De economische waarde van solidariteit

Lees hier het pdf van dit artikel. Solidariteit is een dure zaak. Bijna de helft van de uitgaven van de overheid gaat op aan sociale zekerheid en zorg; per persoon is dat ruim 11.000 euro, zo berekende het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2011. We moeten echter niet alleen naar de kosten kijken, maar ook naar wat solidariteit ons oplevert. Door Mark Sanders Met de laatste cijfers van het Centraal Planbureau voor 2013 - 2014 pakken zich weer donkere wolken samen boven Den Haag. Het financieringstekort loopt op en er wordt vanuit alle hoeken gezocht naar nog meer bezuinigingen. Afhankelijk van politieke kleur wordt de verzorgingsstaat langs alle kanten hervormd, afgeslankt, afgebouwd, afgebroken en ontmanteld. Blijkbaar is collectief georganiseerde solidariteit niet meer nodig of gewoon onbetaalbaar. Maar heeft solidariteit dan geen waarde (meer)? In dit artikel betoog ik dat solidariteit een grote waarde en zelfs een keiharde economische waarde vertegenwoordigt, waar we verstandig mee moeten omgaan. De verzorgingsstaat hervormen is hard nodig, maar de solidariteit afbreken kost ons meer dan het oplevert, uiteindelijk ook in harde euro’s. Vrijheid en solidariteit Voor een goed begrip van de waarde van solidariteit moeten we beginnen bij de mens in zijn sociale samenhang. De mens is in essentie een sociaal en politiek wezen, zo citeert Francis Fukuyama (2011) Aristoteles. Evolutionair zijn we enerzijds voorgeprogrammeerd om de normen van de groep te volgen en anderzijds om binnen de groep voor ons eigen belang, onze status en macht te strijden. We zijn van nature geneigd tot samenwerken én tot competitie. Die natuurlijke neiging ons te conformeren aan de groep en solidair te zijn met anderen had grote evolutionaire voordelen. Het maakte samenwerking mogelijk, verzekerde ons tegen risico’s en maakte het uiteindelijk mogelijk publieke goederen als bescherming van have en goed te organiseren op een grotere schaal (zie Fukuyama, 2011). Door binnen het collectief je individuele eigenbelang na te mogen streven kregen vervolgens ook individuele creativiteit en innovatie de vrije loop, zodat wij mensen ons snel konden aanpassen aan veranderende omstandigheden. De groep is dus voorwaarde voor het individu, terwijl individuen de groep vormgeven. Die wisselwerking tussen collectief en individu, tussen societas en libertas, tussen sociaal en liberaal, ligt aan de basis van het kunnen ontstaan van moderne instituties als de staat, democratie en markten (Fukuyama, 2011 en Greif, 2008). In die zin is de (economische) waarde van solidariteit oneindig. Zonder solidariteit immers geen staat of markt en het behoeft geen betoog wat we aan die instituties te danken hebben. De staat vervangt met haar belastingheffing, wetgeving en collectieve arrangementen op macro schaal de spontane solidariteit die kleinere groepen bij elkaar houdt. De markt geeft ons vervolgens de ruimte om, binnen de kaders, individuele status en erkenning na te streven door het verwerven van inkomen, vermogen en macht. De economische waarde die we met elkaar creëren en, belangrijker nog, het welzijn dat we met elkaar weten te bereiken, hangen vervolgens af van de juiste balans tussen vrijheid en solidariteit. Deze juiste balans is op drie manieren relevant en ‘waardevol’: voor (bestaans-)zekerheid, rechtvaardigheid en vertrouwen. De waarde van zekerheid De waarde van solidariteit komt allereerst tot uitdrukking in de positieve gevolgen van enige mate van bestaanszekerheid. De Nederlandse welvaartstaat verzekert ons tegen risico’s die we zelf niet in de hand hebben: ziekte, ouderdom, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Middels het herverdelen van geld biedt de staat ons enige bestaanszekerheid. De overheid herverdeelt geld van werkenden naar werklozen, van gezond naar ziek en van productief naar jong en oud. Maar omdat we allemaal jong, oud, ziek en werkloos (kunnen) worden is die herverdeling over een heel leven netto veel minder en zelfs in egalitaire landen als Nederland en Scandinavië erg beperkt (De Mooij, 2006). Dat ‘rondpompen van geld’ is niet zinloos. De zekerheid die aan deze arrangementen kan worden ontleend maakt het voor mensen gemakkelijker om risico’s te nemen en, ook niet onbelangrijk, vertegenwoordigt ook zelf een economische waarde: mensen hebben (gemiddeld) een hekel aan onzekerheid en zijn (in principe) bereid voor zekerheid te betalen (Holt and Laury, 2002). Die waarde van zekerheid blijft grotendeels onzichtbaar in collectieve arrangementen, maar is wel terug te vinden in de zogenaamde gelukscijfers. Het is misschien geen toeval dat de goed georganiseerde welvaartsstaten van Noordwest Europa in die onderzoeken structureel hoog scoren (Veenhoven, 