De vrije wil bestaat

Lees hier het pdf van dit artikel. Binnen het sociaal-liberalisme staat keuzevrijheid centraal: mensen mogen zelf beslissen over de invulling van hun goede leven: wat ze willen doen, kopen, eten of drinken. Maar toch wil ook D66, alhoewel in beperkte mate, invloed op de levenskeuzen en - stijl van mensen, ter preventie van erger of in het algemeen belang. Beïnvloeding van menselijk gedrag is zeker mogelijk, zo meent Henriëtte Prast, maar we moeten wel af van ons mensbeeld als rationele actor: we handelen juist vaak irrationeel. Door Henriëtte Prast Op vele manieren probeert de overheid het gedrag van de burger te beïnvloeden: we moeten gezonder eten, meer bewegen, minder lenen. De campagne ‘Geldlenenkostgeld’, het verplichte Uniform Pensioen Overzicht, de discussies rond een verbod op kredietreclames zijn voorbeelden van hoe beleidsmakers burgers willen stimuleren de goede keuzes te maken als het gaat om geld. ‘Neem vaker de trap - gratis training’, het Convenant Overgewicht, het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen, de discussie over snoepreclames en vettaks zijn dito voorbeelden voor gezondheidsgerelateerd gedrag. Huidig beleid gericht op het gedrag van de individuele burger leunt sterk op informatie, educatie en transparantie, al worden ook maatregelen om gedragsverandering dwingend op te leggen niet geschuwd – denk aan het verbod op gloeilampen - en wordt er tevens gepoogd met financiële prikkels gedrag in de gewenste richting te sturen. Het beleid is daarmee, al dan niet expliciet, gebaseerd op het rationele keuzemodel: dat mensen afgewogen keuzes maken op basis van rationeel denken en voldoende informatie. Zeker als het gaat om leefstijlkeuzes wordt beleid al snel als betuttelend ervaren als het iets anders doet dan informeren, waarschuwen, en aansporingen geven[1]. Hoezeer de politiek worstelt met het dilemma ‘vrije wil’ ten opzichte van ‘gedragsverandering’ blijkt wel uit uitspraken rond het dossier preventie en gezondheidsbevordering. ‘Wat wel lastig is, is de preventieportefeuille. Die heeft al snel te maken met de leefstijl van mensen. Via voorlichting kun en mag je mensen wel bewust maken, maar keuzes over eten, bewegen, drinken en roken blijven terecht altijd een keuze van mensen’, aldus Ab Klink in zijn functie als minister van VWS. Zijn opvolgster Edith Schippers, maakte tijdens haar eerste optreden als minister in de Tweede Kamer duidelijk dat ze veel van informatieverstrekking en educatie verwacht: ‘Informatie is ontzettend belangrijk, evenals kennisontwikkeling’. De gedragseconomie, die sociale psychologie, economie en social marketing combineert, maakt echter duidelijk dat mensen zich systematisch en voorspelbaar anders gedragen dan het rationele keuzemodel veronderstelt (Prast 2005; Dellavigna 2009; Kooreman en Prast 2010; Prast 2010). De belangrijkste ‘diagnose’ is niet zozeer dat het rationele keuzemodel geen adequate beschrijving is van de werkelijkheid – dat is niet echt een verrassing -, maar dat mensen systematisch ‘afwijken’ van het rationele model, en wel in drie opzichten: in hun preferenties, in hun overtuigingen en het omgaan met informatie, en hun gedrag (Potters en Prast 2009). Het gevolg is dat er omstandigheden en terreinen zijn waarvoor geldt dat er een structureel verschil is tussen wat mensen doen, en wat mensen zouden moeten doen gezien hun eigen doelstellingen – ook als ze goed geïnformeerd zijn. Dat betekent niet dat de vrije wil niet bestaat. Het betekent wel dat wat mensen doen minder afhangt van factoren die volgens het rationele model van belang zijn, en meer van andere, vaak onderschatte factoren. Ook mensen met een vrije wil kiezen maar al te vaak iets anders dan overeenkomt met hun eigen doelstellingen. Enkele factoren maken de kans daarop groter (Beshears en anderen 2008). 