De belofte van aards geluk

Lees hier het pdf van dit artikel. Nederlandse politici vertellen nog maar nauwelijks visionaire verhalen over de toekomst van onze samenleving. In het huidige neoliberale tijdperk staat de maakbaarheid van de samenleving sterk ter discussie. Het neoliberalisme is echter ook een utopie, zo beweert Martien Schreurs. Dit totalitaire vooruitgangsgeloof leidt ertoe dat we conflicten en problemen negeren. Door Martien Schreurs Bij het woord ‘utopie’ denk ik persoonlijk niet meteen aan de toekomst. Ik moet onweerstaanbaar denken aan oude verhalen over volmaakte samenlevingen die in de verre toekomst gerealiseerd zullen worden. Wereldberoemde voorbeelden zijn Utopia van Thomas Moore, Atlantis van Francis Bacon en Walden van Henry David Thoreau en Frederik van Eden. Deze literaire verhalen hebben vanaf de 16e tot het begin van de 20e eeuw tot de sociale verbeelding gesproken. Karl Marx was de grote criticus van dit utopische denken. Hij verweet de utopisten dat zij de aandacht naar niet-bestaande plaatsen (ou-topos) leiden, terwijl het er juist om gaat dat er in het hier en nu wordt gestreden voor een betere samenleving. In de 20ste eeuw werd duidelijk waar zijn marxistische strijd voor een klasseloze samenleving toe heeft geleid: miljoenen burgers en boeren zijn slachtoffer geworden van de hervormingsdrift van Lenin, Stalin en Mao Zedong. Na de val van communistische regimes in Rusland en Oost- Europa concludeerde de Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama in 1989 dat het marxistische ideaal van een klasseloze samenleving ten einde is gekomen en dat er geen serieuze alternatieven meer zijn voor het liberalisme. De combinatie van vrije markteconomie en de parlementaire democratie is volgens Fukuyama het enige model dat levensvatbaar is voor de toekomst van huidige en toekomstige samenlevingen. De holistische denkers en visionaire leiders uit het verleden worden afgelost door pragmatische bestuurders die met behulp van wetenschappelijke experts op zoek gaan naar technische oplossingen voor concrete problemen. Het is echter misleidend om ervan uit te gaan dat het probleemmanagement van nu wezenlijk verschilt van het utopisme van vroeger. Ook het neoliberalisme is een utopie. De moderne probleemmanagers en bestuurders die deze stroming aanhangen geloven namelijk net zo goed in het utopische ideaal van een maakbare samenleving als hun voorgangers. In het voetspoor van de Britse filosoof John Gray bepleit ik een fundamentele discussie over dit utopische ideaal, om te voorkomen dat deze droom van het maakbare samen(leven) ontaardt in een gewelddadige nachtmerrie. Wij moeten bereid zijn te luisteren naar critici en dissidenten die ons wijzen op de weerbarstigheid van de problemen die bij de verwezenlijking van die droom opdoemen. De neoliberale utopie Vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw kozen politieke leiders van de Noord-Atlantische landen voor de zogenaamde filosofie van De Derde Weg, waarbij neoliberale ideeën werden gebruikt om socialistische doelstellingen te verwezenlijken. Het neoliberalisme is een alternatief voor het socialisme dat gelooft in de sturing door de overheid. Het liberalisme wil zoveel mogelijk ruimte bieden aan ondernemers waarbij de heilzame kracht van marktwerking en concurrentie centraal staat. De taak van de overheid is om die marktwerking zo goed mogelijk te faciliteren door prestatieafspraken te implementeren in alle sectoren van de samenleving. De transparantie van die prestatieafspraken wordt gewaarborgd middels contracten waarin zo precies mogelijk wordt vastgelegd wat we in deze onderhandelingshuishouding van elkaar kunnen verwachten. Het neoliberalisme is gebaseerd op de overtuiging dat mensen beter hun best doen als zij voor hun prestaties worden beloond. De principes ‘voor wat hoort wat’ en ‘beloning naar prestatie’ lijken rationeel, maar gaan gepaard met een onberedeneerd wantrouwen in de intrinsieke motivatie van werknemers; zonder externe prikkels middels een systeem van beloningen en sancties zouden we minder ons best doen. Harde feiten en exacte cijfers spreken meer tot de verbeelding dan waarden die weerloos zijn en zich niet in geld laten vertalen. Het systeem van bonussen en sancties is een oproep aan de burgers om zich calculerend te gedragen. Als burgers zoveel mogelijk voor hun eigen belangen opkomen en wanneer zij zich in de publieke ruimte door argumenten laten overtuigen, dan zullen – volgens het mechanisme van de onzichtbare hand – de meeste mensen welvarender worden. Economische groei is heilig in deze neoliberale utopie. Wat goed is voor mensen, wordt vooral in economische termen gedefinieerd. Nu leert de recente geschiedenis van de kredietcrisis vanaf 2008 dat dit utopisch geloof in economische groei, zelfregulering, en concurrentie kwetsbaar is. De wildgroei van de bonussystemen heeft geleid tot de implosie van de werelden van markt en strijd. Het neveneffect van het calculerende denken en handelen is dat werknemers opportunistisch worden en dat zij de publieke zaak uit het oog verliezen. Ook de eurocrisis moet worden geweten aan het utopische geloof in de zelfregulerende werking van economische systemen. Desondanks blijft dit geloof wijdverbreid. Hoe kunnen wij ondanks de crisis van het kapitalisme begrijpen waarom een neoliberale politieke partij als de VVD als winnaar uit