De sociaal-liberale wereld van… Jan Paternotte

Lees hier het pdf van dit artikel.

"Ontplooiing ongeacht waar je wieg staat"

In de politiek van vandaag de dag is weinig ruimte voor meer dan een pakkende oneliner. Achter het snelle idee gaat (hopelijk) echter een hele gedachtewereld schuil. Uitgangspunten, waarden, en wensen over de wereld die de politicus voor zich ziet. Sjoerdje van Heerden spreekt namens de Idee vier D66-politici, actief op verschillende politieke niveaus – Europees, nationaal, regionaal en lokaal – over hun sociaal-liberale mens- en wereldbeeld. De derde politicus in deze reeks: D66-fractievoorzitter van Amsterdam, Jan Paternotte. Door Sjoerdje van Heerden Het is een prachtige zomerse namiddag als ik me meld bij de portier van het stadhuis van Amsterdam. Sinds 2006 is Jan Paternotte (1984) hier voor D66 lid van de gemeenteraad, eerst als duo-raadslid, vanaf 2011 als fractievoorzitter. Een greep uit zijn cv: Paternotte studeerde internationale betrekkingen, liep stage bij rtl nieuws in New York, was beleidsadviseur van europarlementariër Marietje Schaake en voerde campagne voor Barack Obama. In 2010 werd hij uitgeroepen tot ‘raadslid van het jaar’ en momenteel is D66 onder zijn leiding met 14 zetels de grootste partij van Amsterdam. Ik word verwelkomd met een blikje Spa Rood en de vrolijke mededeling dat zijn dag tot nu toe bijzonder productief is geweest. Om meteen maar met de deur in huis te vallen: wat versta jij onder het sociaal-liberalisme? ‘Sociaal-liberalisme betekent voor mij dat je streeft naar een samenleving waar iedereen zich optimaal kan ontplooien ongeacht waar je wieg staat. Dus continu bezig zijn met het bevorderen van betere en gelijke kansen voor iedereen.’ Dat is een korte omschrijving… ‘Je kunt hier natuurlijk heel veel dingen onder scharen, maar dit is de kern voor mij. Een liberaal streeft naar zo min mogelijk overheidsbemoeienis en een socialist streeft naar een grote rol van overheid als de grote gelijkmaker. Een sociaal-liberaal gelooft niet in die grote gelijkmaker, maar stelt dat de overheid een hele duidelijke taak heeft, namelijk om mensen vrijheid te bieden. Een sociaal-liberaal stelt ook dat voor die vrijheid ontplooiing nodig is, en dat het niet vanzelfsprekend is dat iedereen zich gaat ontplooien, dus dat je daar soms een duwtje bij moet geven.’ Wat voor vrijheden moet de overheid volgens jou garanderen en wanneer moet er worden ingegrepen? ‘Ik vind om te beginnen negatieve vrijheden allemaal ontzettend belangrijk. Die worden gecreëerd doordat de overheid je met rust laat. Dus de vrijheid van meningsuiting, en de vrijheid van vergadering moeten zo ruim mogelijk zijn. Dit idee is de basis van het liberalisme. Positieve vrijheden worden gecreëerd door actief handelen van de overheid. Zoals het recht op goed onderwijs. Deze vrijheden worden niet door iedere liberaal gezien als belangrijk. De redenering van een zuivere vvd’er is dat iedereen zichzelf wel kan redden; als je minder kansen hebt gekregen bij je geboorte dan los je dat later in het leven zelf maar op. Zo extreem zegt natuurlijk geen enkele vvd’er het, maar er zijn een hoop liberalen die het prima vinden dat er privaatonderwijs is, waar de kwaliteit alles te maken heeft met een ouderbijdrage van €10.000 per jaar. Sociaal-liberalen vinden juist dat de overheid de taak heeft om ervoor te zorgen dat er goed publiek onderwijs bestaat, voor iedereen toegankelijk.’ Bestaat er spanning tussen het hebben van een onderwijsplicht en het recht op zelfbeschikking? ‘Volgens mij is er geen discussie dat D66’ers ontplooiing zien als iets wat tot volle wasdom komt als je volwassen bent en dat de leerplicht dus iets heel logisch is. Je kunt ook zeggen dat een baby met rust gelaten moet worden door zijn ouders omdat hij het recht heeft om zelf te bepalen waar hij naar toe wil.’ Voel je wel spanning op andere punten? ‘Mensen kunnen verslaafd raken aan drugs en moeten dan tegen zichzelf worden beschermd. Dat soort dilemma’s zijn voor ons veel lastiger. Ik denk dat als het duidelijk is dat mensen zichzelf kapotmaken, dat je dan moet ingrijpen en dat daar een taak voor de overheid ligt.’ In een eerder interview gaf je aan het prettig te vinden dat de VVD en SP pragmatische partijen zijn waardoor jullie gezamenlijk aan een nieuwe stad kunnen bouwen zonder heilige huisjes. Waarom noem je specifiek deze partijen pragmatisch en de PvdA bijvoorbeeld niet? ‘De laatste acht jaar hebben GroenLinks en de PvdA samen echt de as van het stadbestuur gevormd en de laatste 68 jaar heeft de PvdA zonder onderbreking de leiding gehad in de stad. Dan kun je van die partij niet verwachten dat ze openstaan voor nieuwe ideeën. Ze zijn zo trots op alles wat ze de afgelopen 68 jaar gedaan hebben, en willen dat het liefst precies op die manier voortzetten.’ Gebrek aan pragmatisme hangt dus samen met vastgeroeste macht? ‘Pragmatisme is hier inderdaad situationeel. Het is voor de democratie ook goed om af en toe dingen opnieuw te bekijken. Dat zei Van Mierlo eigenlijk ook toen hij voorstelde dat we het bestel op een gegeven moment weer moeten opblazen. Als ik tientallen jaren op dezelfde plek zou blijven, zou ik vermoedelijk ook een stuk conservatiever worden.’ Pragmatisme lijkt van alle partijen nog altijd het sterkst verbonden aan D66. Waarom passen het sociaal-liberalisme en pragmatisme zo goed bij elkaar? ‘Om te beginnen denk ik dat sociaal-liberalisme en pragmatisme twee onafhankelijke zaken zijn, want pragmatisme is waardenvrij. Pragmatisme komt misschien eerder voort uit het feit dat wij niet een grote ideologische strijd hebben gevoerd zoals de communisten, socialisten en christen-democraten die ten tijde van de verzuiling de maatschappij tot in de huiskamer precies zo wilden inrichten zoals zij dat goed vonden. D66 vindt veel meer dat mensen dat zelf mogen bepalen. Sgp’ers vinden bijvoorbeeld dat D66’ers naar hun wetten moeten leven, terwijl wij hen gunnen dat zij leven zoals zij willen leven in onze staat. Gegeven dat ze vrouwen gelijk moeten behandelen natuurlijk. Ook is D66 nooit heel lang achter elkaar de bestuurspartij geweest. We hebben regelmatig in de oppositie gezeten en dat helpt om opnieuw te bedenken wat je wilt bereiken en op welke manier.’ Zo bekeken vormt pragmatisme bijna een voorwaarde voor een gezonde democratie. Maar er is ook kritiek, bijvoorbeeld dat je als pragmatische partij geen visie hebt en met alle winden meedraait. ‘Dat een pragmatische partij nergens voor staat is natuurlijk totale onzin. Als er één partij is die duidelijk heeft gemaakt waar ze voor staat is het D66. Zo waren we de eersten die pleitten voor een verhoging van de aow-leeftijd, tien jaar terug nog een absoluut taboe. Wij durven te laten zien dat we daar voor staan en de rest volgt. Voor de hypotheekrenteaftrek geldt hetzelfde, evenals