Boekrecensie – De derde industriële revolutie
Lees hier het pdf van dit artikel.
De digitale economie en de mogelijkheid van groene, decentrale energieopwekking luidt een totaal nieuw tijdperk in, schrijft de Amerikaanse topeconoom Jeremy Rifkin in zijn boek De derde industriële revolutie. Een utopie? Of mogelijke werkelijkheid?
Door Mirjam Noorduijn
DAT NIEMAND de toekomst kan voorspellen weet iedereen. Er is geen glazen bol die niet op enig moment in stukken uiteenvalt. Steevast wordt de wereld overvallen door onverwachte gebeurtenissen en onvoorziene ontwikkelingen. Zo blijkt in ieder geval na lezing van De derde industriële revolutie. Naar een transformatie van economie en samenleving, van Jeremy Rifkins (Denver, 1945), topeconoom, voorzitter van de Foundation on Economic Trends en adviseur van de Europese Unie. In dit boek luidt Rifkin de komst in van een heel nieuw economisch tijdperk, het ‘distributief kapitalisme’, of – in meer gangbare termen – ‘de deeleconomie’. Al is dit bij Rifkin er wel één op basis van een nieuw verdienmodel. Nieuwe internetcommunicatietechnologie is hierbij de drijvende kracht, gecombineerd met de winning van decentrale groene energie. In de Verenigde Staten verscheen dit boek al in 2011. De Nederlandse vertaling lag pas drie jaar later – eind 2014 – in de boekenwinkels. Tijdens het lezen word je dan ook direct met je neus op enkele door Rifkin niet voorziene nieuwsfeiten gedrukt die sindsdien hebben plaatsgevonden. Zoals de opkomst van is, de onmenselijke situatie in Syrië, de lage olieprijs, veroorzaakt door overproductie, toename van schaliegas en minder vraag. Ook het recente bericht dat overheden, waaronder ook de EU, wereldwijd 5.300 miljard dollar uitgeven aan subsidies voor fossiele brandstoffen (6,5% van het mondiale bruto binnenlands product en meer dan wordt uitgeven aan gezondheidszorg) roept de vraag op of Rifkins stelling in 2011 dat ‘de oude energielobby zijn laatste veldslag levert’ niet veel te optimistisch was.
DE WAARDE VAN De derde industriële revolutie (Rifkins 22ste titel in een reeks waarin hij steeds vooruit loopt op maatschappelijke veranderingen) ligt dan ook niet zozeer in de juistheid van Rifkins toekomstvoorspellingen. Maar wel in de sprankelende, aantrekkelijke toekomstideeën die Rifkin accuraat en nauwgezet distilleert uit allerlei sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkelingen die grofweg de afgelopen tien jaar in gang zijn gezet. En, zoals (John Maynard) Keynes ooit al zei, ‘de ideeën van economen en politiek filosofen, of ze nu gelijk of ongelijk hebben, zijn machtiger dan men denkt’. Enige macht kan Rifkin inderdaad niet worden ontzegd, getuige zijn contacten met wereldleiders als oud-voorzitter van de Europese Commissie Manuel Barosso, de Duitse bondskanselier Angela Merkel, met wie hij intensief over de Energiewende sprak en de Britse premier David Cameron die enkele van Rifkins ideeën overnam. Zelfs de provincie Utrecht is geïnspireerd door Rifkin en werkt middels het voor iedereen toegankelijke platform Utrecht.2040 (www.utrecht2040.nl) aan een duurzame toekomst.
Die macht en invloed dankt Rifkin niet alleen aan zijn interessante visie, maar ongetwijfeld ook aan de manier waarop hij deze verpakt. Rifkin is het prototype Amerikaanse verhalenverteller die je mee op sleeptouw neemt. Hij beschikt over het vermogen de toekomst zo levendig en helder voor te stellen dat je het gevoel krijgt dat de overstap van het industriële, van fossiele brandstoffen afhankelijke tijdperk naar het koolstofloze, op samenwerking gestoelde tijdperk al is volbracht. Daarnaast weet Rifkin zijn stelling dat ‘Adam Smith met pensioen’ kan en de ‘Derde Industriële Revolutie’ in gang is gezet, verwijzend naar tal van bronnen, goed te beargumenteren.
