De symboliek van de varkensflat

Lees hier het pdf van dit artikel. De Nederlandse intensieve veehouderij knapt uit haar voegen, meent Meta Berghauser Pont. Eind jaren ‘90 ontwierp ze een varkensflat als oplossing. Alhoewel de politieke discussie zich vervolgens richtte op de flat, bleef de essentie onderbelicht: we moeten de productieketens sluiten en aansluiting vinden bij bestaande ecosystemen. De veehouderij terug naar de natuur. Door Meta Berghauser Pont De Nederlander eet graag vlees. We zijn de afgelopen honderd jaar steeds meer vlees gaan eten. Eind 19e eeuw aten we in Nederland nog ‘maar’ 33 kilo vlees per persoon per jaar, nu kunnen we ons zo’n 87 kilo veroorloven. En dat terwijl we minder van ons inkomen aan voedsel – en dus vlees - besteden. Dat we ons de consumptie van deze kiloknallers niet eeuwig kunnen veroorloven, daar begint iedereen het wel over eens te worden. De problemen in de landbouw en veeteelt stapelen zich op. Maar hoe we het in de toekomst anders moeten doen en wat de economische en ruimtelijke effecten hiervan zullen zijn weten we niet. In dit artikel richt ik me op de problemen in de intensieve veehouderij, en specifiek in de varkenssector. Eind jaren negentig ontwierp ik als aankomend architect een nieuwe varkenshouderij, inclusief varkensflat, als oplossing voor veel problemen in de intensieve veehouderij. De varkensflat werd als symbool van verandering omarmd door de sector zelf, maar werd ook verguisd door tegenstanders van de intensieve veehouderij. Door de heftige maatschappelijke en politieke emoties die de varkensflats - en later de megastallen – opriepen, verdween de essentie van de flat echter naar de achtergrond: we moeten de hele productieketen sluiten. Veel met weinig Om de problemen in de varkenssector goed te kunnen begrijpen, is het van belang ontwikkelingen in de landbouw en veeteelt in zijn geheel voor ogen te hebben. Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is de landbouw in Nederland erg veranderd. Ruilverkavelingen, sterke mechanisatie, en import van goedkoop diervoer zijn maar drie aspecten van een zeer complex verhaal over het rationaliseren van de landbouw. Ruimtelijk gezien bleef het areaal landbouwgrond in de periode 1950-2000 nagenoeg gelijk, maar de omvang van akkerbouwbedrijven en de hoeveelheid dieren in de intensieve veehouderij groeide extreem. De varkenssector bijvoorbeeld groeide uit van een nevenactiviteit op de boerderij tot een industrie die weinig meer van doen heeft met de romantiek van het boerenleven. De varkensstapel groeide van nog geen 2 miljoen varkens verdeeld over 271.000 bedrijven in 1950 tot ruim 12 miljoen varkens verdeeld over slechts 7.000 bedrijven vandaag. De landbouw en veeteelt is in Nederland de afgelopen jaren dus veel efficiënter geworden. Dat uit zich onder meer in het bedrag dat we kwijt zijn aan voedsel en vlees. In Amerika werd in 1950 nog 20% van het inkomen aan voedsel besteed, nu is dat slechts 10% (Heinberg 2007). Maar de werkgelegenheid in de primaire landbouw is gedaald. In Nederland bijvoorbeeld tot slechts een schamele 3% van de beroepsbevolking. Verder daalde de netto toegevoegde waarde van de landbouw door stijgende kosten en dalende opbrengsten. Ecologische voetafdruk De rationalisatie binnen de landbouw heeft voor veel problemen gezorgd. Als we ons hier voor de eenvoud richten op de intensieve veehouderij zien we enkele nijpende problemen. Allereerst is er het mestoverschot. Het mestoverschot wordt veroorzaakt door een toename en intensivering van de veeteelt en het gebruik van kunstmest in de akkerbouw. De balans tussen de productie van mest (zowel natuurlijk als kunstmest) en het gebruik ervan is daardoor verstoord. En door het uitrijden van teveel mest komen steeds grotere hoeveelheden voedingsstoffen (nutriënten) via de mest in de bodem en het oppervlaktewater terecht. Dit heeft weer een verstoring van de ecosystemen en een aantasting van de biodiversiteit tot gevolg (PBL 2011). Ten tweede vergroten het vele veetransport en de hoge varkensdichtheid de kans op het overbrengen van dierziektes. Veetransport is de grootste risicofactor voor insleep van varkenspest, zo blijkt uit onderzoek. En we weten allemaal wat er gebeurde toen de varkenspest uitbrak in 1997. Tijdens de pest zijn 11 miljoen biggen geruimd en ze zijn niet de enige: bij de Mond- en Klauwzeercrisis in Nederland (2001) eindigden bijna 300.000 gezonde runderen in grijpers en tijdens de vogelpest in 2003 werden ruim 30 miljoen kippen gedood. Deze problemen spelen dicht bij huis. De Nederlandse veeteelt heeft echter ook gevolgen voor andere plekken op de wereld. Op afbeelding 1 is te zien dat het ruimtegebruik voor de veevoerproductie zich niet tot Nederland beperkt. En daarin staat deze sector niet alleen. De Nederlandse ecologische voetafdruk, net als die van veel andere westerse landen, is erg hoog. Deze voetafdruk wordt gebruikt om een getal uit te drukken hoeveel ruimte een mens nodig heeft om zijn consumptieniveau jaarlijks te kunnen handhaven. De ecologische voetafdruk van Nederland is ruim zes hectare grond per persoon terwijl we maar één hectare