De Gouden Kooi van het pensioenstelsel

Lees hier het pdf van dit artikel. Het Nederlandse pensioenstelsel werd jarenlang gerekend tot de beste in de wereld. De mythe van het waardevaste pensioen bij 65 blijkt echter voor velen een Gouden Kooi te zijn geweest. Nu het pensioenstelsel wordt aangepast als gevolg van de vergrijzing slaat de onzekerheid toe. Maar is dat wel zo slecht? Door Stefan Hut Welk inkomen krijgen we als we ‘oud’ zijn, klaar met werk en dus met pensioen? Veel mensen willen hier graag zekerheid over. De vraag is echter hoeveel voorspelbaarheid het pensioen nog biedt als we niets doen. Het recentelijk overeengekomen pensioenakkoord stelt als doel de risico’s, baten en lasten helder en eerlijk te definiëren: meer zekerheid over onzekerheid. Wat betekent dit echter voor de deelnemers van het pensioenstelsel? Dit artikel beschrijft de (on)zekerheid van het huidige pensioenstelsel, wat het recente pensioenakkoord hiermee wil doen en eindigt met wellicht de belangrijkste vraag in de huidige pensioenkwestie: hoe verdelen we de risico’s over de verschillende generaties? Het huidige pensioenstelsel: toenemende onzekerheid Nederland heeft een uniek pensioenstelsel. Niet alleen vanwege het grote belang van de aanvullende pensioenen (tweede pijler), maar ook door de mate van risicodeling tussen de verschillende generaties die deelnemen aan het stelsel. Door de collectiviteit worden risico's met elkaar gedeeld en de verplichte deelname zorgt voor een brede dekking. Op deze manier staat het pensioen voor het merendeel van de deelnemers synoniem voor zekerheid. Het doel van het stelsel is dan ook om na pensionering de koopkracht die men tijdens de loopbaan heeft opgebouwd te behouden. Er is een balans ontstaan tussen ambitie, zekerheid, solidariteit en kosten. De toenemende vergrijzing dreigt deze balans echter te verstoren, omdat de kosten flink oplopen. Niet alleen zorgt de vergrijzing voor hogere kosten door de verlenging van het aantal pensioenjaren bij de volgende generaties gepensioneerden, maar de verhoogde grijze druk maakt pensioenfondsen ook steeds kwetsbaarder voor veranderingen en schokken op de financiële markten, zoals de recente crisis heeft aangetoond. Bij ongewijzigd beleid zijn de enige instrumenten om deze balans te herstellen het verhogen van de premie, korten op indexatie, of het verlagen van de nominale pensioenwaarde. Het laatste is niet iets wat tot op heden als wenselijk wordt beschouwd en daarom heeft er in de afgelopen jaren een flinke verhoging van de pensioenpremie plaatsgevonden. De premie heeft echter een dusdanig historisch hoog niveau bereikt, dat er in toenemende mate gebruik gemaakt wordt van het indexatie instrument om schokken op te vangen. Het resultaat is dat door gebrek aan compensatie voor inflatie de koopkracht van de gepensioneerden onverwacht aanzienlijk kan afnemen. De zekerheid en ambitie van het stelsel komt hiermee in het geding, want een pensioen dat niet meegroeit met de inflatie betekent voor veel werknemers slechts een half pensioen. Daarnaast heeft deze verschuiving van de premieverhoging naar het indexatie instrument belangrijke consequenties voor de verschillende generaties die deelnemen aan het pensioenfonds. Waar premieverhoging alleen voor rekening komt van diegene die bijdragen aan het pensioenstelsel, de werkenden, zorgt indexatiekorting voor een lagere koopkracht bij zowel huidige als toekomstige gepensioneerden (feitelijk de huidige werkenden). Niet alleen de werkenden maar ook de gepensioneerden dragen nu in toenemende mate de lasten van de vergrijzing. De discussie rondom de betaalbaarheid van de aanvullende pensioenen is daarmee niet langer alleen van financiële aard, maar heeft ook belangrijke gevolgen voor het politieke domein. De rol van ouderen in de politiek zal in de toekomst verder groeien, zowel onder politici als onder kiezers. De impact van de vergrijzing op de risicoverdeling tussen de jongere en oudere generaties wordt daarmee een steeds belangrijker argument in de discussie rondom de pensioenen. Met name onduidelijkheid over de risico’s en achteraf tegenvallende pensioenresultaten zijn belangrijke redenen voor het afnemende vertrouwen van deelnemers in het stelsel van aanvullende pensioenen. Het pensioenakkoord: meer zekerheid? Het stelsel van aanvullende pensioenen bevindt zich op dit moment in een impasse. De verworven zekerheden lijken ineens niet zo zeker en de verschillende generaties zijn met name bezorgd over hun eigen bijdrage en uitkeringen binnen het stelsel. Het resultaat is een Gouden Kooi, waarvan de sleutel ligt bij het zoeken naar oplossingen die voor alle deelnemers leiden tot heldere en eerlijke afspraken. In theorie bestaan er verschillende oplossingen. In de eerste plaats kan de ambitie van het aanvullende pensioen verlaagd worden, door de pensioenuitkeringen terug te brengen van de huidige 70% van het (gemiddelde of eind) loon naar een lager percentage. Daarnaast kan de ambitie verlaagd worden door de pensioenleeftijd te verhogen om daarmee het aantal pensioenjaren terug te dringen. Ten tweede kan (een deel van) de pensioenuitkering resultaatafhankelijk worden gemaakt, door in plaats van de uitkering alleen de ingelegde premie vast te leggen. Bij deze zogenaamde premieovereenkomst (Defined