De sociaal-liberale straatlantaarn

Lees hier het pdf van dit artikel. ‘ Het gaat er niet om of een lantaarnpaal liberaal of sociaal-democratisch is. Het gaat erom dat hij het doet.’ Zo luidt een onbekende uitspraak van Alexander Pechtold. Het is een treffende illustratie van de hoge mate waarin de lokale politiek gedomineerd lijkt te worden door pragmatische afwegingen. Lijkt, want ook in een dossier als openbare verlichting spelen wel degelijk ‘gedachtegoedelijke’ dilemma’s. Helaas blijven deze vaak onderbelicht. Haags gemeenteraadslid Joost Sneller zet hier de sociaal-liberale schijnwerper op. Door Joost Sneller Laten we maar eens beginnen bij simpel onder­houd. Ervoor zorgen dat alle straatlantaarns ‘gewoon’ branden, vergt forse investeringen in onderhoud en vervanging. Elk jaar weer. De lampen die de openbare ruimte verlichten zijn slechts het topje van de ijsberg. Zonder armatu­ren, masten, voedingskasten en ondergrondse kabels zouden onze straten donker blijven. Ter gedachtebepaling: in de gemeente Den Haag ligt ongeveer 1700 kilometer kabel – even lang als de weg naar Rome – voor 60.600 lampen. Hoewel geen enkele politieke partij betwist dat openbare verlichting een kerntaak is van de lokale over­heid, verschillen de meningen nogal over hoeveel prioriteit het heeft. In Den Haag heeft openbare verlichting ogenschijnlijk weinig prioriteit: het benodigde onderhoudsbudget schiet structureel tekort en een vervangingsbudget blijkt geheel te ontbreken. Dat dit tot problemen leidt, is onver­mijdelijk. In 2010 waren er 8200 meldingen van uitgevallen straatverlichting. Populistische partijen maar ook socialisti­sche politici die Keynes’ fameuze uitspraak ‘op de lange termijn zijn we allemaal dood’ iets te enthousiast omarmen, hebben nogal eens de neiging zich uitsluitend op de dag van vandaag te richten. Na ons de zondvloed. Het is daarentegen juist erg ‘des D66’ om consequent aandacht te vragen voor de toekomstbestendigheid van beleid en de houdbaarheid van een begroting. Ingrid van Engelshoven noemde ons in haar afscheidsspeech als partijvoorzitter dan ook – vrij naar Terlouw – terecht de ‘partij van de toekomstbewakers’. Wij zouden dan ook moeten zorgen dat we een vol­gende keer ‘donkere straten’ (of erger) voorkomen in plaats van gedwongen worden die te repareren. De D66-richtingwijzer ‘Streef naar een duurzame en harmonieuze samenleving’ stippelt een soci­aal-liberale koers uit bij een andere ideologische kwestie rondom de straatlantaarn: de keuze om over te schakelen op duurzame LED-verlichting. Technologische vooruitgang loopt als een rode draad door de geschiedenis van de openbare verlichting. Van kaarsen die in 1570 voor verlich­ting zorgden via de olielamp (na 1673) en gaslamp (na 1780) tot de elektrische lamp sinds begin 20e eeuw. En nu dus de LED-lamp. De innovatieve LED-lamp gebruikt in sommige gevallen tot 81% minder energie dan traditionele natriumlampen. En is in alle gevallen veel zuiniger en duurzamer. Deze energiezuinige lampen zijn overigens niet alleen goed voor milieu en klimaat. De relatief hoge investering verdient zich namelijk redelijk snel terug. In een gemiddelde gemeente is de openbare verlichting verantwoordelijk voor circa 60% van het gemeentelijke energieverbruik, aldus de Taskforce Verlichting in haar eindrapport een paar jaar geleden. Door stijgende energieprijzen wordt de investering steeds sneller rendabel. Bovendien dalen de kosten van led’s naarmate de technologie volwassen wordt en het marktseg­ment ervan groter. Kortom, een goed voorbeeld van hoe economische en ecologische belan­gen samen kunnen gaan: een echo van Wijers’ econologie. De