1: Intertemporele keus met verleiding Bij intertemporele keus met verleiding is er een interne strijd gaande tussen de planner’ en de ‘doener’ in ons. De planner denkt aan het lange termijnbelang, de doener is een eendagsvlieg en wil onmiddellijke behoeftebevrediging (Thaler en Shefrin 1981). Deze interne strijd is aangetoond door neuro-economisch onderzoek, dat met behulp van functionele MRI scans laat zien dat bij verleidelijke keuzes de neocortex nogal eens wordt overruled door het limbale hersengedeelte (Prast 2005). Dit verklaart waarom mensen geneigd zijn om zaken als sparen voor het pensioen, stoppen met roken en snoepen, en starten met sporten, uit te stellen tot morgen – ze denken dat het dan gemakkelijker zal zijn om voor de verstandige keus te gaan. Omdat het niet gaat om een gebrek aan informatie maar om een gebrek aan wilskracht is beleid gebaseerd op informatie ineffectief en soms zelfs contraproductief. In sommige Amerikaanse staten zijn horecagelegenheden verplicht om op de menukaart het aantal calorieën te vermelden. Deze informatie heeft ertoe geleid dat mensen die aan de lijn doen juist meer calorieën tot zich nemen (Downs, Loewenstein en Wisdom 2009). Ook informatie op verpakkingen heeft perverse effecten – behalve voor de voedingsindustrie. Van light chips eten mensen zoveel dat ze uiteindelijk meer calorieën tot zich nemen, net als van producten met ‘0% vet’, en ook het label ‘kleine portie’ leidt tot meer consumptie (Wansink en Chandon 2006; Mevius 2010). 2: Complexiteit en stilzwijgende keus De traditionele visie stelt dat hoe groter het aanbod en hoe meer informatie, des te groter de kans dat het individu iets kiest wat precies bij zijn wensen past. Maar Herbert Simon, psycholoog, wiskundige, en Nobelprijswinnaar voor de economie, liet zien dat meer informatie niet altijd beter hoeft te zijn voor de consument. Doordat mensen beperkte cognitieve capaciteiten hebben kunnen ze juist afgeleid worden door informatie (Simon 1955). Sociaal psycholoog Schwartz (2004) heeft aangetoond dat hoe meer keuzemogelijkheden, des te banger mensen zijn dat ze verkeerd kiezen. Uit angst spijt te krijgen kiezen ze dan maar niets, hoewel ook dat vaak in feite een keus is, of ‘zomaar wat’. De voorkeur voor niets doen vloeit ook voort uit een voorkeur voor de status quo en uit de ‘omissie bias’. Als iemand niets kiest en het gaat fout, voelt dat minder erg dan als iemand een actieve keus maakt die achteraf onjuist blijkt te zijn. Dit verklaart ook waarom ouders de risico’s van griepvaccinatie veel zwaarder laten wegen dan die van de griep zelf waardoor er gezien de objectieve risico’s te weinig voor vaccinatie wordt gekozen (Brown en anderen 2010).[2] 3: Weinig mogelijkheid om te leren van fouten Van je fouten kun je leren. Maar dat gaat niet altijd op bij ‘mijn volgende harttransplantatie zoek ik een goede chirurg’, en ‘in mijn volgende leven – aldus de zeventigjarige – ga ik meer sparen voor mijn pensioen’. Ook van beslissingen die elke dag genomen worden zijn de gevolgen pas merkbaar als ze zijn opgestapeld, zoals bij veel eten en weinig sporten. Het gevolg is dat er geen heilzame werking uitgaat van het maken van fouten – in tegendeel. 4: Gedrag van marktpartijen Bedrijven kunnen deze systematische irrationaliteit van hun klanten uitbuiten. Ze profiteren, al dan niet doelbewust, van het wilskrachtprobleem, de neiging tot een stilzwijgende keus en het suboptimale leren door de klant (Prast 2010). Dat doen ze vooral met hun prijsstructuur en contractvoorwaarden (Dellavigna en Malmendier 2004). Goederen waarvan de klant zijn toekomstige consumptie onderschat hebben een lage basisprijs en hoge variabele kosten. Denk aan printer respectievelijk gepatenteerde cartridges, aan de goedkope (of zelfs gratis) mobiele telefoon en hoge kosten bij ‘overtreden’ van de bundel. Voor goederen waarvan de klant zijn