Boekrecensie – Liberalism, the life of an idea

Lees hier het pdf van dit artikel. Van sentiment tot politiek idee Het liberalisme vindt zichzelf telkens opnieuw uit, als de tijdgeest daarom vraagt. Edmund Fawcett, journalist voor The Economist, over de geschiedenis van het liberalisme en wat dit zegt over de toekomst van dit politieke idee. Door Daniël Boomsma Wat zijn politieke ideeën? Het is een legitieme vraag in een tijd waarin de roep om ideeën groot is, maar we niet altijd weten wat we er mee bedoelen. Misschien is het gemakkelijker om vast te stellen wat we er niet mee bedoelen. Ideeën zijn geen abstracties, alleen geschikt voor tekstboeken. Noch zijn het de allesomvattende ideologieën die de eerste helft van de twintigste eeuw kenmerkten en de grote maatschappelijke bewegingen uit die periode voortstuwden. Het zijn evenmin de honderden voorstellen uit partijprogramma's of de resoluties die jaarlijks op congressen worden besproken. Ideeën in de moderne tijd bevinden zich op het grensgebied tussen verbeelding en werkelijkheid, maar worden door beiden in gelijke mate gekarakteriseerd. Ze zijn niet technisch, maar ook niet abstract. Abstracties zijn immers begrippen die “los staan van de dagelijkse werkelijkheid” (volgens de dikke Van Dale). Ideeën verhouden net zich net zozeer tot feitelijke, praktische gebeurtenissen als tot symboliek, taal en emoties. Bovenal zijn het niet in steen gehouwen concepten. Deze uitgangspunten vormen de rode draad in Edmund Fawcett’s vlot geschreven en prikkelende Liberalism, The Life of an Idea. Fawcett, jarenlang journalist voor The Economist, beschouwt het liberalisme als een ‘vloeibaar’ politiek idee. Het liberalisme begon vooral als een sentiment, waarbij sentiment duidt op een sterk maar niet gemakkelijk in woorden te vatten gevoel. Wie eind achttiende eeuw, begin negentiende eeuw stelde het liberalisme aan te hangen, zou vreemd zijn worden aangekeken. Maar de term “liberal minded” werd wel al veelvuldig gebruikt. Rond 1830 waren er niet alleen liberale dénkbeelden, maar ook mensen die zich liberaal noemden. De roman De Kartuize van Parma (1839) van de Franse schrijver Stendhal bevat een moment waarop de paranoïde Italiaanse tiran Ernest IV, één van de hoofdpersonages uit het boek, alleen in zijn kasteel is en bij het minste geringste gekraak van het parket “naar zijn pistolen grijpt, bang voor een liberaal onder zijn bed”. Ondanks de ‘onduidelijke’ start van het liberalisme, noemt Fawcett vier ideeën die de stroming vanaf grofweg 1830 begonnen te karakteriseren: de acceptatie van de onvermijdelijkheid van conflict, verzet tegen macht, vooruitgang, en respect voor en vertrouwen in de mens. Vrijheid zit er niet bij. “For all its crowning appeal liberty is the wrong place to begin.” Opkomen voor vrijheid onderscheidt liberalen niet van hun politieke tegenhangers, stelt Fawcett terecht. Iedereen zegt er voor op te komen. Socialisten koppelen het aan gelijkheid. Conservatieven kunnen het niet los zien van deugdzaamheid en het goede leven. Bovendien verschillen de opvattingen erover per land. Maar ondanks dat die vier pijlers constanten zijn te noemen in de geschiedenis van het liberalisme, benadrukt Fawcett dat ze niet altijd hetzelfde werden geïnterpreteerd. De onvermijdelijkheid van conflict werd door liberalen halverwege de twintigste eeuw nauwelijks geassocieerd met oorlog, maar dat deed de (laat) negentiende-eeuwse liberaal nog wel. Vooruitgang had begin negentiende eeuw een revolutionaire connotatie, maar enkele decennia later was het een (liberale) gemeenplaats. En wie John Stuart Mill's ideeën over de rol van de staat in de economie bestudeert in diens Principles of Political Economy, moet concluderen dat deze sterk verschillen van het liberalisme