2013). Daarnaast heeft individuele vrijheid een stevig fundament nodig om hoog te kunnen reiken. Onderzoek wijst uit dat mensen meer geneigd zijn tot ondernemen en daar succesvoller in zijn als het gezinsinkomen op een minimum niveau verzekerd is (Hyytinen and Maliranta, 2008). Je kunt pas een gokje wagen als je van de basics, een dak boven je hoofd en brood op de plank, verzekerd bent. Dat maakt de balans tussen zekerheid met opgelegde solidariteit en onzekerheid met individuele vrijheid zo delicaat. Teveel van het eerste verlamt, maar teveel van het laatste ook. De waarde van rechtvaardigheid De waarde van solidariteit berust niet alleen op wederzijds welbegrepen eigenbelang en de behoefte aan zekerheid. Voor een goed functioneren van de samenleving, inclusief de economie, is (een gedeeld gevoel van) rechtvaardigheid een belangrijke voorwaarde. Wat een samenleving als rechtvaardig ervaart verschilt echter enorm. Binmore (2011) laat zien dat in iedere samenleving waar mensen regelmatig met elkaar interacteren en dus regelmatig een beroep op hun empathisch vermogen kunnen en moeten doen, een gedeeld rechtvaardigheidsgevoel zich spontaan ontwikkelt. Maar omdat de wijze van interactie in elke samenleving uniek is, is het rechtvaardigheidsgevoel dat ook. Dat verklaart hoe een Afghaan achter John Rawls’ veil of ignorance tot een andere inrichting van de samenleving komt dan een Amerikaan of een Deen. Rechtvaardig is wat als rechtvaardig ervaren wordt… Het gevoel in een rechtvaardige samenleving te leven is, net als zekerheid, moeilijk op een eurowaarde te waarderen. Maar het is allereerst duidelijk dat (gevoeld) onrecht mensen opstandig en destructief maakt. En dat is per definitie slecht voor de economie. Daarnaast blijkt uit cijfers dat landen met onder meer een grote publieke sector, genereuze sociale bescherming en lage inkomensongelijkheid – indicatoren van georganiseerde solidariteit – vaak beter, of in ieder geval niet slechter, presteren dan landen met minder door de overheid georganiseerde solidariteit (zie ook de Feiten & Cijfers in dit nummer). De waarde van vertrouwen Tenslotte is de waarde van solidariteit dat het via verzekering en rechtvaardigheid vertrouwen in de samenleving onderhoudt. Rothstein and Uslaner (2006) tonen aan dat juist de egalitaire en sterk herverdelende welvaartsstaten, die de nadruk leggen op gelijke kansen, erin slagen het vertrouwen van hun burgers in elkaar en het collectief hoog te houden. De economische waarde van high trust societies laat zich daarom niet meten maar slechts schatten (Zak en Knack, 2001). Uiteindelijk is het dus moeilijk te bepalen wat precies de economische waarde van solidariteit is. In zijn boek De Prijs van Gelijkheid becijferde Bas Jacobs (2008) dat het 50 cent kost om een euro via collectieve arrangementen te herverdelen. Solidariteit lijkt dus duur. Maar hoewel niet heel precies in euro’s uit te drukken, staat daar wel een enorme economische waarde tegenover. De overheidsfinanciën moeten dan ook niet het uitgangspunt zijn bij het hervormen van de arrangementen die de solidariteit vormgeven in onze samenleving. Mensen betalen graag voor zekerheid, waarderen rechtvaardigheid en gedijen bij vertrouwen. Solidariteit is zijn prijs dubbel en dwars waard.   Mark Sanders is econoom aan de Universiteit van Utrecht. Hij doet onderzoek naar ondernemerschap, innovatie en energietransitie. Hij is verder redactieraadslid van de Idee en spreker bij de Mr. Hans van Mierlo Stichting.   Literatuurlijst
  • Binmore, K. (2011). Natural Justice. Oxford University Press: Oxford .
  • Christopoulos. G., P. Tobler, P. Bossaerts, R. Dolan en W. Schultz (2009). ‘Neural Correlates of Value, Risk, and Risk Aversion Contributing to Decision Making under Risk’, Journal of Neurosciences, 26 (24): 6469-6472.
  • De Mooij, R. (2006).’ Reinventing the Welfare State’, cpb: Den Haag
  • Fukuyama, F. (2011). ‘The Origins of Political Order’. Profile Books: London.
  • Holt, C. and S. Laury (2002). ‘Risk Aversion and Incentive Effects’, The American Economic Review 92(5): 1644-1655.
  • Hyytinen, A. and M. Maliranta (2008). ‘When Do Employees Leave Their Job for Entrepreneurship?’, The Scandinavian Journal of Economics 110: 1-21.
  • Rothstein, B. and E. Uslaner (2005). ’All for All: Equality, Corruption, and Social Trust’, World Politics 58: 41-72.
  • Veenhoven, R. (2013),’World Database of Happiness’, accessed on 27 - 02 - 2013, http://www1.eur.nl/fsw/happiness/ hap_nat/nat_fp.php?mode=6.
  • Zak, P. and S. Knack (2001). ‘Trust and growth’, The economic journal 111(470): 295-321.
  Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2013: Samenredzaamheid: nieuwe vormen van solidariteit, en is te vinden bij de onderwerpen sociale zekerheid en solidariteit.