Boekrecensie: De cultuur van het nieuwe kapitalisme

Lees hier het pdf van dit artikel. In De Cultuur van het Nieuwe Kapitalisme beschrijft Richard Sennet de nieuwe manier van werken: van vakmanschap naar netwerken. Werknemers zijn ‘bevrijd’ uit de ijzeren kooi van de traditionele arbeidsrelatie. Maar dit brengt voor veel mensen onzekerheid met zich mee. En de gevolgen van die onzekerheid uit zich ook in cultuur en politiek, meent Thijs Kleinpaste. Door Thijs Kleinpaste In What’s the matter with Kansas vraagt de Amerikaanse publicist Thomas Frank zich af wat er toch aan de hand is met zijn thuisstaat Kansas. Kansas is al decennia lang hofleverancier van de meest conservatieve leden van het Amerikaanse Congres en in de staat zelf domineren de Republikeinen alle takken van de overheid. In 1999 werd de evolutietheorie uit de schoolboeken geschrapt (later weer teruggedraaid) en de strijd tegen het homohuwelijk is in Kansas ‘gewonnen’ door een amendement op de grondwet van de staat. Frank analyseert feilloos de dynamiek van de Amerikaanse culture wars, de stille burgeroorlog die Amerika verscheurt en die de values van het heartland lijnrecht tegenover die van ‘elitaire snobs’ uit de verstedelijkte, welvarende staten aan de Oostkust en in Californië zet. Maar zo scherp als zijn analyse is, zo ongrijpbaar is voor hem de vraag hoe het toch komt dat, terwijl de Republikeinen met hun beleid de economische infrastructuur van het overwegend agrarische Kansas om zeep hielpen, de bevolking van die staat steeds fanatieker achter diezelfde partij ging staan. Zagen ze niet dat ze voortdurend tegen hun eigen economische belang stemden? Hoe kon het dat jaar na jaar de suburbs verder verpauperden, maar dat abortus en het homohuwelijk de politieke agenda domineerden? Misschien zonder het te weten geeft Richard Sennett in De Cultuur van het Nieuwe Kapitalisme het begin van een antwoord op die vraag. Sennett beschrijft de geleidelijke verandering die het arbeidsbestaan in de 20ste eeuw heeft doorgemaakt. De centrale these van Sennett is dat de mens onder het nieuwe kapitalisme over het algemeen niet vrijer is geworden. De ontmanteling van het ‘sociaal-kapitalisme’ veroorzaakte sociale ontwrichting, met grote gevolgen voor de cultuur en politiek. Een antwoord op de vraag die Frank stelt, maar ook op vragen waar wij in Nederland ons momenteel mee geconfronteerd zien. Tegen het eind van de 20ste eeuw werd het militair-kapitalistische en bureaucratische systeem van Bismarck en Weber vervangen door een nieuwe vorm van werken. Webers piramide, waarin hiërarchische verhoudingen bekend waren en iedereen zijn positie wist, was weliswaar een Gouden Kooi, maar bood tegelijkertijd zekerheid. De piramide werd echter vervangen voor een flexibeler netwerk, gestoeld op de gedachte dat medewerkers zich moesten ontwikkelen. Vrij naar Sartre was de beroepsbevolking ‘gedoemd zich te ontplooien’. Sennett stelt dat deze ontwikkeling zorgde voor een verstoring van traditionele verhoudingen en arbeidsrelaties. Kennis, kunde en loyaliteit gingen verloren en moesten plaats maken voor ‘potentie’, de mogelijkheid om in de toekomst goed te zijn. In plaats van het opbouwen van kennis (vakmanschap) werd het aanpassen aan nieuwe situaties (potentiële kennis) de nieuwe norm voor goede werknemers. Het nieuwe kapitalisme is volgens Sennett op die manier verantwoordelijk voor een gevoel van vervreemding en het ‘spook van de overbodigheid’, omdat maar een kleine groep mensen over de capaciteiten beschikt om te gedijen in deze nieuwe economische orde. Hij wil daarom dat de overheid burgers hun gevoel van nuttigheid teruggeeft, bijvoorbeeld door meer deeltijdbanen (hij noemt Nederland als voorbeeld), en het door de overheid laten betalen van vrijwilligerswerk. Sennett’s observaties kunnen ons helpen een waterscheiding, die ook in Nederland steeds zichtbaarder wordt, te