Boekrecensie – Als burgemeesters zouden regeren

 Lees hier het pdf van dit artikel. Waar David van Reybrouck kiest voor loting als oplossing voor het ‘democratisch vermoeidheidssyndroom’ (zie zijn boek Tegen Verkiezingen, besproken in de Idee van februari 2014), geeft Benjamin Barber in zijn nieuwste boek Als burgemeesters zouden regeren een andere oplossing voor het verlies aan vertrouwen in de democratie: laat steden en burgemeesters in plaats van landen en nationale leiders de wereld besturen. Door Wouter Dol Alhoewel landen de laatste decennia volkomen onderling afhankelijk zijn geworden en ze te maken hebben met grensoverschrijdende problemen zoals de financiële crisis, gewapende conflicten of milieuvervuiling, zijn ze slecht in staat gebleken om een werkbare vorm van mondiaal bestuur te vormen om deze vraagstukken het hoofd te bieden. De Verenigde Naties zijn niet werkelijk verenigd, en politieke samenwerkingsverbanden zoals de Europese Unie verkeren in ernstige crisis. Volgens Benjamin Barber is de behoefte aan een functionerend mondiaal bestuur in onze extreem ‘interdependente’ wereld dan ook dé cruciale uitdaging van onze tijd. Barber, de socioloog die bekendheid verwierf na zijn boek McWorld vs Jihad (1995), pleit daarom in zijn nieuwste boek voor een radicaal andere oplossing om de democratie te mondialiseren, en de mondialisering te democratiseren; geef steden en haar burgemeesters de hoofdrol in mondiaal bestuur. Pragmatische leiders Barber begint zijn verhaal met de stelling dat de democratie oorspronkelijk ook is ontstaan op het niveau van de Atheense stadsstaat, waarna zij na eeuwen worstelen met keizerrijken, prinsdommen en andere monarchieën uiteindelijk is geborgd in de hedendaagse natiestaat. Maar waar in het verleden de natiestaat een natuurlijke oplossing  was voor het schaalprobleem van de democratie, is zij volgens Barber nu echter verworden tot een obstakel; te groot voor substantiële participatie maar te klein voor de mondiale uitdagingen. Barber vindt het tijd de cirkel te dichten. Hij wil steden, met haar burgemeesters als pragmatische leiders, centraal stellen in een proces van mondiale samenwerking, en ze tegelijkertijd inzetten als verbindende lokale schakel in een proces van ‘glokalisering’. Barber deelt zijn lijvige boek op in twee hoofddelen: allereerst de uitleg waarom steden op mondiaal niveau zouden moeten regeren, gevolgd door zijn aanzet tot hoe mondiaal bestuur van steden gerealiseerd kan worden. De inhoudelijke hoofdstukken worden afgewisseld met korte beschrijvingen van burgemeesters zoals Barber die graag ziet: pragmatisch, tegendraads en vooral daadkrachtig, en die het ook op durven te nemen tegen de nationale staat. Zo komt miljardair en micromanager Michael Bloomberg van New York langs, de maffiabestrijder Leoluca Orlando van Palermo, de niet-ideologische Teddy Kollek van Jeruzalem en Qadour Moussa van Jenin, de flamboyante en fietsende Boris Johnson van Londen, en zelfs, ter ere van de Nederlandse vertaling, Job Cohen, Ahmed Aboutaleb en Eberhard van der Laan als verdedigers van multiculturaliteit. In de wereld van Barber zijn steden ‘van nature’ anti-ideologisch en pragmatisch-democratisch. Aan het hoofd van de stad staan burgemeesters die zijn gericht op het oplossen van problemen, en die zich niet laten hinderen door teveel partijpolitieke standpunten of ideologische achterhoedegevechten, en die de boel een beetje bij elkaar houden. Of zoals Teddy Kollek als burgemeester van Jerusalem het verwoordt: als jullie klaar zijn met preken zorg ik dat het riool werkt. Het is niet verwonderlijk volgens Barber dat tegen de achtergrond van een algemeen dalende waardering van burgers voor de politiek, politici en politieke partijen, het de burgemeesters zijn die stelselmatig veel hogere populariteitscijfers genereren. Soevereiniteit als probleem Barber, als zelfverklaard kosmopoliet, ziet natiestaten gebaseerd op volkssoevereiniteit als de oorzaak voor de stilstand als het gaat om het vinden van oplossingen voor mondiale problemen. Hij stelt dat waar overdracht van soevereiniteit (in de vorm van vrijheid) wel heeft gewerkt op het niveau van het individu door de uitvinding van het sociale contract – ik geef een deel van mijn vrijheid op aan een soeverein (staat) door deze het monopolie op geweld en rechtspraak te geven om zo te ontsnappen aan mijn wrede en korte Hobbesiaanse leven – natiestaten tegen het probleem lopen dat als zij soevereiniteit ‘overdragen’, zij eigenlijk zichzelf opheffen. Dit zou alleen maar een bestuurskundige kwestie kunnen zijn, ware het niet dat nationale soevereiniteit voor veel burgers raakt aan hun gevoel van eigen identiteit: hun gedeelde nationaliteit, taal, en cultuur. We