D66 en het sociaal-liberalisme: een briefwisseling (2/1)

In een artikel in Het Financieele Dagblad van 12 december jl. openden Patrick van Schie en Fleur de Beaufort van de Teldersstichting, wetenschappelijk bureau van de VVD, de aanval op het sociaal-liberalisme van D66. Volgens hen begrijpen D66-politici niet wat het betekent om echt sociaal-liberaal te zijn. In deze Idee een briefwisseling in twee delen tussen Patrick van Schie en Frank van Mil, directeur van de Van Mierlo Stichting over wat sociaal-liberalisme wel of niet is. Beste Frank, Veel dank voor jouw vriendelijke en bedachtzame antwoordbrief. Laat ik vooropstellen dat ik jou ken als iemand wie de beginselmatige onderbouwing van politiek ter harte gaat. In ons boek Sociaal-liberalisme heb je hopelijk ook gelezen dat Fleur en ik over de Mr. Hans van Mierlos Stichting opmerken dat zij ‘het voortouw neemt bij de zoektocht [binnen D66] naar de basis van het gedachtegoed.’ Dat de politici in jullie verwante partij daarvan minder doordrongen zijn of soms amper benul van beginselen hebben, is een euvel dat helaas in alle partijen vaak valt waar te nemen. Alleen al in dat opzicht zal er voor wetenschappelijke bureaus steeds werk aan de winkel zijn. Maar de meeste partijen hebben wèl een beginselprogram waarin hun samenhangende onderliggende gedachtegoed is uitgewerkt. Zo heeft de VVD in haar Beginselverklaring van 2008 aangegeven wat liberalisme nú voor haar inhoudt. D66 heeft zo’n document niet. En de vijf ‘richtingwijzers’ van D66 dan?, hoor ik je al denken. Wat ik daarin mis is de verbinding met enig (sociaal-)liberaal gedachtegoed. Verderop zal ik dat aan de hand van twee richtingwijzers duidelijk maken. Eerst je bedenkingen bij sociaal-liberalisme zoals Fleur en ik het schetsen. Jij schrijft dat die 19e eeuwse traditie van Green c.s. ‘dood’ loopt. Wij wijzen echter in ons boek hedendaagse representanten aan. Los daarvan, jullie zijn het die je op het sociaal-liberalisme beroepen. Dit zal dan toch iets te maken moeten hebben met de grondnoties van eerdere sociaal-liberale denkers. Bij de tijd gebracht, uiteraard. Maar indien mijn denken niets meer te maken zou hebben met wezenlijke uitgangspunten van bijvoorbeeld Adam Smith of John Stuart Mill, behoorde ik me ernstig af te vragen of ik mij dan wel liberaal mag noemen. Zelf stellen jullie in Vertrouw op de eigen kracht van mensen dat oude denkers als Erasmus en Tocqueville inspiratiebronnen zijn. En als Green geen betekenis meer heeft – je noemt hem zelfs ‘misleidend’ – waarom vermelden jullie hem dan als ‘relevant’ sociaal-liberaal denker op jullie eigen site? Het stelt mij gerust dat jij onderkent dat de sociaal-liberale substroming ‘het meest risico loopt om in gemeenschapsdenken te vervallen’ en dat jij vooral niet wilt dat het individu ondersneeuwt. Vervolgens verbaas je je erover dat wij denkers à la Green als sociaal-liberaal beschouwen ‘terwijl ze het individu ondergeschikt verklaren aan een collectief’. Wat wij echter aangeven is dat Green c.s. een lastige koorddansact uitvoeren, die fout kán aflopen, maar dat zij het individu juist niet ondergeschikt wensen te maken. Of zo’n koorddansact mij persoonlijk aanspreekt, doet niet ter zake. Maar wie, zoals jij, wil denken vanuit ‘een individualistisch perspectief op samen’, zou toch zijn voordeel kunnen doen met een rijk geschakeerde sociaal-liberale traditie. Dit brengt mij op de ‘vertaling’ van beginselen naar vraagstukken van vandaag de dag. In ons boek schetsen Fleur en ik dertien dergelijke implicaties van sociaal-liberale uitgangspunten. Ik zal er hier twee aanstippen, en jullie ‘richtingwijzers’ in dat licht houden. De sociaal-liberale visie op de vervlochtenheid van individu en gemeenschap, en beider gelijkopgaande elkaar versterkende ontwikkeling, maakt dat sociaal-liberalen minder dan andere liberalen het individu los kunnen zien van zijn ‘natuurlijke’ politieke habitat: de nationale gemeenschap. Zeker, een ontwikkeling naar een meeromvattend, supranationaal politiek verband is door sociaal-liberalen nooit uitgesloten, maar dit zal het resultaat van een spontane ‘organische’ groei moeten zijn. Hoe verhoudt dit zich tot het politiek almaar meer ‘top down’ opstuwen van verdergaande Europese integratie, waarmee D66 zich onderscheidt? D66-richtingwijzer Denk en handel internationaal hoeft niet onliberaal te zijn, maar zij vloeit volstrekt niet logisch voort uit het specifieke sociaal-liberale gedachtegoed. Misschien is het een idee jullie richtingwijzer te herdopen in ‘Vergeet nooit de nationale context.’ Een van de andere implicaties van het sociaal-liberale denken is de betrekkelijkheid van recht. Sociaal-liberalen verwerpen namelijk het ‘natuurrecht’; dat zou slechts een abstractie zijn. Recht groeit uit de voortdurende wisselwerking tussen individuen en de gemeenschap. Een recht bestaat pas zodra anderen zo’n recht erkennen. Let wel, dit is niet mijn opvatting maar die van sociaal-liberale denkers. En deze opvatting werd onderschreven door bijvoorbeeld een Nederlands rechtsgeleerde als Roelof Kranenburg, vooraanstaand lid van de Vrijzinnig-Democratische Bond waarvan D66 zich zo graag als erfgenaam opwerpt. Maar hoe verhoudt die opvatting zich tot de verabsolutering van het (internationale) recht en het tot onaantastbaar uitroepen van gerechtelijke interpretaties van wetten en verdragen, waartoe D66 tegenwoordig gretig overgaat? D66-richtingwijzer Koester de grondrechten en gedeelde waarden komt in dit licht toch op tamelijk wankele basis te staan. Zou het D66 niet meer passen om desbetreffende richtingwijzer te herdopen in: ‘Grondrechten mogen uiteindelijk niet worden bepaald door jurisprudentie maar enkel in een doorlopend democratisch debat’? Veel succes met het doordenken van de sociaal-liberale beginselen. Graag rond ik af met een toast op jou, en op alle voorvechters van individuele vrijheid, Patrick van Schie, Directeur Teldersstichting, wetenschappelijk bureau VVD   Lees hier het antwoord van Frank van Mil.