Boekrecensie – Politieke filosofie in een onzekere wereld

Lees hier het pdf van dit artikel. In ons politiek denken moet realisme voorop staan, meent filosoof Raymond Geuss. De politieke werkelijkheid is te complex om in universele concepten te worden gevat. Door Coen Brummer Het is een paradox waar weinig filosofen zich aan wagen. In een complexe en onzekere wereld, waarin succes of mislukking bepaald worden door ontelbare factoren, is de politieke filosofie doorgaans gestoeld op uniforme concepten. Vrijheid, individuele rechten, gelijk­heid, rechtvaardigheid, et cetera. Sterker nog, het lijkt haast een meerwaarde te zijn als een normatieve theorie over hoe mensen zouden moeten samenleven, zo weinig mogelijk met de daadwerkelijke samenleving van doen heeft. Dit begint al bij Plato. In De Staat schetst hij een samenleving waarin eugenetische praktijken aan de orde van de dag zijn en waar de Koning-Filosoof over de stadsstaat heerst. Dat er nogal wat ruimte zit tussen Plato’s politieke filosofie en de context van het Athene van de vierde eeuw voor Christus waarin hij deze formuleerde, behoeft weinig betoog. Maar ook in de hedendaagse politieke filosofie is een zekere afstand tot de context van de samenleving tot norm verheven. Het is zelfs zo dat het meest invloedrijke politiek-filosofische werk van de laatste decennia, A theory of justice van de Amerikaanse Harvard-filosoof John Rawls, hier het meest ver in gaat. Om tot een onbevooroordeelde opvatting van rechtvaardigheid te komen, moeten actoren zich volgens Rawls afscheiden van elke vorm van context: het land waarin ze leven, hun geslacht, intelligentie, afkomst, rijkdom en armoede, alles moeten ze achter de beroemde veil of ignorance laten. Daar, achter deze sluier van onwetendheid kan pas een echt oordeel geveld worden over de vraag wat een recht­vaardige ordening van de samenleving is. Maar leiden dit soort gedachtenexperimenten tot goede en bruikbare politieke filosofie? Zijn we wel in staat de complexiteit en diversi­teit van de wereld te vatten in dat soort denk­kaders? Verre van dat, meent Raymond Geuss, filosoof aan de Universiteit van Cambridge. In Philosophy and real politics bekritiseert hij dit soort ethics first benaderingen van de politiek. Anders dan de filosofen die over politiek na­denken door middel van pogingen een univer­sele ethische theorie te ontwikkelen, betoogt Geuss dat realisme voorop moet staan in onze overdenkingen over het politieke bedrijf. Oneens met Kant Geuss kiest het Kantianisme als voornaamste tegenstander. Wie bekend is met Kantiaanse concepten als de categorische imperatief ziet al snel in waarom. Het idee dat de mens zijn moraliteit niet alleen baseert op zijn eigen belang en de praktijk, maar ook op hogere ethische principes is universeel toepasbaar voor alle actoren in alle historische situaties. Hiermee staat de Kantiaanse ethiek model voor veel moderne politieke theorieën, waaronder de contracttheorie. Hiertegenover plaatst Geuss zijn eigen agenda op basis van vier stellingen. (1) Politieke filosofie moet realistisch zijn: het gaat om hoe mensen zijn, niet om hoe zij zouden moeten zijn. (2) Poli­tieke filosofie zou zich ervan bewust moeten zijn dat politiek draait om handelingen en de context van deze handelingen, in plaats van om overtuigingen en stellingnames. (3) Politieke filosofie zou meer oog moeten hebben voor de historische omstandigheden die een samenleving gevormd hebben. (4) De politiek filosoof zou de politiek meer moeten benaderen als een vak of een kunst. Anders dan de wiskundige of de natuurkun­dige (die theorieën toepast), is de politiek denker of de politicus dus als een wapensmid of houtbewerker: op basis van ervaring en kennis bewerkt hij zijn materiaal. Ogenschijnlijk vervaagt zo het onderscheid