van vandaag. Ideeën zijn gehuwd met de tijdsgeest, zo lijkt het. Misschien dat het gebruik van het woord individu de levendige ontwikkeling van liberale ideeën het sterkst illustreert. Het is tegenwoordig niet meer weg te denken uit het liberalisme, maar lange tijd werd het niet als een politieke term beschouwd. Fawcett heeft er goed aan gedaan het begrip onder de loep te leggen. Individualisme en het individu zijn relatief moderne begrippen. In de Franse politiek deden ze bijvoorbeeld pas hun intrede rond 1825, en toen hadden ze een puur negatieve connotatie. Eind negentiende eeuw was alles anders. Waar men vroeger sprak van “de belangen van iemand”, sprak men nu van de ‘'belangen van het individu'’. De term duidde niet meer op een persoon alleen, maar op een persoon als onafhankelijke en autonome politieke actor. Ook de periode 1880 – 1945 illustreert de transformaties die liberale ideeën hebben doorgemaakt. Liberalisme werd in die decennia volwassen en verloor een deel van haar onschuld en romantische jeugdigheid. Liberalen deden mee aan verkiezingen, gingen regeren en moesten compromissen sluiten. Dat had op de lange termijn gevolgen voor hun denkbeelden. Wat te denken van de democratie? Omarmen of sceptisch zijn? En wat betekende de opkomst van het moderne machtskapitalisme? Moesten daar vraagtekens bij gezet worden? Of voldeden de oude vrijheidsidealen nog? Uit de noodzaak om antwoorden te vinden op die vragen ontstonden nieuwe ideeën die afweken van de klassiek liberale traditie. “Nieuwe liberalen” roerden zich. Ze hadden in elk Europees land een ander stokpaardje. In het Verenigd Koninkrijk (1836-1882) pleitten ze onder leiding van de filosoof T.H. Green voor “positive freedom”. In Duitsland ontstond het sozial-liberalismus, waar de Duitse politicus Friedrich Naumann (1860- 1919) een voorstander van was. In de Verenigde Staten groeide een vergelijkbare beweging rond New Democracy, met Walter Weyl (1873-1919) als één van de aanvoerders. In Frankrijk werd er ingezet op solidarité. In de politieke economie kregen de ideeën van de nieuwe liberalen de overhand, simpelweg omdat het oude laissez-faire-denken niets te zeggen had over groeiende staatsuitgaven en dominanter wordende markten. Na de interbellum-periode ondergingen liberale ideeën opnieuw een transformatie. Ze werden negatiever geformuleerd. Uit Popper’s De open samenleving en haar vijanden spreekt bijvoorbeeld vooral bescheidenheid en voorkomendheid, uitgangspunten die pasten bij de sfeer in naoorlogs Europa. Toch plaveide die sfeer de weg voor het succesverhaal dat het liberalisme na de oorlog zou worden, met de val van de muur in ‘89 als voorlopig hoogtepunt. En nu? Wat is de toekomst van het liberalisme in een post-totalitaire, post-ideologische tijd? Fawcett is hoopvol én sceptisch. Hij stelt terecht dat de geschiedenis van het liberalisme ons iets leert over haar ideeën, namelijk dat deze zelftransformerend zijn en zichzelf opnieuw uitvinden als de tijdsgeest daar om vraagt. Dat is een hoopvolle gedachte. Maar tegelijkertijd is Fawcett sceptisch. Hij suggereert dat liberalen vaker in tevredenheid of arrogantie vervallen, en denken dat “history is somehow cheering liberalism on”. Er is niets vanzelfsprekends aan liberalisme. Als iets dat bewijst dan is het haar eigen geschiedenis wel. Fawcett weet dat achter de Life of an Idea altijd de Death of an Idea schuilt. Dat besef is van wezenlijk belang.   Daniël Boomsma is jurist en publicist. Hij werkt voor de Tweede Kamerfractie van D66 en is kernlid van de Vlaamse denktank Liberales.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. - - Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2014: Hedendaags activisme, en is te vinden bij de onderwerpen liberalisme en literatuur.