D66 wordt sociaal-liberaal

1998

D66 wordt sociaal-liberaal Coen Brummer

Op een doodgewoon partijcongres in 1998 adopteerden de leden van D66 een plan met revolutionaire gevolgen. Na decennia zon­der politieke aanduiding door het leven te zijn gegaan, waren de democraten opeens een partij met een ideologie. D66 werd sociaal-liberaal. Op 21 november 1998 vond het partijcongres van D66 plaats in Gouda. De stemming was niet opperbest. Weliswaar maakten de democraten sinds de zomer van dat jaar deel uit van het tweede Paarse kabinet (zie venster Paars), bij de verkiezingen die aan de formatie voorafgingen had de partij tien van haar vierentwintig zetels moeten inleveren. Een gebrek aan herkenbaarheid en identiteit, zo in het midden van het kabinet tussen PvdA en vvd, was een veelgenoemde reden. Met de sleets geraakte tegenstelling tussen sociaaldemocraten en liberalen, werd ook het profiel van D66 fletser. Bovendien, zo klonk het, zou de partij te veel het bestaande kabinet belichamen. Ongerust over de twijfelachtige staat van hun partij bracht het jonge leden, van Kamerleden tot Jonge Democraten, ertoe zich te verzamelen onder de naam Opschudding. De club hield verschillende bijeenkomsten door het land, waar ze discussieerden over de interne werkwijze van de partij. Zo moesten leden om hun mening worden gevraagd via online referenda en moest de partijkleur worden gewijzigd van groen naar geel, de internationale kleur van het liberalisme. Ook moest D66 op een andere manier kleur bekennen. Volgens de Opschudders was de partij ‘sociaal-liberaal’ en moest dat met trots worden uitgedragen. Wel benadrukten ze dat het niet ging om de term zelf – meerdere termen waren in overweging genomen – maar om de inhoud ervan. Het verwees onder meer naar een politieke praktijk uit de negentiende en twintigste eeuw die streed voor uitbreiding van het stemrecht en sociale hervormingen en die aansluiting vond bij buitenlandse partijen als de Britse Liberal Democrats en het Deense Radikale Venstre. Het woord liberaal zonder meer had teveel een rechtse connotatie en werd bovendien geassocieerd met de vvd. Op het congres in Gouda deelde Opschudding pamfletten uit. Het was cruciaal dat een meerderheid hun plannen zou steunen. Met name het voorstel om voortaan als ‘sociaal-liberalen’ door het leven te gaan, was historisch gezien saillant. D66 was geboren uit de wens het bestaande politieke bestel op te blazen. Destijds analyseerde de eerste politieke voorman Hans van Mierlo dat de toekomst niet aan de ideologen, maar aan de pragmatici was. De oude ideologieën van de socialisten, liberalen en confessionelen waren hun aansluiting met de politieke werkelijkheid kwijtgeraakt. Het plan om de partij nu een ideologisch label op te plakken, kon niet verder afstaan van die analyse. Dit betekende niet dat er door de jaren heen geen D66’ers waren geweest die de partij nadrukkelijk wél wilden plaatsen in een politieke traditie. Prominente leden van het eerste uur als Henk Zeevalking en Anneke Goudsmit wezen er al op dat de partij behoorde tot de ‘links-liberale’ of vrijzinnige familie in de Nederlandse politiek. D66 was volgens hen erfgenaam van de ter ziele gegane Vrijzinnig-Democratische Bond of zette in ieder geval een lijn door. Ook onder het partijleiderschap van Jan Terlouw was de nadruk al meer komen te liggen op dit ‘links-’ of ‘sociaal’-liberalisme, dan het appèl uit 1966 had doen vermoeden (zie venster De vierde stroming in Nederland). Zelfs Hans van Mierlo had eind jaren tachtig op een congres eens gezegd dat het ‘liberale erfgoed’ bij verwaarlozing door de vvd bij D66 ‘onder beheer’ kwam. Maar Van Mierlo benadrukte ook dat de sociaaldemocratische traditie de Democraten net zozeer inspireerde. Zijn voorkeur voor de PvdA had hij ook nooit onder stoelen of banken gestoken. Het gaat te ver om de twee visies op D66 – anti-ideologisch en democratisch versus de voortzetter van een bepaalde vorm van liberalisme – een heuse tweestrijd binnen de partij te noemen. Daarvoor was er te veel overeenstemming over de te varen politieke koers door de jaren heen. Toch had de discussie meer dan symbolische waarde. Toen het voorstel van Opschudding werd behandeld in de congreszaal in Gouda, was er volop debat. Een van de oprichters van D66, Erwin Nypels, riep de zaal op in te stemmen met het voorstel van de jongeren: ‘Tweeëndertig jaar lang heeft D66 gewerkt zonder nadere aanduiding. Dit experiment lijkt mislukt.’ In die zin had de aanvaarding van de aanduiding sociaal-liberaal eenzelfde gewicht als de stelling in de jaren zeventig dat D66 een eigen plek in het spectrum bezette. Uiteindelijk stemde een meerderheid van de partijleden in met het voorstel (al moest de partijkleur wel groen blijven). Naar verluidt begaf Hans van Mierlo zich naar de jassen. Een journalist hoorde hem zeggen dat D66 ‘aan deze flauwekul nooit had meegedaan’. In de avondeditie van rtl Nieuws betwijfelde journalist Frits Wester of D66 aan herkenbaarheid zou winnen met het nieuwe etiket. ‘Met alleen een beetje van het sociale van de PvdA en een snufje liberaal zout van de vvd ben je er natuurlijk niet.’ Dat misverstand zou niet direct weerlegd worden. Zeker daar de uitwerking van de nieuwe aanduiding lang op zich liet wachten. Pas in de periode tussen 2005-2006 formuleerde de Permanente Programmacommissie en het Kenniscentrum, de voorloper van het wetenschappelijk bureau van D66, een vijftal ‘richtingwijzers’: ‘vertrouw op de eigen kracht van mensen’, ‘beloon prestatie en deel de welvaart’, ‘denk en handel internationaal’, ‘streef naar een duurzame en harmonieuze samenleving’ en ‘koester de grondrechten en gedeelde waarden’. In de jaren daarna werden bijbehorende essays geschreven, die de basis moesten vormen van het nieuwe gedachtegoed van D66. Maar ook voor het zover was, sloten de rangen zich snel. Al aan het eind van het partijcongres in Gouda in 1998, verklaarde partijleider Thom de Graaf dat D66 eigenlijk altijd al sociaal-liberaal was geweest. Verder lezen Coen Brummer, Wat is sociaal-liberalisme?, Mr. Hans van Mierlo Stichting, Den Haag 2019 Daniël Boomsma, De keuze van D66. Toespraken, pamfletten en beschouwingen uit 50 jaar partijgeschiedenis, Boom, Amsterdam 2016