tussen politieke filosofie en politicologie. Dit baart Guess geen zorgen. Vragen die den­kers over politiek stellen kunnen gerust onder­verdeeld worden in normatieve of analytische vragen, maar dit onderscheid vindt altijd plaats op basis van context. Een absoluut onderscheid tussen politieke filosofie en politieke theorie is niet mogelijk. Een voorbeeld dat Guess gebruikt is het recht op wapenbezit, een onderwerp dat door de recente Newtown-shooting actueler is dan toen Geuss zijn boek publiceerde. Europeanen zien een verbod op vuurwapens niet als grove beknotting van hun vrijheid, terwijl volgens een recente GALLUP-poll 74% van de Amerikanen dit wel zo ervaart. Wat valt daar uit af te leiden over de notie van vrijheid? Is het voor een filosoof mogelijk om hier heldere uitspraken over te doen, zonder de historische verschillen tussen de Verenigde Staten en Europa in ogenschouw te nemen en actief te betrekken in zijn politieke filosofie? Een analytische en een normatieve rol gaan dus altijd hand in hand in de wereld van Guess. Alternatief Is het korte – en soms vileine – Philosophy and real politics overtuigend? Ja en nee. In zijn kritiek op de uniformistische politieke filosofie is Geuss vlijmscherp. Hij lijkt het gelijk aan zijn zijde te hebben. Samenlevingen verschillen dermate in historisch en sociaal opzicht dat het van weinig realiteitszin getuigt om uni­forme concepten als vrijheid en gelijkheid overal toe te passen. Men kan zich zelfs afvragen of een concept als vrijheid niet te erg wordt beïnvloedt door allerlei factoren om nog wel van een uniform concept te spreken. Veel van Geuss’ argumenten snijden dus hout en vormen serieuze uitdagingen voor hen die de politiek nog steeds benaderen als een vorm van toegepaste ethiek, al moeten we oppassen dat dit filosofisch relativisme niet doorschiet in een politiek relativisme, waarin tal van onwen­selijke situaties onbesproken blijven. Het alternatief dat Geuss presenteert is helaas minder degelijk. Daarvoor is het te bondig ge­formuleerd en te weinig uitgewerkt. De auteur is de eerste om dat toe te geven door in zijn conclusie te stellen dat het bekritiseren van een filosofische theorie zonder een uitgewerkt alternatief te bieden an sich niet zinloos hoeft te zijn. Toch is het jammer dat Geuss’ boek niet vijftig pagina’s langer is. Aan de hand van Lenin, Nietzsche en Weber geeft hij namelijk een interessante voorzet van invalshoeken die nuttig zijn voor de politieke filosofie. Een cen­traal concept hierin zou macht moeten zijn. Van Lenin leert Geuss dat politiek draait om de vraag ‘who does what to whom for whose benefit?’. Hierdoor wordt het duidelijk dat politiek niet draait om het bediscussiëren van abstracties, maar om belangen. Nietzsche in­spireert Geuss tot de aanvullende stelling dat politiek altijd draait om prioritering van voor­keuren: een politieke actor verkiest niet A. Hij verkiest A boven B. De politiek filosoof moet zich er dus van bewust zijn dat politiek een spel is tussen actoren die begrensd zijn in hun kunnen. Webers idee over politiek als de collectieve legitimering van handelen brengt Geuss tot het inzicht dat het vraagstuk van legitimering belangrijk is om de politiek te begrijpen. Deze invalshoeken zijn niet nieuw, maar wel een waardevolle aanvulling op de doorgaans meer geaccepteerde vormen van politieke filo­sofie. Zodat we in een complexe wereld als de onze niet alleen nadenken over hoe de wereld zou kunnen zijn, maar ook over hoe deze is.   Coen Brummer is historicus en werkt voor de Tweede Kamerfractie van D66. Daarnaast studeert hij geschiedenis en filosofie van de natuurwetenschappen.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2013: De complexe samenleving, en is te vinden bij de onderwerpen literatuur en filosofie.