Boekrecensie – Het profiel van de leider

Lees hier het pdf van dit artikel. Wat maakt een leider? Het profiel van de leider biedt een vermakelijk overzicht van pubquizachtige wetenswaardigheden, maar wie op zoek is naar serieuze literatuur over wat leiders tot leiders maakt, kan beter verder zoeken. Door Abele Kamminga ALS HET AAN PSYCHOLOOG en communicatiewetenschapper Jaap van Ginneken ligt, komen lange, linkshandige mannen met symmetrische gezichten en een diepe basstem straks niet meer in aanmerking voor leidinggevende functies. In zijn boek Het profiel van de leider – De oerkenmerken van invloed en overwicht pleit hij voor een maximum aantal alfamannetjes in leidinggevende functies. Volgens Van Ginneken selecteren we onze leiders op basis van eigenschappen die handig waren toen we op mammoeten jaagden, maar die tegenwoordig contraproductief zijn. Van Ginneken baseert zich op de evolutionaire leiderschapstheorie (elt). Deze “stelt dat onze reacties in hoge mate gestuurd worden door archaïsche reflexen en een calp of ‘cognitief ancestraal [d.w.z. voorouderlijk] leidersprototype”. Onze hersenen zijn geprogrammeerd met prehistorische software en daarom kiezen we onbewust voor alfamannetjes. EEN KLEINE 200 pagina’s lang rijgt Van Ginneken het ene na het andere onderzoek(je) aan elkaar om zijn pleidooi te onderbouwen. Wat maakt een leider tot een leider? Lengte, linkshandigheid, het knipperen met je ogen, de hoogte van je stem, en zelfs de verhouding tussen de lengte van wijsvinger en de ringvinger blijken indicaties voor leiderschapskwaliteiten. Er zijn vast de nodige lezers die na het lezen het meetlint erbij pakken om na te gaan in welke categorie ze vallen. Het geeft ook meteen aan wat voor boek Het profiel van de leider is. Veel aardige weetjes voor aan de borreltafel, maar geen exacte wetenschap. Dat weet van Ginneken zelf ook, want in de inleiding schrijft hij: “Natuurlijk zijn deze invloeden elk afzonderlijk niet determinerend of bepalend. Ze vergroten alleen een beetje de waarschijnlijkheid dat iemand boven komt drijven, vooral als ze samen een patroon vormen.” De rest van zijn boek is echter niet zo bescheiden en wekt vaak de suggestie dat de verschillende factoren wél bepalend zijn. De titel en de tekst op de achterflap versterken dit. Het zal allemaal onderdeel zijn van de marketingstrategie, maar fraai is het niet. Want er valt wel het een en ander af te dingen op Van Ginnekens beweringen. Zo is de evolutionaire psychologie waar Van Ginneken op leunt niet onomstreden. Zeker, ook in dit vakgebied vindt goed onderzoek plaats. Tegelijkertijd zit er zit ook nogal wat onderzoek tussen dat methodologisch door de mand valt, getuigt van een slecht begrip van de evolutietheorie, of recente inzichten in de neurobiologie negeert. In de slechtste gevallen gaat het om just-so-stories: onweerlegbare verklaringen die vooral steunen op interne logica en niet op feiten. De Amerikaanse taalkundige en filosoof Noam Chomsky schetste hoe dit in zijn werk gaat. Ontdekt een onderzoeker dat mensen samenwerken, dan verklaart hij dat met: “Logisch, want samenwerking draagt bij aan het voorbestaan van genen.” Ontdekt dezelfde onderzoeker dat mensen vechten, dan is de verklaring: “Logisch, want vechten zorgt ervoor dat genen voortleven en niet die van iemand anders”. Op die manier is bij elke ontdekking een passende verklaring te bedenken. NU IS HET ondoenlijk om de kwaliteit te toetsen van alle onderzoeken die Van Ginneken aanhaalt en hij is in sommige gevallen wel degelijk kritisch op het gebruikte onderzoek. Wel lijkt hij vooral voorbeelden te kiezen die zijn theorie bevestigen. Bijvoorbeeld als het gaat om lengte. De gemiddelde lengte van Amerikaanse, Franse en Duitse presidenten was vijf centimeter langer dan de gemiddelde inwoner van hun landen. Maar wat zeggen die gemiddelden nu? Want voor elke lange president, burgemeester, of andere leider kan een tegenvoorbeeld worden genoemd: Vladimir Poetin (1m70), Angela Merkel (1m65), Winston Churchill (1m67), Ghandi (1m64) en Deng Xiaoping (1m52). De lengtes van Amerikaanse presidenten lopen van 1m63 (Madison) tot 1m93 (Lincoln). Het verschil tussen Franse presidenten Sarkozy (1m68) en De Gaulle (1m96) is bijna 30 centimeter. Als we inderdaad vaker langere mensen in leidinggevende functies aantreffen, dan zou het toch interessanter zijn om te onderzoeken waarom we ons ook met regelmaat laten leiden door ‘kleine’ leiders? Potsierlijk wordt het als Van Ginneken beweert dat de achternaam van iemand gekoppeld is aan diens ‘lot’. Is het toeval dat Henk Kamp minister van Defensie was en Diana Woei weervrouw als beroep heeft? Van Ginneken struikelt hier vervolgens over zijn eigen bewering door Leo Beenhakker te noemen als voetbalcoach, terwijl deze natuurlijk slager had moeten worden volgens zijn predestinatieleer. Er is nog een belangrijk punt van kritiek. De meeste onderzoeken die Van Ginneken aanhaalt tonen een zekere mate van correlatie aan, maar vrijwel nergens weet van Ginneken hard te maken dat er ook een causaal verband bestaat. De toon waarmee de auteur het een en ander presenteert, suggereert dat echter vaak wel. Hoe voorzichtig we moeten zijn met correlaties, blijkt uit het werk van Tyler Vigen. Vigen is een internetfenomeen die opmerkelijke correlaties verzamelt. Hij ontdekte bijvoorbeeld dat meer mensen verdrinken in hun zwembad in de jaren dat meer films met de acteur Nicholas Cage verschijnen. Het moge duidelijk zijn dat er geen causaal verband zit tussen die twee. Op zijn website (http://www.tylervigen.com/) staan talloze van dit soort correlaties. NATUURLIJK, ALS JE het boek met een korrel zout neemt en de voorbehouden die Van Ginneken in de marge maakt in het achterhoofd houdt, zal je je goed vermaken met alle pubquizachtige wetenswaardigheden. De vlotte stijl maakt het boek bovendien prettig leesbaar – al is het soms wel wat te vlot, bijvoorbeeld door zinnen als: “Het lijkt moeilijk te geloven. Maar lees verder.” Wie op zoek is naar serieuze literatuur over wat leiders tot leiders maakt, kan dan ook beter verder zoeken. Overtuigend is van Ginneken eigenlijk alleen in de hoofdstukken die gaan over de voordelen van een goed nest. Nog steeds is de plek waar je wordt geboren de beste voorspeller van waar je uiteindelijk terecht komt. Dat heeft weinig met evolutie te maken, maar impliceert wel een belangrijke opdracht. Willen we echt dat iedereen aanspraak kan maken op een leidinggevende functie, dan moeten we geen vingers meten, maar alles op alles zetten om radicale kansengelijkheid te realiseren.   Abele Kamminga is historicus. - - Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2015: Een veranderende wereld, en is te vinden bij de onderwerpen literatuur en leiderschap.