toekomstige consumptie overschat geldt de omgekeerde prijsstructuur - een dure jaarkaart voor de gym met als gevolg dat de doorsnee klant uiteindelijk per keer meer kwijt is dan wanneer hij een tien-rittenkaart had gekocht (Dellavigna en Malmendier 2006). In de bankensector zijn dakpanconstructies in de rente een bekend voorbeeld, maar ook de barrières die de klant (als ‘planner’) moet nemen als hij een kredietfaciliteit wil beëindigen zodat zijn ‘doener’ niet meer in de verleiding kan komen om geld te lenen zijn er niet toevallig. Het opzeggen van een afgeloste kredietfaciliteit kan niet via email of desnoods een pdf-formulier, maar vergt een telefoontje of zelfs bezoek aan het bankfiliaal tijdens kantooruren om een formulier aan te vragen. Ook het feit dat sigaretten buiten winkeltijden te koop zijn is een vorm van ‘evil marketing’. De tevreden roker kan prima een slof of wat inslaan voor de rest van de maand en de 24/7 verkrijgbaarheid is er dan ook vooral om de stopper en minderaar moeilijk te maken. Als Minister Schippers over het voorstel om het aantal verkooppunten van tabak te verminderen zegt: ‘Dit past helemaal in het rijtje verbieden en belasten…’ slaat ze dan ook de plank volledig mis. Gevolgen voor beleid Voor de beleidsmaker betekent deze systematische irrationaliteit van de burger zowel slecht als goed nieuws. Het slechte nieuws is dat het huidige op informatie gebaseerde beleid ineffectief en soms zelfs contraproductief is. Het kost geld, levert niets op en kan zelfs ‘pervers’ uitpakken. Als zelfs geïnformeerde burgers bij goed werkende markten systematisch iets kiezen waarvan ze voorspelbaar spijt krijgen, wat moet je dan als overheid die zich verantwoordelijk voelt voor het welzijn en de keuzevrijheid van de burger? Het goede nieuws is dat er effectieve beleidsalternatieven zijn die net zo min als informatie en educatie ingrijpen in de keuzevrijheid van de burger. Paradoxaal genoeg biedt de irrationaliteit juist de mogelijkheid om burgers te helpen de keuzes te maken die ze zelf willen, zonder aan de keuzevrijheid te tornen (Merton en Bodie 2006). Bijkomend voordeel is dat het gaat om beleid dat nauwelijks geld hoeft te kosten. Want dat is het goede nieuws van de gedragseconomie. Mensen verwelkomen mechanismen die hen helpen om ondanks hun zwakheden weloverwogen keuzes te maken. Uit vrije wil kiezen ze voor trucjes en mechanismen tot zelfbinding. Je handtekening zetten onder een contract waarmee je overeenkomt dat je over twee jaar automatisch meer gaat sparen voor je pensioen – het leidde in de VS tot een verviervoudiging van de pensioenbesparingen (Thaler en Benartzi 2004). Profiteren van het feit dat je werkgever standaard een verzekering of pensioencontract voor je afsluit – niet verplicht, maar je moet je afmelden als je het niet wilt (Bodie en Prast 2010). Kleine borden en glazen kopen zodat je ‘vanzelf’ minder eet (Wansink en anderen 2009). Ingaan op het aanbod van de werkgever om niet maandelijks, maar tweewekelijks loont te ontvangen[3]. Het zijn maar een paar voorbeelden van technieken die burgers zouden verwelkomen zodat hun vrije wil een optimale kans krijgt. De boodschap is dan ook dat de vrije wil bestaat, maar wel zo nu en dan een handje geholpen moet worden. Helaas gebeurt dat nog onvoldoende. Werk aan de winkel voor de politicus, beleidsmaker, toezichthouder (Barr en anderen 2008) die zowel keuzevrijheid als het welzijn van de burger hoog in het vaandel heeft staan.   Henriëtte Prast is hoogleraar persoonlijke financiële planning aan Tilburg University, lid van de WRR, en lid van de Raad van Toezicht van de AFM.   