De schuldencrisis: een Grieke tragedie?

Lees hier het pdf van dit artikel. Aan de huidige economische malaise ligt een intellectuele en culturele malaise ten grondslag. Het is een crisis van morele en intellectuele stilstand, vindt historicus Philipp Blom: ‘We bevinden ons in een overgangsfase, maar lijken ons niet langer voort te bewegen.’ Door Philipp Blom De term ‘crisis’ vindt zijn oorsprong in de Griekse tragedie. De crisis is het moment vlak voordat de catastrofe zich aandient, die op haar beurt zal plaatsmaken voor de zuiverende catharsis. De reden voor het ontvouwen van deze tragedie is de fatale koppigheid, waarmee men zich al dan niet bewust in het noodlot stort. De held of heldin is simpelweg niet in staat te doen wat noodzakelijk is en koerst vastberaden af op zijn of haar eigen vernietiging. Hoe verleidelijk het vandaag de dag ook is, we mogen het de Grieken echter niet aanrekenen dat crisis doorgaans leidt tot catastrofe. Integendeel: tragedies laten duidelijk zien dat catastrofes juist ontstaan door onze eigen koppigheid en kortzichtigheid. De totale ondergang kan vermeden worden, als reflectie en zelfkennis zich maar op tijd aandienen om ons van het fatale pad te brengen. De huidige schuldencrisis confronteert ons met de grenzen van onze expansiedrift. Die grenzen worden op dramatische wijze zichtbaar in het milieu; in onze samenlevingen, waar verzorgingsstaten zuchten onder demografische veranderingen; en in de constante groei van de wereldbevolking, waarmee ook risico’s van oorlog en hongersnood gepaard gaan. Het is ook zichtbaar in onze economieën: zelfs de meest koppige economen beginnen te beseffen dat eindeloze groei een illusie is. Iedere markt stuit immers ooit op een punt van verzadiging en niet iedereen op deze planeet streeft ernaar om het gehaaste en stressvolle leven te leiden van de eindeloos materialistische westerse middenklasse. Het is gevaarlijk om de tekorten van nu steeds opnieuw te financieren vanuit de verwachting dat de wereldeconomie in de toekomst zal blijven groeien, terwijl de verzadiging en de concurrentie juist almaar toenemen. De vraag is: kunnen we de weg van de klassieke tragedie niet afsnijden en van crisis direct naar catharsis gaan? Blijven we koppig voortgaan op |de huidige weg of hebben we het inzicht en de democratische wil om de veranderingen te brengen die vereist zijn voor een duurzame toekomst? De erosie van de democratie Onze samenlevingen zijn tot op zekere hoogte geen democratieën meer, maar in de eerste plaats economieën wiens gekozen vertegenwoordigers op hoofdlijnen de wil uitvoeren van een ongekozen bedrijfselite – alleen op details kunnen ze afwijken van deze koers. Samenlevingen worden beschouwd als ondernemingen, met als voornaamste streven niet sociale rechtvaardigheid, solidariteit of gelijke kansen, maar winstgevendheid. Binnen deze logica zijn burgers consumenten, die alleen nog vrij zijn in hun keuze uit 23 verschillende merken magere melk of hun voorkeur voor de nieuwste lentemode. Burgerschap en rechten zijn afhankelijk geworden van inkomen en kredietwaardigheid (de befaamde vraag: ‘wat is hij waard?’), terwijl de wezenlijke beslissingen over onze samenleving buiten ons gezichtveld worden genomen. De rijken worden rijker en elke dag groeit het aantal mensen dat aan de zijlijn staat; steeds meedogenlozer worden ze buitengesloten. Daartussen bevindt zich een krimpende middenklasse, die steeds harder werkt, steeds meer belasting betaalt en die dezelfde onzekerheden heeft geaccepteerd die ooit golden voor de banen van de arbeidersklasse. Het merendeel van de kiezers voelt zich van alle kanten belaagd en kijkt steeds angstiger naar een toekomst met louter negatieve vooruitzichten. Onze wens is een eindeloze voortzetting van het heden; een feestmaal zonder afloop. Europa is nerveus en conservatief geworden, zeker aan de linkerzijde van het politieke spectrum. De grootste politieke twistpunten gaan over bestaande privileges. We klampen ons eraan vast en voeren een