De liberale aard van de gewortelde kosmopoliet

Lees hier het pdf van dit artikel. In de ogen van een liberaal heeft iedereen het recht op een eigen invulling van het goede leven. Iedereen ontwikkelt vervolgens zijn of haar eigen persoonlijke identiteit. Maar hebben liberalen hiermee niets meer te zeggen over de spanningen zoals die nu bijvoorbeeld in Nederland zijn ontstaan tussen verschillende groepen en ‘identiteiten’? De Ghanees-Amerikaanse filosoof Kwame Anthony Appiah meent van wel. De ware liberaal is een ‘geworteld kosmopoliet’ die erkent dat iedereen de vrijheid om te leven op een eigen manier invult, en dat zij het ook verkeerd kan hebben. Zonder radicaal al haar principes overboord te zetten.   Door Kwame Anthony Appiah Het liberalisme is een traditie met vele wortels. Eén daarvan is het milde humanisme van Montaigne, die zowel wreedheid als dogmatisme verwierp en daar zelfs een beetje mee spotte. Zoals hij ooit schreef: ‘Uiteindelijk is het een nogal hoge prijs om te betalen voor je overtuigingen als je er een man levend voor roostert’. Een tweede wortel is de overtuiging dat mensen het beste af zijn als ze hun eigen leven kunnen inrichten. Dat is het liberalisme van Wilhelm von Humboldt en zijn leerling John Stuart Mill. ‘Als een persoon een redelijke hoeveelheid gezond verstand en ervaring bezit’, schreef Mill in On Liberty, ‘dan is zijn eigen wijze van zijn bestaan invullen de beste’. Natuurlijk vond Mill dat er grenzen zijn aan onze vrijheid, bepaald door de schade die we anderen kunnen berokkenen: het moeilijke is deze grenzen op de juiste plaats trekken. Het liberalisme is ook geworteld in de overtuiging van John Locke die stelde dat we rechten hebben voordat er heersers zijn, zodat de reikwijdte van de overheid beperkt wordt door de individuele rechten van zij die geregeerd worden. In de 20e eeuw erkenden veel liberalen, geïnspireerd door de socialistische traditie, dat de rechten die ertoe doen zowel sociaal als burgerlijk zijn: het recht om te werken, om een behoorlijke standaard van leven te hebben, om toegang te hebben tot de gezondheidszorg. Deze nadruk op sociale rechten volgde natuurlijkerwijs op het toenemende belang dat werd gehecht aan gelijkheid. Het was ook een reactie op vormen van liberalisme die zo gebrand waren op individualiteit dat ze vergaten dat mensen sociale wezens zijn met sociale behoeften. Al deze filosofische theorieën ontwikkelden zich tegelijkertijd met een liberale politieke praktijk; religieuze tolerantie in Nederland in de 17e eeuw; de grondwettelijke bescherming van individuele rechten tijdens de Amerikaanse revolutie; de geleidelijke uitbreiding van het stemrecht in de liberale democratieën; de ontwikkeling van welvaartsstandaarden. Wat al deze ideeën en gebruiken liberaal maakt, is dat ze een wereld voor ogen hebben waarin elk persoon liberalis is – een vrij mens, iemand die haar eigen leven leeft in een samenleving met andere vrije mensen. Liberalen zien een wereld voor zich waar niemand een slaaf is. Deze ‘mens als slaaf’ is natuurlijk maar een metafoor, en behoeft enige interpretatie. De interpretatie begint door te kijken naar het leven van die mensen die leven zoals hen – verfoeide minderheden, overheerste klassen, kasten behandeld met verachting – en te kijken naar wat hen werd onthouden. Hen werd respect ontzegd, en daarmee zeggenschap over hun eigen leven. Zo konden ze mishandeld en wreed behandeld worden. Je kan de gevolgen van deze problemen op veel plaatsen zien. Een Engelse echtgenote in de 19e eeuw was niet letterlijk een slaaf, maar omdat haar man het recht had om al haar zaken te beheren, of ze dit nu wilde of niet, was ze in dat opzicht wel een slaaf. In een moderne economie kan een mens alleen haar eigen leven beheren als zij een kans heeft op een baan of inkomen. Iemand die deze opties ontbeert kan niet echt vrij zijn. Een ongeregistreerde immigrant in het hedendaagse Amerika, zonder het recht om te verblijven of te werken op de plaats waar ze woont, is niet letterlijk een verstotene. Maar haar leven is onderworpen aan de grillen van anderen; ze kan niet het leven van een vrije burger leiden. Omdat het liberalisme uit de afwijzing van slavernij en onderwerping voortvloeit, omvat een groot deel ervan het verwerpen van die zaken die het leven van slaven verwoestten: ‘nee’ tegen wreedheid, ‘nee’ tegen overheersing, ‘nee’ tegen respectloosheid. Hieruit volgt dat de vijanden