Basisinkomen past juist goed in het sociaal-liberale gedachtegoed

Lees hier het pdf van dit artikel. In idee 2 (2015) betogen Coen Brummer en Abele Kamminga dat een basisinkomen in strijd is met de kernwaarden van het sociaal-liberalisme. Econoom Mark Sanders, naar eigen zeggen ‘sociaal-liberaal in hart en nieren’, ziet echter alle reden om het basisinkomen juist wel te onderzoeken. Door Mark Sanders In hun artikel brengen Brummer en Kamminga met name de richtingwijzer ‘Beloon prestatie en verdeel de welvaart’ in stelling om hun punt te onderbouwen. Maar zo zijn de richtingwijzers niet bedoeld. Ze geven geen eenduidig antwoord op politieke vragen, maar maken slechts duidelijk langs welke lijnen het debat voor een sociaalliberaal gevoerd moet worden. Ik voel me sociaalliberaal in hart en nieren. En ik ben vóór (experimenten met) een basisinkomen vanuit het diepst van mijn tenen. Juist omdat ik het basisinkomen een van de meest progressieve liberale ideeën vind van de vorige eeuw. Laat ons dat debat dan voeren. LATEN WE BEGINNEN met ‘beloon prestatie’. Natuurlijk is een basisinkomen geen beloning voor geleverde prestatie. De essentie is immers dat dit basisbedrag niet afhankelijk is van individuele prestaties. Maar is het daarmee niet-liberaal? Daarvoor moeten we verder doordenken over prestaties. ‘Beloon prestatie’ kan alleen slaan op prestaties van het individu. Als het individu iets presteert, is een beloning daarvoor op zijn plek. Maar dat is heel wat anders dan het gelijkstellen van loon en inkomen uit werk of onderneming aan een rechtvaardige beloning voor individuele prestaties. We hoeven niet naar de extremen in de bankensector of het profvoetbal om dat punt te maken. Ook de politieagent en al die andere hardwerkende Nederlanders verdienen hun geld en kunnen hun prestaties leveren omdat ze zijn opgeleid, omdat ze zijn opgevoed en omdat ze zijn gesocialiseerd in een samenleving waar ze part noch deel aan hadden. Nederland is een gespreid bed, vraag het de gelukzoekers maar. Als je uitsluitend de individuele prestaties zou belonen, kan dat wel eens leiden tot een veel hoger belastingtarief. Daarnaast is ‘verdeel de welvaart’ niet voor niets toegevoegd. De vraag die deze toevoeging echter meteen oproept, is: hoe dan? Wat mij betreft is de toevoeging zinloos als je welvaart uitsluitend wilt verdelen volgens prestaties. Het moet dus wel betekenen dat er ook verdeeld moet worden los van prestaties. De basis waarop je dan als sociaal-liberaal alleen maar kunt herverdelen, is volgens mij het individu. Dat wil zeggen, elk individu heeft, puur uit hoofde van zijn mens-zijn en het deel van een samenleving zijn, trekkingsrechten op de totale productie van die samenleving. Die rechten geven we mensen overigens nu ook al. Op basis van een hele reeks administratieve criteria worden mensen in een moderne samenleving een hele reeks entitlements toegekend. Dat biedt iedereen de basiszekerheid waarop gebouwd kan worden. In ons denken over maatschappelijke ordening (zie de publicatie Ordening op Orde) komt duidelijk naar voren dat basiszekerheden collectief (en bureaucratisch) georganiseerd zouden moeten worden. Een basisinkomen heeft dan het extra voordeel dat het herverdeelt volgens het sociaal-liberale principe van gelijke rechten voor elk individu. OP ZICH is dit nog geen pleidooi voor een basisinkomen, maar we komen in de buurt. Wat een basisinkomen een interessante gedachte maakt voor mij als sociaal-liberaal is dat een basisinkomen een entitlement is op basis van administratieve informatie die eenvoudig te verifiëren is en die, cruciaal, geen gedragsvoorschriften behelst. Wat mij als sociaal-liberaal tegen de borst stuit, is dat we in ons huidige stelsel van entitlements de mensen die daarop aangewezen zijn, hebben uitgeleverd aan bureaucraten die hen in detail voorschrijven hoe ze hun leven moeten inrichten. Onze sociaaldemocratische, socialistische en christelijke confessionele concurrenten doen niets liever. En onze klassiek-liberale vrienden houden er de opvatting op na dat je zo tenminste de lamballen uit een uitkering kunt jagen. Voor een oprecht liberaal zijn beide kanten een gruwel. ZO BEZIEN bevrijdt een basisinkomen het individu dus van de bemoeizucht van partijen in de samenleving die een ander graag de wet voorschrijven, of mensen die andere keuzes maken graag het leven zuur maken. Het bevrijdt mensen van de dwang om werk te accepteren dat ze niet past of om naar passend werk te zoeken volgens de recepten van het UWV. Mensen weten zelf wat voor hen het goede leven is en met een basisinkomen hebben ze de vrijheid om daar (tot op zekere hoogte) een eigen invulling aan te geven. Daarnaast geeft het mensen de basiszekerheid die nodig is om risico’s in het leven aan te kunnen gaan. Wat een basisinkomen voor ondernemerschap, kunst en de participatiesamenleving zou kunnen betekenen is vooralsnog gissen. Maar als je vertrouwt op de eigen kracht van mensen en gelooft dat regie over het eigen leven uiteindelijk voor mensen en de samenleving de beste uitkomsten genereert, dan is een basisinkomen zo gek nog niet. Dan moeten we natuurlijk wel eerst weten of ons mensbeeld klopt en hoe mensen in de praktijk op een basisinkomen reageren. Het volstaat niet om dit door te laten rekenen door het Centraal Planbureau met historisch geschatte aanbod elasticiteiten. Daarnaast zijn wat mij betreft de effecten op de arbeidsparticipatie, het bruto nationaal product en de belastinginkomsten, die Brummer en Kamminga inbrengen, niet de enige effecten die je zou moeten willen meten. Maar ook ik wil weten of ons positieve mensbeeld klopt. Als feitengedreven sociaal-liberaal wil ik onderzoeken wat een basisinkomen met mensen doet. Met hun participatie én hun welzijn. Want hoewel nu zelfs D66’ers proberen het basisinkomen tot taboe te verklaren, is er mijns inziens in het sociaal-liberale gedachtegoed volop reden om goede experimenten van harte te ondersteunen.   Mark Sanders is econoom en universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2015: Algemeen belang en democratie, en is te vinden bij de onderwerpen sociaal-liberalisme en sociale zekerheid.