achterhoedegevecht om ze te bewaren. Nooit eerder was ‘No Future’ geen uiting van woede, maar van hoop. Onze hedendaagse gelukzaligheid hebben we gefinancierd ten koste van een duurzame toekomst. Daarbij hebben we een grootse vindingrijkheid aan de dag gelegd om onszelf voor de gek te houden en hebben we veel van de waarborgen overboord gegooid die in het leven zijn geroepen na de eerste economische crisis waarin het kapitaal de politiek overvleugelde, in 1929. Terwijl we toekeken hoe de steunpilaren van onze samenleving vernield werden, was er slechts mondjesmaat en broos protest vanuit de samenleving te horen. De crisis van de westerse geïndustrialiseerde wereld toont hoe versteend het beeld is dat we van onszelf hebben gevormd. Aan de economische malaise ligt een intellectuele en culturele malaise ten grondslag. Het is de crisis van samenlevingen wiens burgers de wil om zichzelf te regeren lijken te hebben verloren, zolang zij worden vermaakt en overladen met consumptiegoederen. Het is een crisis van morele en intellectuele stilstand. Schulden en schuldenlast Het gebrek aan balans in onze samenlevingen wijst op een cruciaal cultureel aspect van de schuldencrisis: de altijd veranderende verbondenheid die individuen voelen ten opzichte van hun samenleving. Die verbondenheid kan het best uitgedrukt worden in termen van morele schulden en verplichtingen. Wie ben ik iets verschuldigd? Wie is mij iets verschuldigd? Zijn individuen iets verschuldigd aan de samenleving en andersom? Wie bepaalt wat een schuld is en hoe deze vereffend kan worden? De morele vorm van schuld is het gevolg van een daad die niet vergeven is of waar niet voor geboet is met een offer. De Griekse term ‘tragedie’ (letterlijk vertaald ‘bokkenlied’) vindt vermoedelijk zijn oorsprong in een ritueel waarbij een geit aan de goden werd geofferd ter boetedoening en als smeekbede van het koor – vergelijkbaar met het doden van de zondebok in het oude Israël. Een offer is nodig om de goden tevreden te stemmen en de harmonie te herstellen. In de oudheid kon schuld worden weggewassen met bloed, met een gelijkwaardige betaling of een daad van rechtvaardigheid. Het christendom veronderstelt dat God zelf de ultieme prijs in bloed heeft betaald voor de zonden van Zijn schepsels, en zo de cyclus van schuld en offer heeft beëindigd om plaats te maken voor verlossing. Vanaf dat moment werd schuld in feite een privézaak. Het werd de erfzonde, de persoonlijke erfenis van iedere ziel, die enkel door een beslissing van God hiervan verlost kon worden. Het kapitalisme zette dit mechanisme op losse schroeven door moraliteit buiten beschouwing te laten. Schuld en verplichting werden verbonden aan economische waarde: de financiële schuld. Wat wij nu aan anderen verschuldigd zijn, is volledig uit te drukken in bedragen en kan worden vereffend met neutrale valuta. Contracten, niet morele overwegingen, binden de schuldeiser aan de schuldenaar. Een van de gevolgen van deze verandering is dat de sociale samenhang in veel samenlevingen is aangetast, omdat een gevoel van gedeelde waarden plaats moest maken voor de veronderstelde objectiviteit van de munt. Deze beweging van het morele naar het louter financiële domein heeft wezenlijke gevolgen gehad voor onze eigen morele economie. In de plaats van wederzijdse verplichtingen ontstond een morele leegte, die gemeenschappen uiteen liet vallen en individuen kwetsbaar maakte, onder druk zette en liet worstelen om bij te blijven. Monetaire schuld is niet het soort schuld dat gemeenschappen kan smeden en nieuwe perspectieven kan openen. Het creëert gemeenschappen van angst. Leven in tijden van verandering Een belangrijke factor in de psychologische crisis van onze samenleving is dat we ons bevinden in een overgangsfase, maar dat we ons niet langer lijken voort te bewegen. De historische cyclus die nu bijna ten einde komt begon in 1789, toen een natie haar goddelijke monarch onttroonde en onthoofde. Deze natie verklaarde dat ze niets verplicht was aan een