van het liberalisme die mensen zijn die het idee verwerpen dat iedereen gerechtigd is om het leven van een vrij mens te leven. Het zijn de autocraten – zoals de Saudische koning of de Zimbabwaanse president – die denken dat andere mensen niet gerechtigd zijn om hun eigen beslissingen te nemen over het lot van hun samenleving en de wereld. Het zijn de chauvinisten in veel staten, die mensen willen weerhouden van het volgen van het ‘verkeerde geloof’, of de ‘verkeerde seksuele geaardheid’ en de ‘verkeerde sekse’ als ondergeschikt beschouwen. Het zijn de bondgenoten van wreedheid die niet zien wat er fout is aan marteling. Het zijn de vijanden van tolerantie, die fatwas uitroepen om de levens van ongelovigen te eindigen, in plaats van argumenten te leveren die hen van gedachten zouden kunnen doen veranderen. Liberalisme is dan misschien in sommige opzichten een modern credo, maar haar vijanden zijn overal aanwezig in de moderne  wereld. Degenen die liberalen zien als erfgenamen van de Europese Verlichting kunnen trots zijn op het feit dat het liberalisme en de toepassing hiervan in het westen begon. Het blijkt dat het liberalisme makkelijk verder verspreidt naar andere delen van de wereld, ook al behoeft het een constante verdediging in haar geboorteplaats. Eén van de sterke punten van de liberale traditie is dat het op veel verschillende gronden kan gedijen – zij het in licht verschillende vormen (dat is één gevolg van het hebben van veel wortels!). Vrouwen over de hele wereld blijken graag vrij te willen zijn van de overheersing van echtgenoten, vaders, en broers, ook als ze van ze houden. Mensen in Ghana, waar ik opgegroeid ben, prefereren democratie boven een militaire dictatuur. We hebben de afgelopen maanden gezien dat gewone Arabieren geloven dat ze het recht hebben op een stem in het vormgeven van hun eigen samenlevingen: ze zijn het zat om niet het leven te leven dat vrije mensen waardig is. De vijandigheid tegenover dogmatisme – door Montaigne zo perfect uitgedrukt; zijn herkenning van de feilbaarheid van alle menselijke begrip, van hemzelf incluis – leidt ertoe dat liberalen het gelukkigst zijn als mensen tot hun eigen conclusies komen. Als elke persoon verantwoordelijk is voor haar eigen leven, dan is haar manier van haar leven leiden misschien echt de beste manier, ook al kiest ze voor een ander leven dan jij en ik. We verwelkomen de stemmen in de Arabische wereld die om vrijheid roepen. Maar we verwelkomen ook het feit dat zij in vrijheid hun leven op een andere manier vormgeven dan wij. Deze gedachte is de kern van het liberale kosmopolitisme. Kosmopolitisme is niet alleen, zoals haar etymologie doet vermoeden, het idee dat we allen burgers zijn van één menselijke samenleving: kosmou polites, burger van het universum. Het is dat, maar het is ook meer. Het omvat ook de aanname dat ieder van ons een gelijkwaardig lid is van een morele gemeenschap, de overtuiging dat onze medewereldburgers allemaal gerechtigd zijn – net als wij – om levens en gemeenschappen zo vorm te geven dat ze overeenkomen met hun eigen beelden van wat het waard is om te hebben, te doen en te zijn. Dus de liberale kosmopoliet is bereid te accepteren dat er veel verschillende waardevolle manieren zijn om een menselijk leven te leiden, waarvan slechts één de hare is. Natuurlijk, als je anderen het recht geeft om een eigen leven en een eigen samenleving te vormen, zou het vreemd zijn om jezelf dat recht te ontzeggen. Dientengevolge eist de kosmopoliet het recht op om zich te wortelen op een bepaalde plaats, en de bijbehorende manier van leven voor haarzelf als waardevol te zien. We kunnen gewortelde kosmopolieten zijn, zegt de liberaal, ingebed in een van de vele plaatsen die respect verdienen omdat het een menselijke plaats is, een gemeenschap van vrije mensen die er een gezamenlijke lotsbestemming uitwerken. En dat betekent dat, in naam van dat recht, we mensen kunnen vragen om sommige speciale voorwaarden te accepteren die onze specifieke samenleving definiëren. Die voorwaarden moeten consistent zijn met het liberale beginsel: we nodigen mensen uit om in een samenleving van vrijheid toe te treden, niet een samenleving gebonden aan een onwrikbare traditie die ze niet kunnen verkennen en betwisten. En onze tradities zijn niet eenstemmig. Nederland, bijvoorbeeld, herbergt zowel katholieken als protestanten, christenen als joden, zowel religieuze als atheïstische