het homohuwelijk, de euthanasiewetgeving, de verruiming van de winkeltijden. Staat het pragmatisme de sociaal-liberale idealen dan nooit in de weg? ‘Ik denk dat het pragmatisme een stok is voor politieke tegenstanders om je mee te slaan. Althans, dat proberen ze. Toen ik laatst bij de Algemene Beschouwingen zei dat we moeten korten op subsidies zodat we kunnen investeren in onderwijs en armoedebeleid, werd ik daar meteen op aangepakt met het argument dat die twee zaken niets met elkaar te maken hebben. Maar voor mij is dit juist hartstikke logisch: je verschuift geld, want je vindt het één belangrijker dan het andere. De ideologie die hier achter zit is voor ons vanzelfsprekend, maar daar had ik mijn tegenstanders in moeten meenemen: wij vinden dat geld niet moet gaan naar instellingen en overheid, maar direct naar de mensen zelf. Wij vertrouwen erop dat scholen het geld verstandig besteden. Op dat moment vertelde ik alleen de pragmatische kant van de zaak en dat doen veel D66’ers. We redeneren vaak wat rationeel omdat het voor ons heel vanzelfsprekend is waarom je iets wilt. Vervolgens kan je het verwijt krijgen dat je een boekhoudersmentaliteit hebt en gespeend bent van idealen, maar dat is flauwekul. We moeten alleen elke keer mensen meenemen in onze idealen.’ Als er geen politieke hordes zouden bestaan die je rationeel moet benaderen, welke idealen wil jij dan voor Amsterdam verwezenlijkt zien? ‘Ik zou willen dat er geen enkel vooroordeel meer een rol speelt bij de toekomst voor kinderen. Dat het niet uitmaakt of je uit een Marokkaans-Nederlands gezin of uit een advocatenfamilie komt. Je ziet die vooroordelen nu nog best vaak, bijvoorbeeld bij tweetalig onderwijs. Het Nederlands is een kleine taal, dus als je een wereldtaal beheerst geeft dat je ontzettend veel mogelijkheden Toen ik voorstelde dat we in Amsterdam meer van dit soort onderwijs moeten mogelijk maken, werd er gezegd: er zijn zoveel kinderen die thuis al Turks of Marokkaans spreken, die moet je niet ook nog vermoeien met Engels. Maar talloze onderzoeken laten juist zien dat het leren van een tweede taal het taalgevoel versterkt. Leerlingen die kampenmet een taalachterstand presteren er juist beter door. Ook als er thuis geen Nederlands wordt gesproken. En toch wordt er dan gedacht: voor die kinderen is dat niet nodig, voor hen hoeft dat niet. Voor het besturen van een taxi of werken in de horeca heb je namelijk niet veel meer nodig dan wat steenkolenengels. Mijn stelling is: als we ieder kind de kans geven om er in ieder geval uit te halen wat er in zit, dan zijn we goed bezig.’ In deze kwestie klinkt het wat vaker gehoorde verwijt door dat D66 alleen de bovenlaag van de samenleving vertegenwoordigt; hoe verhoud jij je daartoe? ‘Ik kan niet zeggen dat ik mezelf in het leven aan mijn schoenveters heb moeten optrekken, zoals de Amerikanen dat graag zeggen, maar je wordt natuurlijk wel gevormd door je achtergrond. Mijn ouders begonnen bijvoorbeeld wel op een heel klein flatje en mijn broer is geboren met een leer- en gedragsstoornis waardoor hij naar het speciaal onderwijs ging. Dat doet wel wat met een gezin. Hij kon erg moeilijk leren, en werd nog beperkt doordat hij slechthorend was en epilepsie heeft. Terwijl ik op de basisschool nooit huiswerk deed, zat hij avonden lang te oefenen op plantennamen om een diploma te kunnen krijgen van de tuinbouwschool. Inmiddels heeft hij