begrijpen: die tussen stad en ommeland. De meest recente verkiezingsuitslag schetst een verontrustend beeld van onze eigen Hollandse variant van de culture wars. Op de uitslagenkaart lichtte tussen het groen, blauw en donkerblauw van CDA, VVD en PVV stedelijke gebieden rood op, de kleur van de PvdA (en GroenLinks en D66). Alleen in Noordoost-Nederland is het ommeland ook rood. Stedelijke gebieden zijn over het algemeen aanmerkelijk progressiever dan de gebieden daaromheen. In veel steden leunt het stadsbestuur stevig op partijen die ‘zin hebben in de toekomst’. Afdelingen van partijen die landelijk een behoudender karakter hebben, zoals bijvoorbeeld de VVD, passen zich niet zelden aan de lokale omstandigheden aan. De Amsterdamse VVD bijvoorbeeld wordt niet geheel onterecht door partijgenoten elders gezien als progressieve buitenboordmotor. Maar wat heeft dit met de economie te maken? In zekere zin vervangt de stad de rol die de bedrijfspiramide had in het sociaal-kapitalisme. Waar kennis zich vroeger concentreerde in de bedrijfspiramide, is die nu te vinden in de steden. De stad is de nieuwe werkvloer voor werknemers uit de netwerkgeneratie. Zonder hiërarchie, maar met een indrukwekkend arsenaal aan kennis, die vaak zonder al teveel moeite gevonden kan worden in bedrijfsverzamelgebouwen en vestigingen van de CoffeeCompany. Maar de fijnmazige infrastructuur van de stad is niet overal en de nieuwe economie werkt dus niet overal hetzelfde. Terwijl grote delen van Nederland klappen kregen hield de economie van Amsterdam, ook tijdens de crisis, positieve groeicijfers. Maar in het ommeland heerst een andere economische realiteit. Op dat punt doet de analyse van Sennett pijn. De Gouden Kooi die ervoor zorgde dat je veertig jaar voor dezelfde baas werkte en bij je afscheid een gouden horloge kreeg komt niet terug, maar het kapitalisme van de korte termijn, zoals Sennett het kenschetst, biedt veel mensen onvoldoende geborgenheid. De economie heeft zo direct effect op de condition humaine van een land. Materiële druk wordt voor een deel omgezet in culturele symboliek, schrijft Sennet. Stad en ommeland groeien, in culturele zin, steeds verder uit elkaar. Voor stedelingen die floreren in de nieuwe economische orde zijn Europa en de wereld interessante nieuwe uitdagingen, voor anderen is dezelfde ontwikkeling in potentie een bedreiging van hun baanzekerheid. Dat is waar het populisme in beeld komt. De zorgen van veel mensen zijn namelijk niet zozeer, zoals Maxime Verhagen denkt, terecht, maar wel oprecht. In de nieuwe economische realiteit biedt het vertrouwde van de eigen cultuur een veilig onderkomen. Natuurlijk is de economie niet de bron van alle onrust, maar de effecten ervan mogen niet worden onderschat. Als Randstadpartij bij uitstek moet D66 dit ter harte nemen. Het pleidooi voor het versoepelen van het ontslagrecht bijvoorbeeld is op lange termijn goed voor iedereen, maar zorgt op korte termijn voor frictie. Het beloont precies het type werknemer die zich volgens Sennett wel redt, maar zeker niet representatief is voor een groot deel van de beroepsbevolking. Dit kabinet doet niets om de economische zorgen van veel mensen te verlichten en is daarmee in immateriële zin wel een correctie op de jaren ’90, maar in materiele zin niet. Het onbehagen wordt geprolongeerd, op bijna Kansas-achtige manier. D66 moet zich dit aantrekken. De netwerkgeneratie redt zich wel, maar we moeten ervoor waken dat de insiders van toen niet de outsiders van nu worden.   Thijs Kleinpaste studeert Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is deelraadslid in Amsterdam Centrum   Richard Sennett – De cultuur van het Nieuwe Kapitalisme (vert. 2007) Uitgeverij: J.M. Meulenhoff Prijs: € 18,95 ISBN 9789029079211   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2011: De Gouden Kooi en is te vinden bij de onderwerpen kapitalisme en werk