zien dit probleem vooral de kop opsteken bij de ontwikkeling van de ‘post-soevereine’ of eigenlijk ‘supra-soevereine’ Europese Unie. Ook in de campagnes en debatten in aanloop naar de komende Europese verkiezingen wordt vooral gesproken over voor of tegen ‘overdracht van soevereiniteit’ aan Brussel. Barber observeert hierbij schertsend en oordeelt scherp dat ‘in een wereld die gedefinieerd wordt door […] meedogenloos terrorisme, losgeslagen financiële markten, onbeheersbare migratie, asymmetrische oorlogen, nieuwe ziektes, en massavernietigingswapens … blijven zelfvoldane soevereiniteitsadepten en ferme nieuwe nationalisten met hun conservatief-patriottische bondgenoten maar doorratelen over heilige grenzen, soevereiniteit en de autonomie van de natiestaat.’ Thierry Baudet c.s., leest u mee? Zoals gezegd schuift Barber steden naar voren als oplossing voor dit soevereiniteitsprobleem. Steden hebben immers geen soevereiniteit en zijn van  nature gewend om samen te werken, problemen aan te pakken en oplossingen te vinden, en ze zijn in staat de burger beter te betrekken bij politieke besluitvorming. Barber presenteert vol enthousiasme en eruditie de rol van de stad als bron van menselijke creativiteit, innovatie, tolerantie, en bovenal als economische motor. De 100 grootste steden ter wereld waren in 2007 alleen al goed voor bijna 40 procent van het mondiaal bruto product. En de meerderheid van de wereldbevolking woont in steden. Hij beschrijft verder de bestaande onderlinge stedennetwerken en bespreekt drie domeinen waar steden voortgang hebben bereikt daar waar natiestaten door hun soevereiniteit juist een belemmering voor samenwerking vormen: veiligheid, milieu, en kunst en cultuur. Parlement van burgemeesters Maar hoe kan dit boeiende idee van steden als ankers van mondiaal bestuur nu in de praktijk vorm krijgen? Barber begint met de mededeling dat de oproep dat burgemeesters de wereld moeten regeren eigenlijk hetzelfde is als zeggen dat burgers de wereld moeten regeren. Om dit in de praktijk te brengen stelt Barber een mondiale stedenbond, of parlement van burgemeesters voor. Een mondiale stedenbond is volgens Barber een voortzetting en uitbouw van wat steden nu al in de praktijk doen, zoals overleg en uitwisseling binnen stedennetwerken. Barber is opvallend lichtvoetig over de daadwerkelijke macht van een burgemeestersparlement, wellicht ook omdat hij in het algemeen nogal makkelijk over concrete bezwaren heenstapt met betrekking tot de daadwerkelijke uitvoering van een mondiale bestuurslaag gebaseerd op steden. Zo erkent hij de beperkte financiële autonomie van steden en de bestaande wet- en regelgeving op basis van de verfoeide natiestaten maar geeft maar vage vergezichten over hoe dit op te lossen. Daartegenover presenteert hij aanmerkelijk concreet hoe een dergelijke World Assemby of Cities eruit zou kunnen zien. Deze zou drie keer per jaar met 300 steden per keer geloot bij elkaar komen, met een verdeling van 50, 125, 125 tussen megasteden, grote steden, en kleinere steden. Daarnaast zou besluitvoering gebaseerd moeten zijn op basis van vrijwillige instemming, behalve als er drie keer achtereenvolgens een meerderheid voor een voorstel is, dan zou een stad zich alleen terug mogen trekken op basis van een referendum. Hij bepleit een geduldige aanpak om deze vorm van zacht mondiaal bestuur te initiëren, en nodigt burgemeesters actief uit zijn handschoen op te pakken. Relevante vragen Het boek van Barber past binnen een trend van analyses over de crisis van de democratie en komt met een originele oplossing die echter op de korte termijn niet heel realistisch is: er moet wel heel wat gebeuren voordat een parlement van steden ‘de democratie zal redden van de soevereiniteit’ zoals hij het stelt. Barbers analyse roept echter wel belangrijke vragen op die sociaal-liberalen zich ook moeten stellen: hoe en op welk geografisch niveau komen participatie en vertegenwoordiging het beste tot hun recht? Bestaat er zoiets als wereldburgerparticipatie en tot op welke schaal voelen mensen zich vertegenwoordigd? De opkomst van net iets meer dan 50 procent bij de recente gemeenteraadsverkiezingen toont bijvoorbeeld maar weer aan hoe lastig het is om burgerparticipatie vorm te geven op lokaal niveau, laat staan deze duurzaam te verbinden met een centrale macht in Den Haag, Brussel of zelfs mondiaal. Barber geeft in ieder geval een prikkelende voorzet over hoe democratie in een globaliserende wereld vorm zou kunnen krijgen.   Wouter Dol is programmamanager bij het NIMD, het Nederlands Instituut voor Meerpartijen Democratie.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2014: Follow the leader, leader, en is te vinden bij het onderwerp literatuur.