via de sociale werkvoorziening een baan. Daar hebben mijn ouders, en vooral ook mijn moeder, keihard aan gewerkt. Mijn moeder heeft zelf nooit gestudeerd, maar ze is met verschillende hoogleraren gaan praten en ontdekte dat er allerlei kennis bestond waar ouders veel aan zouden hebben. Vervolgens is zij daarover toegankelijke boeken gaan schrijven. Mijn moeder heeft daar vele ouders, die ook een kind hebben zoals mijn broer, mee geholpen. Daarnaast vonden mijn ouders dat iedereen in het gezin zodra hij 15 was meteen bij de supermarkt moest gaan werken. Ik heb in een supermarkt in Overvecht gewerkt met eigenlijk alleen maar Turkse en Marokkaanse leeftijdsgenoten die me allerlei verhalen vertelden over wat ze thuis meemaakten. Dus voldoe ik aan het stereotype? Dat kan je altijd beweren, maar je kan net zo goed zeggen dat ik onzekerheden heb meegemaakt. Ik denk dat dat voor veel D66’ers geldt.’ Vind je daarmee de kritiek dat D66 een hoogopgeleide club is onterecht? ‘De Nederlandse politiek is gewoon hoog opgeleid. Ook als ik hier naar de sp-fractie kijk, dan zit er geen mbo’er tussen. De Tweede Kamer is een grote bende doctorandussen. De volksvertegenwoordiging is wat dat betreft geen volksvertegenwoordiging. Tegenwoordig geldt voor bijna elke partij dat hun vertegenwoordigers hoogopgeleid zijn en dat komt omdat zij niet meer een afspiegeling zijn van een zuil, maar van een gedachtegoed.’ Is dat een probleem? ‘Of het een probleem is, hangt naar mijn idee volledig af van hoe volksvertegenwoordigers hun werk doen. Ik zie het wel als een probleem dat mensen in Den Haag in een soort bubbel leven waar ze heel erg met elkaar bezig zijn. Daardoor is het veel lastiger om goed te weten wat er speelt en waar je eigenlijk over besluit. Maar ook hoe dat uitpakt voor de mensen thuis. Dat is zo mooi aan de gemeentepolitiek. De ene dag spreek ik met een vluchteling uit Syrië, de andere dag met leerlingen van de Flevoparkschool of ondernemers op de Wallen en de volgende dag kan ik de vragen of problemen waar ze tegenaan lopen met de raad en onze burgemeester bespreken.’ Niettemin wordt D66, met name in Amsterdam, bij uitstek een yuppenpartij genoemd, wat vind je daarvan? ‘Yuppen stemmen misschien vaak D66 of GroenLinks, dat zal vast, maar dit is natuurlijk vooral een etiket dat een andere partij op je wil plakken om daarmee te zeggen dat D66 de stad niet kan vertegenwoordigen. Maar dat is onzin, we zijn de tweede partij in Amsterdam Noord en in Nieuw West. Het is dus voornamelijk beeldvorming. En bovendien: wie is de yup? Er bestaat helemaal geen bestand van yuppen. Ik was laatst bij PowNews en de eerste vraag was of ik een bakfiets had. Dat is natuurlijk bij uitstek in stereotypen denken.’ En, heb je een bakfiets? [Er verschijnt een kwajongensachtige grijns op zijn gezicht] ‘Nee, maar het lijkt me wel ideaal, want je kunt daar heel makkelijk tassen met sushi in vervoeren, plus zo’n houdertje voor mijn latte macchiato natuurlijk.’  

Sjoerdje van Heerden is politicoloog en publicist. Ze is gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in immigratie- en integratievraagstukken, politieke communicatie, partijcompetitie en radicaal rechts populistische partijen.

Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.

- -

Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2015: Een veranderende wereld, en is te vinden bij de onderwerpen interviews en politici.