tradities. Moslims hebben zich gevoegd in een voortdurende praktijk van cohabitatie tussen deze verschillende levensvisies. Ze kunnen niet vragen of deze opgeheven kunnen worden- en daar hebben ze ook niet om gevraagd. Maar je kan niet van ze verwachten dat ze een plaats vinden in deze samenleving zonder eerst te proberen uit te leggen wat er van ze verwacht wordt en waarvan ze deel gaan uitmaken. Dus een gewortelde kosmopoliet leeft een van de vele mogelijke menselijke manieren van leven. Maar ze denkt niet dat haar manier het beste is voor iedereen. Ten eerste weet ze dat haar eigen leven waarschijnlijk verbeterd zou kunnen worden. Als we dat vergeten zouden we Montaigne’s waardevolle les over het hoofd zien: dat we open moeten staan voor de mogelijkheid dat we ons kunnen vergissen. Ten tweede, wat het beste is voor mij of voor ons, is misschien niet het beste voor jou of de jouwen. Dat is geen laf relativisme. Wij allemaal, wij medewereldburgers, hebben standaarden waar we ons aan moeten houden: het recht respecteren van iedere persoon om zijn of haar eigen leven in te richten; wreedheid vermijden en anderen ervoor beschermen daar waar we kunnen; garanderen, tot het beste van ons vermogen, dat ons eigen land een land is dat de rechten respecteert van een ieder binnen haar grenzen; en om er ook voor te zorgen, tot het beste van ons vermogen, dat ieder land hetzelfde doet. De overtuiging dat mensen recht hebben op hun eigen leven binnen de grenzen gesteld door de fundamentele rechten van alle mensen, is slechts dat: een overtuiging. We leven vanuit die overtuiging. Het is een commitment, niet een manier om deze te vermijden. En onze overtuigingen is het idee dat mensen het recht hebben hun eigen leven in te richten. Ik zeg dit omdat ik de afgelopen jaren heb ontdekt dat Montaigne’s aandringen op onze menselijke feilbaarheid verwarring schept bij mensen – wat een filosoof zijn “fallibilisme” zou noemen. Zij denken dat een fallibilist, zich er van bewust zijnde dat zij misschien fout zit, moet vervallen in scepticisme, daarmee alle overtuigingen vermijdend. Dat is een vergissing. Accepteren dat ik het altijd fout zou kunnen hebben is niet hetzelfde als er zeker van zijn dat ik het al mis heb: het is juist ontkennen dat je iets zeker kan weten. Fallibilisme is de manier waarop je je overtuigingen hanteert, niet het weerstaan van alle mogelijke overtuiging. Liberalen geloven dat wreedheid vreselijk is; dat mensen moreel gelijk zijn; dat overheden de rechten van elk mens zouden moeten respecteren. Als iemand denkt dat deze aannames fout zijn of aan revisie toe, zijn we bereid te luisteren. Omdat we ook geloven dat niemand iets zeker kan weten, zijn we bereid om zelfs onze kernwaarden te herzien. Maar dat betekent niet dat we ze zonder slag of stoot moeten opgeven. We zijn verplicht tot gesprekken over deze dingen, juist omdat we geloven dat er een goed antwoord is, ook al zijn we ver van zeker dat we het gevonden hebben. (Natuurlijk, soms -  maar slechts soms – is het juiste antwoord, ‘Dat is wat het beste is voor hen. Iets anders is wat het beste is voor ons’). We hebben zulke gesprekken nodig omdat we moeten blijven denken over wat deze liberale principes betekenen. Het is niet altijd duidelijk wat wreed is. Ik ben er van overtuigd geraakt dat lange periodes in eenzame opsluiting wreed zijn, vanwege het bewijs van de geestesgesteldheid van de mensen die daaraan werden blootgesteld. Je kunt geen geestelijk gezond mens zijn, in je eigen waarde, als je geest het begeeft. En een gevangene is een mens die betaalt voor een misdaad, geen wezen van alle rechten ontdaan. Ik weet niet precies hoe ik mijn respect voor de morele gelijkheid van alle mensen moet rijmen met het feit dat ik het meest geef om sommige speciale mensen – mijn familie, mijn vrienden, mijn thuisland. Ik ben een fallibilist, ik verwacht moeilijkheden tegen te komen door mijn overtuigingen. Het leven is ingewikkelder dan we kunnen bevatten, vermoed ik. Maar ik leef met de overtuigingen die ik heb, in de wetenschap dat niemand anders ze ten volle deelt, en dat zonder twijfel soms iemand anders, niet ik, het bij het juiste eind zal hebben.   Kwame Anthony Appiah is een cultuurhistoricus, filosoof en schrijver.   Vertaling: Eline van der Mast & Roelien Kramer   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2011: Liberalisme & identiteit en is te vinden bij het onderwerp liberalisme.