HELDER ZET HIJ UITEEN dat men begint te beseffen dat als de energievoorraad sneller opraakt dan wordt aangevuld, het van die fossiele grondstoffen afhankelijke economische stelsel uiteindelijk zal instorten. Dat we onze economie en samenleving moeten transformeren vindt Rifkin niet alleen onontkoombaar, maar ook noodzakelijk. En nu, zo maakt hij aanschouwelijk, is het ideale moment om dat te doen. Rifkin bouwt zijn betoog op vanuit het interessante en verleidelijke standpunt dat de geschiedenis heeft uitgewezen dat elk nieuw en groot economisch tijdperk begint als een nieuw energiesysteem samenvalt met de introductie van een nieuwe communicatie en transporttechnologie. Zo werd in de ‘Eerste Industriële Revolutie’ de energie door steenkool geleverd. De spoorwegen boden een revolutionaire vorm van vervoer. De telegraaf en de met stoommachines aangedreven drukpersen versnelden het proces vervolgens zodanig dat de kosten werden gereduceerd, waardoor de communicatie wereldwijd enorm werd vergemakkelijkt. In de 20ste eeuw werd steenkool door olie vervangen waarmee de ‘Tweede Industriële Revolutie’ begon. Met de opkomst van de oliegestookte verbrandingsmotor – de basis van het auto- en vliegtuigtijdperk – ontwikkelde zich tegelijkertijd de communicatie via telefoon en later ook radio en televisie. Inmiddels kunnen we via zon, wind, waterkracht en aardwarmte energie opwekken en zijn we aangeland bij the internet of things, waarbij alledaagse voorwerpen zijn verbonden met het netwerk en gegevens kunnen uitwisselen: het is het begin van de ‘Derde Industriële Revolutie’ die ons naar een groen economisch stelsel kan leiden. De infrastructuur van dat nieuwe stelsel rust volgens Rifkin op vijf pijlers. Om te beginnen is er de noodzaak van de overstap van een op koolstof en fossiele brandstoffen gebaseerd energieregime naar een dat op hernieuwbare energie gestoeld is. Tegelijkertijd moet de mondiale vastgoedvoorraad worden omgebouwd tot mini-energiecentrales zodat ter plekke groene energie kan worden opgevangen. Die energie moet kunnen worden opgeslagen door in elk gebouw waterstof- en andere opslagtechnologie te plaatsen. Internettechnologie zal vervolgens het huidige elektriciteitsnet veranderen in, zoals Rifkin beschrijft, ‘een intelligent energieleveringsysteem waarin miljoenen mensen groene energie, die bij of op hun gebouw is opgewekt, kunnen terugsturen naar het net en met anderen op een soort open marktplein kunnen delen’. Tot slot kunnen we dan het mondiale wagenpark omvormen tot elektrische of op waterstof rijdende voertuigen.
De synergie tussen de vijf pijlers zal volgens Rifkin tot een radicaal andere machtsverdeling op economisch, politiek en sociaal gebied leiden. In tegenstelling tot de energieopwekking met fossiele brandstoffen die, vanwege het simpele feit dat ze alleen op bepaalde plaatsen worden gevonden, gekenmerkt wordt door schaalgrootte en centralisatie, is de winning van hernieuwbare energie decentraal van aard. En dat, zo legt Rifkin uit, brengt logischerwijze ‘een democratisering van het ondernemerschap met zich mee’, waarbij niet het eigenbelang maar samenwerking de kern van alle economische activiteiten wordt.
HET KLINKT TE MOOI om waar te zijn. Maar waarom zou zo’n groene, op samenwerking gestoelde economie geen gestalte kunnen krijgen? Rifkin noemt voldoende voorbeelden van succesvolle maatschappelijk verantwoorde ondernemers (de autodeeldienst Communauto, het fenomeen Couchsurfing en Community Supported Agriculture) om je te doen geloven dat zijn met passie vertelde verhaal meer dan een utopie, en meer dan zomaar een toekomstvoorspelling is. De vraag die rest is wanneer overheid en industrie de noodzaak van een duurzame samenleving erkennen.
Mirjam Noorduijn is journalist en recensent voor o.a. NRC Handelsblad, Brabants Dagblad en de Groene Amsterdammer (www.mirjamnoorduijn.nl)
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.
- -
Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2015: De slag om duurzame energie, en is te vinden bij de onderwerpen digitalisering en literatuur.