Literatuur Barr, M., S. Mullainathan en E. Shafir (2008). Behaviorally informed Financial services regulation. New America Foundation. Beshears, J. en J. Choi, D. Laibson, en B. Madrian (2008). ‘How are preferences revealed?’, Journal of Public Economics, Elsevier, vol. 92(8-9), pages 1787-1794, August. Bodie, Z. en H.Prast (2010). Rational pensions for irrational people: Behavioral science lessons for the Netherlands. Paper gepresenteerd tijdens de CPB/Netspar Conference on the Macroeconomics of Pension Reform, Den Haag, 7 – 8 oktober. Brown K., J. Kroll, M. Hudson, M. Ramsay, J. Green, C. Vincent, G. Fraser en N. Sevdalis (2010). ‘Omission bias and vaccine rejection by parents of healthy children: Implications for the influenza A/H1N1 vaccination programme’, Vaccine. DellaVigna, S. (2009). ‘Psychology and Economics: Evidence from the Field’, Journal of Economic Literature, 47 (2): 315-372. DellaVigna, S. en U. Malmendier (2004). ‘Contract Design and Self-Control: Theory and Evidence’, Quarterly Journal of Economics, 119 (2004), 353-402. DellaVigna, S. en U. Malmendier (2006). ‘Paying Not to Go to the Gym’, American Economic Review, vol. 96, pp. 694-719. Glaeser, E. (2006). ‘Paternalism and Psychology’, The University of Chicago Law Review, vol. 73, pp. 133-156. Johnson, E. J. en D.G. Goldstein (2003). ‘Do defaults save lives?’, Science, 302, 1338-1339. Kooreman, P. en H. Prast (2010). ‘What Does Behavioral Economics Mean for Policy? Challenges to Savings and Health Policies in the Netherlands’, De Economist , Volume 158, Issue 2.
Merton, R. en Z. Bodie (2005), ‘Design of Financial Systems: Towards a Synthesis of Function and Structure’, Journal of Investment Management 3(1), 1 – 23. Mevius, Lucas (2010). ‘Onnozele gulzigheid door misleidende labels’, Nederlands Tijdschrijft Geneeskd. 2010;154:C780. Potters, J.J.M. en H.M.Prast (2009). ‘Gedragseconomie in de praktijk’, in Tiemeijer, Thomas en Prast (eds), De menselijke beslisser- over de psychologie van keuze en gedrag, WRR/Amsterdam University Press, The Hague/Amsterdam, pp 47 – 62. Prast, H. (2005). De mythe van de persoonlijke financiële planning. Oratie, Tilburg University 3 juni. Prast, H. (2010). ‘Gedragseconomie en de financiële crisis’, in Arjen van Witteloostuijn (Red.), Preadviezen Koninklijke Vereniging Staathuishoudkunde. Schwartz, B. (2004). The Paradox of Choice: Why More Is Less. Ecco, 2004. Simon, H. (1955). ‘A Behavioral Model of Rational Choice’, Quarterly Journal of Economics 69 (1): 103 – 110. Thaler, R.H. en S. Benartzi (2004). ‘Save More Tomorrow: Using Behavioral Economics to Increase Employee Saving’, Journal Political Economy, vol. 112: 164-187. Thaler, R. en H. Shefrin (1981). ‘An Economic Theory of Self-Control’, Journal of Political Economy 89, 2: 392-410 Wansink, B. en P. Chandon (2006). ‘Can "Low Fat" Nutrition Labels Lead to Obesity?’, Journal of Marketing Research, 43,4 (November): 605-17. Wansink, B., D. Just, en C. Payne (2009). ‘Mindless Eating and Healthy Heuristics for the Irrational’, American Economic Review, 99,2 (May): 165-69.     [1] Overigens is het een misverstand te denken dat voor voorlichtingscampagnes zou gelden ‘baat het niet, het schaadt niet’. Campagnes rond gezonde voeding, bijvoorbeeld, betekenen een psychologische belasting voor ‘tevreden dikkerds’: die veranderen hun gedrag niet, maar hebben er wel minder plezier van. Tegenover die last staan, anders dan bij financiële belasting, geen inkomsten en dus is er een ‘deadweight loss’ voor de samenleving. Zie Glaeser (2006). [2] Een bekende onderstreping van de effecten van de ‘stilzwijgende keus’ is dat het percentage orgaandonoren in een land sterk afhangt van het systeem: ‘ja, tenzij’, respectievelijk ‘nee, tenzij’ Johnson en Goldstein (2003). [3] Het IMF betaalt zijn werknemers tweewekelijks. Het is moeilijk verdedigbaar waarom anno 2011 de stand van de maan bepalend zou moeten zijn voor de frequentie van salarisbetaling.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2011: Vrije wil - idée fixe of realiteit? en is te vinden bij de onderwerpen filosofie en gedrag.