per persoon tot onze beschikking hebben. Dit is geen houdbare situatie en wordt nog problematischer als we denken aan het groeiende consumptieniveau in bijvoorbeeld China. Kijkend naar de varkenssector alleen komen we tot eenzelfde conclusie. Als we het voer voor de varkens die Nederlanders jaarlijks consumeren in Nederland zouden produceren is 4.290 km2 landbouwgrond nodig (Berghauser Pont 1997). Dat is 50% van het totale areaal akkerbouwgrond in Nederland. Oplossingen De grote vraag is natuurlijk hoe we om moeten gaan met dit ruimtetekort en de grote ecologische voetafdruk. We kunnen natuurlijk nog efficiënter gaan produceren zodat er meer rendement uit dezelfde grond gehaald kan worden. Maar gezien de bovenstaande problemen rondom kunstmest, ziektes en de gevolgen voor de biodiversiteit, moeten we ons serieus afvragen of daar de toekomst ligt. Welke andere oplossingen zijn er te bedenken? Na het uitbreken van de varkenspest in 1997 is er – noodgedwongen – nagedacht over de toekomst van de varkenssector in Nederland. De drie mogelijkheden die toen genoemd werden zijn: 1) het verplaatsen van de gehele sector naar landen met een ‘gunstiger’ vestigingsklimaat, 2) Nederland als kraamland, en 3) een herstructurering van de sector waardoor het mogelijk is deze in Nederland te handhaven. De eerste oplossing lost de problemen met de veehouderij natuurlijk niet op, maar verplaatst deze slechts. De tweede oplossingsrichting richt zich op een specialisatie van Nederland in het fokken van biggen. De biggen worden vervolgens in een ander land met een ‘gunstiger’ vestigingsklimaat afgemest. Dat ook hier het milieu en de varkens zelf geen beter perspectief geboden wordt, heeft geen uitleg nodig. De derde optie lijkt op het eerste gezicht de meest toekomstbestendige. Bij deze optie mag de sector in Nederland blijven groeien, maar binnen een nieuw kader van regels die zijn vastgelegd in de reconstructiewet (invoering 2002). Deze wet zorgt ervoor dat Nederland in verschillende zones wordt ingedeeld. Aan de ene kant zijn er landbouwontwikkelingsgebieden waar de sector mag groeien – inclusief megastallen en varkensflats - en extensiveringgebieden waar de intensieve veehouderij juist wordt geweerd. Deze extensiveringgebieden fungeren als bufferzones bij het uitbreken van een nieuwe varkenspest (of andere ziekte) zodat een snelle verspreiding ervan beperkt kan worden. In essentie lost ook deze oplossingsrichting de problemen niet op. Deze herstructurering past nog steeds binnen het intensieve model, waarvan de economische, ecologische en sociale grenzen bereikt zijn. We moeten naar een ander model waarbij onze landbouw veel nauwer aansluit bij bestaande ecosystemen. Permacultuur Echte herstructurering begint bij het sluiten van de productieketen, een voorstel dat ik al in 2007 lanceerde. Gesloten productie betekent een bedrijf waar het fokken van biggen, het afmesten van varkens, het slachten, het verwerken van mest en het verbouwen van het veevoer gebundeld worden. De gedachte achter de gesloten productieketen heeft parallellen met de denkbeelden binnen de biologische landbouw en permacultuur. Permacultuur is een begrip dat in de jaren '70 van de vorige eeuw in Australië is ontwikkeld om oplossingen te vinden voor een groot aantal problemen die de industriële monocultuur landbouw met zich meebrengt. Centraal staat hierbij het nabouwen van een functioneel ecosysteem. Naast het sluiten van de keten van vleesproductie is ook het mengen met andere productieketens belangrijk binnen het gedachtegoed van permacultuur. Zo boots je de natuur na en profiteer je van natuurlijke mechanismen om bijvoorbeeld dierziektes te voorkomen of bijvoorbeeld energie-uitwisseling mogelijk te maken. Door voor onze voedselproductie meer uit te gaan van in de natuur bestaande ecosystemen, zoals binnen de permacultuur wordt gedaan, kan de veerkracht enorm toenemen. Ik zie daarin een toekomst waar varkens weer buiten rondlopen en onderdeel worden van de gehele kringloop van de menselijke voedselproductie en -consumptie. Afsluiting Het daadwerkelijk omvormen van de huidige intensieve veehouderij naar landbouw die bouwt op de principes van permacultuur is ingewikkeld. Er zijn tal van regelingen nodig die het boeren mogelijk maakt om over te stappen. De politiek zal een duidelijke keuze moeten maken. Niet alleen als het gaat om productie, maar ook als het gaat om consumptie. Het antwoord dat de consument niet meer wil betalen voor zijn varkenshaas kan niet langer een excuus zijn voor het nemen van maatregelen. Gecombineerd met het geven van voorlichting over vleesproductie, is bijvoorbeeld een vleestax een stap in de goede richting.   Meta Berghauser Pont is architect en urbanist.   Referenties Berghauser Pont, M.Y. een agrarische strategie; varkenscomplex in de Randstad, afstudeerproject, 1997, Technische Universiteit Delft. Heinberg, R. (2007). Peak Everything. Waking up to the Century of Decline in Earth’s Resources. Clearview Books, Canada.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 5 2011: De politiek van het eten en is te vinden bij het onderwerp duurzaamheid.