koning of schepper, maar dat de burgers alleen verplichtingen hebben aan elkaar; de schuld was een wederzijdse verplichting van fraternité. De golven van Verlichting, secularisatie en democratisering hebben het mentale landschap van het Westen veranderd. Het concept van mensenrechten zou niet voor te stellen zijn zonder deze invloeden, zoals zij voorheen ook onvoorstelbaar waren voor de meeste mensen. Onze individualistische, schijnbaar democratische, mediacratische samenlevingen zijn de kinderen van deze revolutie. De tragedie van revolutionairen is hun overtuiging dat zij in staat zijn de mensheid opnieuw uit te vinden, als de omstandigheden maar gunstig zijn. Talloze miljoenen mensen zijn geofferd op het altaar van deze idée fixe, maar de mensheid blijft hardnekkig vasthouden aan zijn eigen aard (‘het kromme hout, waaruit de mens gemaakt is’, stelde Immanuel Kant al vast). De revolutie vernietigde de oude orde, gestoeld op een individuele schuld tegenover een goddelijke koning, een goddelijke orde en goddelijke voorzienigheid. Ze slaagde er echter niet in, wellicht uit noodzaak, om deze leegte te vullen met een ander, beter passend en samenbindend verhaal. De twintigste eeuw vulde de ontstane leegte met de grote ideologieën, en het verloop van die eeuw is grotendeels de geschiedenis van deze botsende Waarheden en hun uiteindelijke catastrofale ondergang. Maar zelfs na dit bloedvergieten bleven mensen volharden in het kijken naar de wereld met een blik die in essentie religieus is. De zoektocht ging door, naar het Grote Antwoord, de definitieve verklaring, een universele en onveranderlijke Wet, een Onbewogen Beweger. De perfecte markt Toen de mensheid er niet in slaagde nieuwe betekenis te vinden in religie en ideologie, wendde de wereld zich na de (koude) oorlog tot een andere bron van zingeving die universeel, noodzakelijk en onveranderlijk leek te zijn: de markt. Het idee van een perfect zelfregulerend systeem dat hard werken en ondernemingslust vanzelf beloont – zolang het maar niet wordt belemmerd – heeft een duidelijk theologisch karakter. De op het oog ideologievrije wijze van functioneren maakte het zeer aantrekkelijk voor hen die zoeken naar ‘De Waarheid’. Velen in het Westen lieten zich verleiden door de aantrekkingskracht van een universeel geloof dat een vrije wereldmarkt het einde van de geschiedenis zou inluiden. Nu collectieve blindheid, hebzucht en laksheid ons tot de rand van de afgrond hebben gebracht, lijken we plots te beseffen dat we het zelf lieten gebeuren. We stonden toe dat monetaire schulden – die in de plaats kwamen van de morele verplichtingen die ooit sociaal bindmiddel waren – de fundamenten van onze samenleving ondermijnden. In een wereld verdeeld in winnaars en verliezers is geen plaats voor empathie, solidariteit en respect. Vinden we de intelligentie, de verbeeldingskracht en de morele daadkracht om een noodlottige ontknoping van deze tragedie af te wenden? Gezien het feit dat de huidige crisis zich niet ondanks, maar juist dankzij de vrede en voorspoed in het Westen aandiende, is er weinig reden voor optimisme over ons collectieve vermogen om niet koppig te zijn en de juiste conclusies te trekken. Meer dan ooit is democratie verworden tot een restaurant waarin een geweldige show wordt opgevoerd, terwijl niemand mag zien wat er werkelijk in de keuken bekokstoofd wordt. Er zal geen verandering zijn zolang de gasten, die gevoed worden tegen een prijs die zij zich nauwelijks kunnen veroorloven, opstaan van hun tafels en zich beginnen af te vragen wie de winsten maakt en wie het werk doet.   Philipp Blom is historicus, romanschrijver, vertaler en journalist. Op 8 december 2011 sprak hij de Marchantlezing uit met als titel ‘De paradox van rede en instinct’. Zie ook het artikel “Philipp Blom: Verlicht romanticus” van Daniel Boomsma verderop in dit nummer. Vertaling Mark Dyson   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2012: Crisis, en is te vinden bij de onderwerpen kapitalisme en economie.