economische crisis heeft nog een andere interessante dimensie toegevoegd aan het lan­taarnpaaldossier. De bezuinigingen als gevolg van de crisis dwingen gemeenten om nauwkeurig te kijken welke taken ze kunnen afstoten. Zo wer­den in het buitengebied van de gemeente Buren de lantaarnpalen weggehaald. Bewoners van het buitengebied konden echter wel de lantaarnpaal voor hun huis van de gemeente huren of overne­men. Deze vorm van privatisering van openbare verlichting gaat menig sociaal-liberaal toch te ver, vermoed ik. De overkoepelende ideologische vraag is welke rol de overheid precies moet spelen bij het verzorgen van ‘openbare verlichting’. Moet de overheid de regie voeren? Moet zij aanleg en onderhoud ook zelf ter hand nemen? Wat kan aan de markt worden overgelaten – al dan niet via het zogenoemde ‘functioneel aanbesteden’? Een in­teressante casus voor de handvatten uit het essay ‘Ordening op Orde’ van de Mr. Hans van Mierlo Stichting. LED-verlichting biedt verder ook een goede gele­genheid om invulling te geven aan een klassieke D66-prioriteit: bewonersparticipatie. LED-licht is ‘slim licht’. Deze lampen kunnen niet alleen aan of uit, maar kunnen ook dimmen of andere kleuren licht geven. Bijvoorbeeld handig bij natuurge­bieden of ‘s nachts als er niemand op straat is. In Newcastle hebben bewoners zeggenschap gekre­gen als dimmen tot onwenselijke situaties leidt. Of denk aan een meldpunt voor lichthinder van lantaarnpalen: die worden dan vervangen door een lamp die beter af te stemmen is op de lokale situatie. Diversiteit is overigens wel duur. Toch begrijp ik de keuze wel om in bepaalde Haagse wijken met beschermd stadsgezicht de stadsil­luminatie te verzorgen met de chique – naar de beroemde architect genoemde – Berlagemast. En ook de bijzondere aanlichting van monumentale gebouwen of bomen die hierdoor beter tot hun recht komen. Elitaire hobby’s? Of: de openbare ruimte is van iedereen en daar moet de overheid als hoeder van het algemeen belang goed voor zorgen? Tot slot is de veiligheidsdimensie vanuit ideolo­gisch perspectief boeiend. Het Centrum voor Cri­minaliteitspreventie en Veiligheid concludeerde een aantal jaren geleden: ‘Straatverlichting staat niet bekend als maatregel waarmee gemeentebe­sturen hun daadkracht op veiligheidsgebied kun­nen tonen. Op basis van bestaand onderzoek kan echter niet geconcludeerd worden dat cameratoe­zicht effectiever is dan straat verlichting.’ Deze conclusie past bij een sociaal-liberaal perspectief op veiligheid waarbij wat goed werkt voorop staat, en niet of het stoer klinkt. Bovendien kent goede straatverlichting geen privacybezwaren of risico’s op juridische fouten. Ook hier helpt innovatie. Mensen voelen zich veiliger bij wit LED-licht dan bij het diepgeel van ouderwetse na­triumlampen. En in sommige stadscentra – zoals die van Den Bosch en Tilburg – kunnen politie­agenten met hun mobiele telefoon extra lampen aanzetten als daar aanleiding toe is. Een lantaarnpaal is dus niet gewoon een lantaarn­paal. Er gaat een hele wereld achter schuil. Een wereld vol afwegingen die een politicus dwingt zich af te vragen wat hij echt belangrijk vindt. Maar wat is nu een sociaal-liberale straatlan­taarn? Die doet het vandaag én morgen. Staat precies op de goede plek en past in de omgeving. Geeft genoeg licht maar niet teveel. Gebruikt geen kilowattuur meer dan nodig. En is in ieder geval het resultaat van doordachte en bewuste keuzes.   Joost Sneller is D66-gemeenteraadslid in Den Haag.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2013: Sociaal-liberalisme in de lokale politiek, en is te vinden bij het onderwerp lokale en regionale politiek