Contribution, ofwel dc) is het pensioenresultaat afhankelijk van het beleggingsrendement. Wel wordt deelnemers vaak de mogelijkheid geboden om een keuze te maken tussen offensief of defensief beleggen, om zo het beleggingsrisico zelf te bepalen. Ongeacht deze keuze zal door dit type overeenkomst het risico echter voor een groter deel bij de deelnemer terecht komen. Voor een groeiend aantal pensioenregelingen is dit nu al het geval. Het recentelijk overeengekomen pensioenakkoord bevat beide soorten maatregelen. Om de ambitie te verlagen gaat de pensioenleeftijd in 2020 naar 66 en in 2025 naar 67 jaar, dit geldt zowel voor de aow als aanvullende pensioenen. Het is echter de vraag of deze verhoging per 2020 niet te laat komt. Het grootste deel van de babyboomgeneratie zal rond of net voor dit jaar met pensioen gaan. Voor hen zullen de maatregelen dus niet meer gelden, terwijl deze generatie een aanzienlijk aandeel heeft in de toenemende vergrijzing van de Nederlandse samenleving. Er ontstaat daardoor een discrepantie tussen demografische ontwikkelingen en de aangekondigde maatregelen. Daarnaast wordt de hoogte van (een deel van) de pensioenen niet meer gegarandeerd, waardoor de pensioenuitkering in toenemende mate afhankelijk wordt van investeringsresultaten en veranderingen op de financiële markten. Als gevolg van het huidige akkoord zullen pensioenfondsen waarschijnlijk risicovoller gaan beleggen, omdat hoge rendementen nu eenmaal samengaan met hogere risico’s. Het is echter de vraag of dit voor alle deelnemers wenselijk is. Aan de andere kant wordt nu wel duidelijker gecommuniceerd aan de deelnemers dat resultaten kunnen tegenvallen en pensioenuitkeringen lager kunnen zijn dan verwacht. Meer en langer werken Naast deze maatregelen wordt in het akkoord ook aandacht besteed aan het faciliteren van arbeidsparticipatie van ouderen. Met name op dit vlak is nog veel te winnen. Het doel is om te zorgen voor grotere inzetbaarheid, scholing, arbeidsomstandigheden, mobiliteit, werkhervatting en productiviteit onder ouderen. Een van de maatregelen is een ‘mobiliteitsbonus’ voor zowel werknemer als werkgever. De werkgever krijgt de bonus als hij/zij een 55-plusser in dienst neemt. Het betreft een afdrachtskorting, zodat de werkgever voor de 55-plusser minder loonbelasting en premies hoeft te betalen. Daarnaast ontvangt de werknemer een eenmalig geldbedrag om deze te verleiden van werkgever te wisselen. De maatregel lost echter slechts een deel van het probleem op. Andere belemmeringen voor de arbeidsparticipatie van ouderen lijken over het hoofd te worden gezien, zoals de verplichting tot doorbetaling van loon bij ziekte, een financieel bedrijfsrisico dat significant groter is bij 65-plussers. Als laatste is bij de huidige pensioenafspraken onzekerheid over de verdeling van de risico’s over de verschillende generaties een belangrijk punt. Doordat (een deel van) het pensioen niet meer gegarandeerd wordt, wordt het ‘recht’ op een pensioen vervangen door een ‘gunst’. Voor huidige werkenden betekent dit grotere onzekerheid over de omvang van de pensioenuitkering in de toekomst. Daarnaast wordt aan de pensioenfondsen toegestaan om meer risico’s te nemen door zelf te bepalen welke rekenrente wordt gebruikt om de financiële situatie van het fonds vast te stellen. Alhoewel voorstanders stellen dat dit zou leiden tot meer evenwicht binnen de fondsen, betekent het ook dat bij tegenvallende investeringsresultaten grote tekorten kunnen ontstaan. Op korte termijn kan een fictief hoog rendement nog wel leiden tot hoge pensioenuitkeringen bij huidige gepensioneerden, maar met name voor jonge huidige werkenden kunnen bij tegenvallende investeringsresultaten de pensioenbaten in de toekomst flink tegenvallen. Het is dan ook de vraag in hoeverre individuen nog kunnen worden verplicht om deel te nemen (en dus te betalen) aan een pensioenregeling met een onzekere uitkomst. Nu het pensioenakkoord ervoor zorgt dat fondsen mogelijk meer beleggingsrisico’s gaan nemen, zullen pensioenuitkeringen in toenemende mate onzeker worden. Door het recente pensioenakkoord zal dus mogelijk de verplichte deelname aan het stelsel onder druk komen te staan. Conclusie Leidt het huidige pensioenakkoord dus tot meer zekerheid voor de verschillende generaties? Op dit moment is het antwoord op deze vraag niet unaniem positief. Hoewel het nieuwe akkoord de risico’s, lasten en baten duidelijker lijkt te communiceren, blijft er grote onzekerheid over de impact van het akkoord op de verschillende deelnemende generaties. Een lichtpunt in de discussie is wel dat minister Kamp onlangs in een brief aan de Tweede Kamer heeft laten weten een onderzoek in te stellen door het cpb naar de verdeling van de risico’s, lusten en lasten over de vDit artikel verscheen in idee nr. 4 2011: De Gouden Kooi en is te vinden bij de onderwerpen gedrag en psychologie.erschillende generaties. Om de Gouden Kooi van de pensioenen daadwerkelijk te kunnen verlaten, zal ook dit punt met voldoende overweging in het nieuwe pensioenakkoord moeten worden opgenomen.   Stefan Hut studeerde af op het Nederlandse pensioenstelsel aan de University College Utrecht.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2011: De Gouden Kooi en is te vinden bij het onderwerp vergrijzing.