de laatste verkiezingen is gekomen? Hoe komt het met andere woorden, dat we in dezelfde neoliberale sneltreinvaart blijven doordenderen, terwijl er veel signalen zijn die er op wijzen dat deze trein gaat ontsporen? Totalitair vooruitgangsgeloof John Gray laat in zijn boek Black Mass (Apocalyptic Religion and the Death of Utopia) uit 2007 zien dat het utopische denken een grote rol speelt in het (neoliberale) beleid van de regeringen van westerse landen. Het utopische denken dat zowel aan de basis van het marxisme als het neoliberalisme ligt, noemt Gray een seculiere religie die het geloof verkondigt dat de wetenschap en technologie ons definitieve oplossingen brengen voor alle menselijke en maatschappelijke problemen. Gray spreekt over een seculiere religie, omdat de millennialistische religies uit de middeleeuwen dezelfde boodschap verkondigden: dat de geschiedenis zal uitmonden in een ideale toestand waarin alle conflicten en problemen zullen worden opgelost. Gray waarschuwt dat de veronachtzaming van de weerbarstigheid van maatschappelijke problemen ertoe leidt dat wij bij wijze van spreken allergisch worden voor conflicten die niet rationeel opgelost kunnen worden. Mensen die geloven in de maakbaarheid van het (samen)leven zijn niet in staat om zich op een humane wijze te verhouden tot gebeurtenissen en mensen die niet aan dit ideaalbeeld (kunnen) beantwoorden. Alles wat niet aan ons utopische ideaalbeeld van de maakbare samenleving beantwoordt, moet met geweld onder curatele worden gebracht. Dit totalitaire vooruitgangsgeloof breidt zich volgens Gray naar alle terreinen van het (samen) leven uit. Zo beschrijft hij in The Immortalization Commission (Science and the Strange Quest to Cheat Death) uit 2011 dat ook de tragiek van onze sterfelijkheid wordt beschouwd als een oplosbaar probleem. Aan het einde van de 19e eeuw en in de eerste helft van de 20e eeuw hebben vooraanstaande psychologen in Groot-Brittannie en technologen in Rusland onderzocht hoe wij de dood kunnen overwinnen en hoe wij nieuwe supermensen kunnen creeren. Gray demonstreert echter dat dit verlangen naar onsterfelijkheid extreem gewelddadig wordt wanneer wij tegen grenzen aanlopen. Mensen en volken die niet aan ons ideaalbeeld beantwoorden, moeten voor hun eigen bestwil tot onze manier van (samen)leven bekeerd worden. Dit gevolg van het utopische geloof in de maakbare samenleving heeft volgens Gray een grotere rol gespeeld bij de invasie in Irak dan de dorst naar olie. Omdat ons ideaal van het maakbare (samen)leven meer kapot maakt dan ons lief is, vindt Gray het tijd om nog radicaler af te rekenen met het utopische denken dan Marx in zijn tijd had bedacht. Maar hoe kunnen wij ons tot het realisme van Gray bekeren als blijkt dat het utopische verlangen naar volmaaktheid onlosmakelijk met de aard van de mens verbonden is? De belofte van aards geluk De Franse schrijver Michel Houellebecq toont in zijn romans aan (o.a. Mogelijkheid van een eiland) dat deze oproep om af te rekenen met ons verlangen naar maakbaarheid net zo utopisch is als het verlangen om de weerbarstigheid van de problemen niet te willen zien. En daarin heeft hij gelijk, getuige de geschiedenis. Marx is niet de eerste anti-utopist die tegen beter weten in, in de valkuil van het utopisch denken is gevallen. Uiteindelijk zijn alle utopieën gebaseerd op de humanistische levensovertuiging dat het leven eenmalig en kort is. Dus vanzelfsprekend proberen wij een samenleving te creëren waarin mensen zo lang en zo aangenaam mogelijk kunnen leven. Het is niet het metafysische verlangen naar eeuwig leven, maar veeleer het utopische verlangen naar langer leven en de belofte van het aardse geluk dat vele hedendaagse wetenschappers motiveert om (verouderings)onderzoek te doen. Het is legitiem om deze utopische droom van een lang en gelukkig leven te blijven koesteren: ons aardse leven is immers eindig en het enige wat wij hebben. Utopieën hoeven geen problemen te veroorzaken. Het wordt pas problematisch en gevaarlijk als we ons niet van het bestaan van onze utopieën bewust zijn. Dromen over een betere samenleving zijn inspirerend, als je maar wel wakker wordt wanneer machtige leiders de balans tussen welvaart en geluk uit het oog verliezen en besluiten om uit naam van die utopieën geweld uit te oefenen. Te veel utopische mogelijkheidszin leidt tot blind optimisme, maar als de recessie aanhoudt en de samenleving steeds dieper in een crisis raakt, dan leidt een overmaat aan realiteitszin tot een verlammend cultuurpessimisme dat ons ook niet verder brengt. Alleen wanneer de strijd tussen sceptische realiteitszin en utopische mogelijkheidszin onbeslist blijft, wordt het mogelijk om een genuanceerde afweging tussen deze twee gelijkwaardige optieken te maken. Het is mijn humanistische overtuiging dat dromerige mogelijkheidsmensen en nuchtere werkelijkheidsmensen iets voor elkaar kunnen betekenen. Als utopisten en idealisten bij de verwezenlijking van hun idealen blijven luisteren naar sceptici, critici en dissidenten die onvermoeibaar wijzen op de schaduwkanten en de gevaren daarvan, dan kunnen zij de samenleving met nieuwe vruchtbare ideeen verrijken.   Dr. Martien Schreurs is universitair docent filosofie en educatie aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2012: Utopia: wat is wenselijk? Wat is haalbaar?, en is te vinden bij het onderwerp vooruitgang.