De ultieme minderheid is het individu

Lees hier het pdf van dit artikel. Nederland is verregaand geseculariseerd. Maar hoe om te gaan met streng-religieuze minderheden? Boris van der Ham, politicus ‘op time-out’ en huidig landelijk voorzitter van het Humanistisch Verbond, geeft zijn visie. Hij stelt dat seculiere partijen, waaronder D66, hun seculiere waarden beter moeten doordenken. Door Boris van der Ham Het is een veelgehoorde klacht in religieuze kringen: nu de niet-gelovigen in de meerderheid zijn, zitten de religieuze minderheden in de knel. Met name behoudende christenen stellen dat er een gure seculiere wind waait door Nederland. Alles wat maar neigt naar religie wordt door die wind uit het openbare leven weggeblazen. Joden en moslims maken zich zorgen over het in de verdrukking komen van hun tradities. Discussie over ritueel slachten, over het besnijden van jongens of het afschaffen van weigerambtenaren zouden hiervan getuigen. Religie lijkt in de te worden gedrukt. Roel Kuiper, senator namens de ChristenUnie sprak zelfs van een heuse 'kruistocht' tegen gelovigen. Deze klacht uit religieuze kringen mist zijn doel niet. Lange tijd hadden boze orthodoxe christenen nauwelijks grip op deze discussies, maar wanneer joodse en islamitische organisaties zich roerden zag je bij nogal wat rode en liberale politici onmiddellijk terugtrekkende bewegingen: ‘Zo bedoelden we het niet!’ Het leidde in 2012 er bij de Eerste Kamerfracties van PvdA, vvd, D66 en GroenLinks zelfs toe dat ze tegen het wetsvoorstel stemden dat het ritueel slachten wilde onderwerpen aan eerlijke welzijnseisen. Een van de argumenten van D66-senator Joris Backer om tegen dit wetsvoorstel te stemmen was dat het onderwerpen van rituele slacht aan wettelijke welzijnseisen in strijd zou zijn met het grondrecht van de vrijheid van godsdienst. Het klonk als een verheven argument. Maar klopt het ook? Voor ik op de redeneringen over godsdienstvrijheid inga, moet eerst worden vastgesteld dat veel seculiere politieke partijen zich vaak volkomen comfortabel voelen bij het bekritiseren van christelijke rituelen en uitzonderingsposities, maar dat er een groot ongemak optreedt bij het nuchter bespreekbaar maken van onder meer joodse en islamitische rituelen en gebruiken. Dan opeens klinken woorden over het belang van godsdienstvrijheid, over het respect voor eeuwenoude tradities en het belang van rituelen voor ‘de groep’ van gelovigen. De meerderheid aan niet-gelovigen moet deze ‘minderheid’ zijn rechten en rituelen niet ontnemen, heet het dan. In mijn ogen leggen deze redeneringen vooral bloot dat hun standpunt over religie weinig doordacht is, en dat er in ieder geval de neiging is godsdiensten ongelijk te behandelen. Laten ik nu dan de genoemde argumenten eens langslopen. Allereerst: is godsdienstvrijheid een belangrijk goed? Jazeker. Overigens zou ik dat recht meteen iets willen verbreden naar het recht van ‘godsdienst en levensbeschouwing’, waardoor ook niet-religieuze levensvisies worden meegenomen. Dat die fundamentele vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing nog lang niet overal gerespecteerd wordt zien we dagelijks in het nieuws. In Soedan werd in mei 2014 een ex-moslima die tot het christendom was bekeerd tot de doodstraf veroordeeld. In diezelfde maand kreeg een liberale blogger vanwege geloofsafval een wrede martelstraf opgelegd in Saudi-Arabië. Organisaties als Open Doors maken zich terecht hard voor de positie van onderdrukte christenen in bijvoorbeeld Noord-Korea en in de islamitische wereld. Het Humanistisch Verbond presenteerde in 2013, in samenwerking met de International Humanist and Ethical Union (IHEU) een rapport waaruit blijkt dat atheïsten en humanisten in dertien (vrijwel allemaal streng-islamitische) landen ter wereld de doodstraf riskeren vanwege hun overtuigingen. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is dus verre van vanzelfsprekend, en dient steeds opnieuw verdedigd te worden. Maar met het verdedigen van die vrijheid komen we meteen bij de belangrijke vraag voor wie die vrijheid precies te verdedigen? Bij het beantwoorden van die vraag begint al vaak de verwarring. Dan wordt gesteld dat ‘christenen’ vrijheid van godsdienst hebben, of dat ‘moslims’ en ‘joden’ deze vrijheid toekomt. Maar hoe vanzelfsprekend dat antwoord ook mag klinken, in deze woordkeuze zit een subtiele, maar wezenlijke gedachtefout. