worden gemaakt (Michael Jensen). Megabanken moeten worden opgeknipt, zodat zij failliet kunnen gaan zonder het systeem in gevaar te brengen (Joseph Schumpeter). Financiële innovaties moeten worden goedgekeurd door een ‘Global Financial Product Agency’ om overcomplexiteit te voorkomen in een wereld met imperfecte rationaliteit (Herbert Simon). Financiële instellingen moeten overzichtelijk klein worden gehouden om ontwrichtende ontsporingen te voorkomen (János Kornai). Enzovoorts. Als de politiek de kans grijpt om deze en andere hervormingen door te voeren, kan de bedreiging van crisis van vandaag worden omgebogen in een kans voor morgen. Door te begrijpen dat economie juist wél wetenschappelijk analyseerbaar is, kan veel worden geleerd van inzichten van deze en andere grote ‘oude economen’ – niet alleen over de financiële crisis, maar ook over de noodzaak van coördinatie binnen de Europese Unie, hervormingen in het licht van de vergrijzing of de aanpak van de klimaat- en milieucrisis. De maatregelen liggen klaar. Het voorbeeld van de financiële crisis spreekt boekdelen: knip banken op, herreguleer de financiële wereld, verbied bonussen, geef het toezicht tanden, laat concurrentie werkelijk zijn werk doen, breek constructies die particuliere belangen beschermen af….. Het ontwerpen en uitvoeren van dergelijk beleid vergt een combinatie van economisch inzicht en politieke moed. Helaas zijn deze twee eigenschappen typische voorbeelden van de schaarse goederen die centraal staan in economisch-wetenschappelijke analyses.   Arjen van Witteloostuijn is voorzitter van de nieuwe redactieraad van Idee. Hij is hoogleraar Economie en Management aan de universiteiten van Antwerpen, Tilburg en Utrecht.   Referenties Mandele, H. van der & A. van Witteloostuijn (2010), Economen uit het verleden over de crisis van het heden, Amsterdam: Aspekt. Reinhart, C.M. & K.S. Rogoff (2009), This Time Is Different. Eight Centuries of Financial Folly. Princeton: Princeton University Press. Witteloostuijn, A. van (1999), De anorexiastrategie. Over de gevolgen van saneren, Amsterdam / Antwerpen: De Arbeiderspers. Witteloostuijn, A. van (2008a), Bretton Woods II: een nieuwe economische ordening, Vrij Nederland, 1 november: 36-39. Witteloostuijn, A. van (2008b), De wortels van de kredietcrisis, Me Judice 1: 4 november.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2012: Crisis, en is te vinden bij de onderwerpen kapitalisme en economie.