Boekrecensie – De wereld gaat aan vlijt ten onder

Lees hier het pdf van dit artikel. Al in 1954 – toen de digitale snelweg nog lang niet dag en nacht door ons leven raasde – waarschuwde de Nederlandse dichter en prozaschrijver Max Dendermonde voor onze op hol geslagen werkdrift. In De wereld gaat aan vlijt ten onder bezingt hij de ‘lof der luiheid’ en keert hij zich humorvol en met lichte spot tegen al ‘die vlijtige, ijdele idioten’, die ‘leven of er geen dood bestaat’. Onverminderd actueel en een genot om te lezen. Door Mirjam Noorduijn Vraag een willekeurige kennis hoe het met hem of haar gaat en het antwoord luidt steevast: ‘ja, goed…, maar wel druk, erg druk’. Je zou kunnen stellen dat dit antwoord in zijn voorspelbaarheid zo langzamerhand is verworden tot het adagium van het moderne leven. Als we niet werken, of studeren, of onze mails beantwoorden, of onze facebookpagina’s bijwerken, of twitteren, of de bende van de vorige avond opruimen, voelen we ons schuldig: we zijn allemaal besmet met het nuttigheidsvirus. En daarvan ben je niet zomaar genezen. Wie durft zich nog over te geven aan dat sluimerende verlangen om als de titelheld van de roman (1857) van Ivan Gontsjarov, Ilja Iljits Oblomov – de grootste nietsnut uit de wereldliteratuur – de hele dag in bed te blijven liggen suffen? Niemand toch? Denkend aan alles wat we nog moeten doen vandaag, dwingen we onszelf op te staan onder het motto ‘stel niet uit tot morgen, wat gij heden nog kunt doen’. Maar, hoe erg is het eigenlijk als van uitstel afstel komt? We werken de hele dag heel hard, uitkijkend naar het tijdstip waarop we weer naar bed mogen. We zwoegen een heel jaar lang omdat we in de zomer zo graag enkele weken in zon en wind zomaar een beetje willen leven. We ploeteren het grootste deel van ons leven voort om vervolgens eindelijk van ons pensioen te kunnen genieten. Eindelijk… Alsof we niet al eerder zouden kunnen of mogen genieten. Wat stellen we nu feitelijk uit? Vergeten we goedbeschouwd niet te leven door niet wat vaker onbezorgd en richtingloos rond te hangen? Ooit werd werk gezien als een noodzakelijk kwaad. Immers, er moest brood op de plank. Maatschappelijk gezien had je het pas gemaakt als je kon rentenieren en je dag kon indelen naar eigen goeddunken. Werken was bedoeld voor de minderbedeelden: boeren en fabrieksarbeiders, te herkennen aan hun buitenkleur en knoestige werkhanden. Maar tegenwoordig leven we in een omgedraaide wereld. Hoe meer uren je maakt, hoe hoger het aanzien dat je hebt. Dus werken we ons een slag in de rondte, met als gevolg dat de wereld doldraait. Een wereld zonder haast Denk nu niet dat onze op hol geslagen werklust iets typisch 21e-eeuws is. Al in 1954 – toen de digitale snelweg nog lang niet dag en nacht door ons leven raasde – waarschuwde de Nederlandse dichter en prozaschrijver Max Dendermonde (1919 – 2004) voor al die ‘vlijtige, ijdele idioten’, die ‘leven of er geen dood bestaat’. In zijn roman met de veelzeggende titel De wereld gaat aan vlijt ten onder, die aangenaam parodistisch van toon is en onverminderd actueel, bezingt de zwerflustige barkeeper Alec J. Weatherwood ‘de lof der luiheid’ en strijdt hij tegen het maakbaarheids –en vooruitgangsgeloof van de familie Pousekovsky die in het rustige Oaklake in de Amerikaanse staat Maine een wetenschappelijk onderzoekscentrum vestigt. Deze Alec Weatherwood, zo’n jaar of 35, is een heerlijk personage met wie je stiekem best zou willen ruilen: zijn wereld is een wereld zonder haast. Zijn leven kabbelt voort als een prettig gedicht, ‘als een blauw vandaag, waardoor de uren wegdrijven als witte, doelloze wolken, […]’, als ‘een zomaar zijn, niet een willen hebben’. In de zomer reist hij wat rond: van hier naar daar en soms wat verder. Zo nu en dan werkt hij een beetje: dan hier, dan daar en soms wat verder. Tussen reis en werk door ligt hij voornamelijk lui en languit in een hangmat – zijn meest natuurlijke houding – genoeglijk lezend in een boekje, of geboeid kijkend naar voorbijdrijvende wolken, luisterend naar wat ze hem ‘vertellen in hun