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging komt namelijk niet een ‘groep’ toe, maar individuele mensen. Het is niet zo dat ‘christenen’, ‘joden’, ‘moslims’ of ‘atheïsten/humanisten’ als ‘groep’ een stel rechten wordt gegeven, maar het wordt elk individueel mens vrijgelaten om te geloven of niet-geloven wat hij of zij wil. Het staat iemand ook vrij om binnen een bepaalde stroming af te wijken. Neem bijvoorbeeld EO-presentator Andries Knevel die zichzelf een orthodox Christen noemt, maar op het punt van het Bijbelse scheppingsverhaal dichter bij de evolutietheorie zegt te staan. Zijn orthodoxe religieuze groepering vormt een minderheid in onze samenleving, maar binnen zijn ‘groep’ is dus Knevel ook weer een minderheid. Het feit dat Knevel zelf een set aan waarden en gedachten heeft, los van de meerderheid van de Nederlandse bevolking, maar ook los van de meerderheid in zijn eigen religieuze groep, is de werkelijke kern van zijn vrijheid. Maar het mogen afwijken binnen de groep is nog allerminst een vanzelfsprekendheid. Als islamitische meisjes uit vrije wil een hoofddoek willen dragen is dat hun recht. Maar als op het schoolplein moslima’s, die er voor kiezen géén hoofddoek te dragen, door andere meisjes onder druk worden gezet die wel te gaan dragen, dan staat dat haaks op individuele geloofsvrijheid. Helaas is deze inbreuk op de godsdienstvrijheid aan de orde van de dag. Hoe diverser de samenleving wordt, hoe consequenter de samenleving dus moet zijn in het bieden van een gelijk speelveld en echte gelijke behandeling van alle verschillende levensovertuigingen, juist op het meest individuele niveau. Dat schuurt niet alleen op het schoolplein, maar ook binnen de wet. Bijvoorbeeld in onderwijswetgeving. Ouders staat het vrij om hun kinderen naar eigen levensovertuiging op te voeden, maar mag dat geheel naar schoolkeuze worden doorgetrokken? In het orthodoxe deel van het bijzonder onderwijs levert dat recht van de ouders een spanning op met de grondrechten van hun kinderen. Vanuit de verdediging van hun recht kan het immers niet zo zijn dat ze worden weggehouden van andere opvattingen dan die ze van thuis meekrijgen. Ook kinderen hebben immers het recht om een eigen opvatting te ontwikkelen. Maar waar begint de vrijheid van hen, en neemt de vrijheid van de ouders af ? Ik zou zeggen dat in ieder geval vanaf 12 jaar kinderen een bredere wereldoriëntatie mee moeten krijgen, ook binnen het strengreligieuze onderwijs. Is dit dan een inbreuk op de vrijheid van godsdienst? Nee, het is dus juist het creëren van die vrijheid voor de kinderen! Bij het punt van jongensbesnijdenis is er nog iets fundamentelers aan de hand. Er wordt grote inbreuk gemaakt op het lichaam van een baby met een handeling die per definitie onomkeerbaar is. Waar de wetgever het alle ouders verbiedt om hun eigen kinderen bijvoorbeeld te laten tatoeëren, of andere vergaande aanpassingen aan het lichaam te verrichten, wordt deze niet medisch-noodzakelijke ingreep wel geaccepteerd, alleen maar omdat er een beroep wordt gedaan op religie. Politici duiken zelfs angstvallig weg bij deze discussie, bang om weer voor anti-godsdienstig te worden uitgemaakt. Zelfs een oproep van medici om ouders verplicht te informeren over de nadelen en alternatieven van dit soort babybesnijdenis kreeg een koel onthaal in de politiek. Het toont aan dat met name rode en liberale partijen deze thema’s nog onvoldoende doordenken. Dat het onderwerp vermeden wordt, verraadt zelfs een mate van willekeur. Dat was dus ook te merken bij het al eerder genoemde debat over het verbod op onbedwelmd ritueel slachten. Waarom wel wettelijke voorschriften voor het slachten van miljoenen ‘normale’ dieren – en overtredingen daarvan hard bestraffen – maar niet dezelfde nuchterheid toepassen bij dieren die toevallig terechtkomen in een joods of islamitisch slachthuis? De Eerste Kamerfracties van PvdA, VVD, D66 en GroenLinks bleken hier opnieuw niet in staat het beeld van willekeur weg te nemen. Debatten over onderwijs, over kledingvoorschriften en over lichamelijke integriteit zijn buitengewoon gevoelig en kennen diverse grijstinten. Het is daarom belangrijk de schuring van grondrechten met grote precisie te benaderen. Het is daarbij zowel principieel als praktisch het meest handzaam om hierbij niet ‘de groep’ of de institutionele en abstracte ‘godsdienst of levensbeschouwing’ als uitgangspunt te nemen, maar altijd iemands individuele levensvisie als basis te hanteren. Bovendien moeten al die levensvisies gelijk worden behandeld, en geen schade doen aan elkaar. Dat voorkomt dat onder het mom van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging feitelijk inbreuk kan worden gemaakt op iemands meest fundamentele en allerpersoonlijkste recht: het recht op gewetensvrijheid. Willekeur moet ten aller tijde worden voorkomen, voor mens en dier. Moet de seculiere meerderheid dus rekening houden met religieuze en andere levensbeschouwelijke minderheidsopvattingen? Zeker! Maar in een rechtstaat dient iedereen daarin gelijk te worden behandelend en is de ultieme minderheid het individu.   Boris van der Ham is voorzitter van het Humanistisch Verbond.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. - - Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2014: Meerderheid, minderheid, en is te vinden bij de onderwerpen individualisme en religie