woordeloze taal’ Dendermonde, die, om gehoor te geven aan zijn eigen zwerversverlangen, zelf ooit naar de VS vertrok, omschrijft zijn protagonist treffend als ‘een vogel […]. Een trekvogel die tegen de herfst kalm en welgemoed naar het noorden trekt, door de rijpe heuvels van Maine naar het bosgebied van Oaklake’. Daar, in het Oaklakehotel van zijn goede vriend Charley, verdient Alec als barkeeper zijn brood tijdens de wintermaanden. De secondewijzer van het nu Is Alec werkelijk tevreden met dit leven? Heeft hij dan geen speciaal doel? En, is hij echt gelukkig? Die existentiële vragen worden hem gesteld door zijn tegenpool en stille liefde dr. Helen Pousekovsky, die met haar vader en broers deel uitmaakt van de in Oaklake neergestreken groep ‘priesters van de techniek’ die afstanden wil verkleinen door processen te versnellen. Hij kan Helen echter geen eenduidig antwoord geven, waarna ze hem uitdaagt zijn gedachten op te schrijven. Herkenbaar menselijk willigt hij gedreven door de liefde haar verzoek in, schrijft een ‘lof der luiheid’ en wordt daarmee onbedoeld een gevangene van zichzelf. Mooi is hoe Dendermonde Alecs moeizame en dwangmatige schrijfproces en daarmee zijn veranderende tijdsbesef in goedgekozen beeldspraak beschrijft. Niet langer verstaat Alec de kunst in het hier en nu te leven, maar laat hij zich voortjagen, voortstuwen ‘als troebel water in een vlakke, ondiepe rivier’. Dagen worden weken, worden maanden. De tijd is grijs als ‘een stoffige nevel’. Een duidelijk heden is er niet meer: ‘de secondewijzer van het nu dreigt zijn heldere tik te verliezen’. Totdat hij er de brui aan geeft – aangezet door Joan, Helens beminnelijke schoonzus die behalve door Alec ook door de lezer in het hart gesloten wordt – en het leven in Oaklake ontvlucht. Zijn ‘lof der luiheid’ laat hij achter, met alle bizarre en hilarische gevolgen van dien: Helen wordt een bekeerling, richt een luiheidsbond op en verkoopt Alecs epistel aan de media, waarna de filmindustrie een jacht op Alec opent en het verhaal in een stroomversnelling raakt, met als uitkomst dat het hele Pousekovsky-complex uiteindelijk de lucht in vliegt. Luister naar de wolken Dendermonde zijn oprechte pleidooi voor ‘de liefde en het ritme van de schommelstoel’ is niet uniek. Hij staat in zijn aanklacht tegen het moderne arbeidsethos zeker niet alleen. De Russische avant-garde schilder Malevitsj (1878-1935) publiceerde ooit het filosofisch getinte geschrift Luiheid als levensdoel. De Franse, socialistische journalist Paul Lafargue (1842-1911) hekelde in zijn Recht op luiheid (1883) de burgerlijke arbeidsmoraal. Sinds kort pleit Tom Hodgkinson in zijn How to be idle (2007) voor meer lanterfanten. En denkt Gavin Pretor-Pinney – oprichter van ‘The Cloud Appreciation Society’ (www.cloudappreciationsociety.org) – in het wolken kijken het perfecte tegengif voor de workaholic gevonden te hebben, omdat het een ‘pointless activity’ is. Maar, wat De wereld gaat aan vlijt ten onder ten opzichte van die andere boeken nu juist zo plezierig maakt om te lezen is de knappe wijze waarop Dendermonde humorvolle overdrijving, poëtische beelden, en realiteitszin weet te combineren in een doldwaas en spannend verhaal, waarin de ruimte en romantiek van het Amerikaanse landschap bovendien fraai tot leven komen. Dendermondes boek kan je met gepaste luiheid en weinig inspanning lezen, indien je dit antiquarisch werkje nog ergens op de kop kunt tikken. Mocht dat lukken, lees het dan zoals Alec J. Weatherwood zijn boeken leest: ‘niet vanwege de voortreffelijke compositie, of de soepele ironische stijl, maar vooral om de behaaglijke, luie sfeer van het boek en om enkele voortreffelijke opmerkingen over de haast en onnatuur van de mens’. Mocht dat niet lukken, ga dan gewoon buiten in het gras op je rug liggen en kijk naar de wolken om te luisteren naar wat ze je ‘vertellen in hun woordloze taal’.   Mirjam Noorduijn is redactielid van Idee.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2012: Druk, druk, druk, en is te vinden bij de onderwerpen literatuur en werk.