Balanceren tussen macht en verantwoordelijkheid

Lees hier het pdf van dit artikel.

Voor een politiek leider moet macht een middel zijn om de belangen van het geheel, juist ook op lange termijn, te dienen. Dat is niet altijd de gemakkelijkste weg, maar wel de juiste, vindt Alexander Pechtold. “Leiderschap betekent ook oog durven hebben voor het algemeen belang als dat niet direct iets oplevert.”

Door Alexander Pechtold

Mijn vader stemde als een echte strateeg: de ene keer VVD, de andere keer PvdA, afhankelijk van wie op dat moment de grootste partij was. Daar zat een heldere gedachte achter. Macht en tegenmacht moeten in balans blijven. Macht hoort niet vanzelfsprekend te zijn. Typisch het uitgangspunt van een democraat, zou je zeggen. En tegen het einde van zijn leven begon hij dan ook, net als mijn moeder, wijselijk D66 te stemmen. Naar die gedachte van mijn vader probeer ik zelf ook te handelen. Niet alleen door als parlementariër scherp te blijven als het gaat om macht en de controle daarop. Maar ook door te blijven beseffen dat macht slechts een middel is. Want dat zit ook in dat uitgangspunt van mijn vader. Ik ben bereid die gedachte ver door te trekken. In 2010 stond ik met collega-Kamerlid Wouter Koolmees op het balkon van de fractievleugel van D66 in het Tweede Kamergebouw. We vroegen ons af: stel dat we over een jaar of zes op nul zetels zouden staan, maar wel onze agenda hebben gerealiseerd. Zou dat erg zijn? Ons antwoord was: nee. Politieke macht is geen doel op zich. En wat is nou belangrijker? Met twintig zetels vier jaar lang in de Kamer niks doen? Of met minder en dan toch je plannen realiseren en idealen verwezenlijken? Het gaat uiteindelijk om dat laatste. Dat je machtspositie niet in de weg gaat staan van de verantwoordelijkheid die je wil nemen – met eigen ideeën en idealen – voor het geheel. Verantwoordelijkheid Ik zal de eerste zijn die toegeeft dat het niet altijd een gemakkelijke opgave is, dat balanceren tussen macht en de verantwoordelijkheid voor het geheel voor frictie zorgt. Een politiek leider heeft altijd te maken met de eisen die de macht stelt. Je moet compromissen sluiten, zien om te gaan met verschillende, botsende belangen. Dat maakt van het nemen van verantwoordelijkheid voor het geheel soms een troebele zaak. Toch is dat een van de belangrijkste taken van een politiek leider: midden in de wirwar van deelbelangen moet je steeds de ogen gericht hebben op wat iedereen aangaat. Ik zie me daarin gesteund door de traditie waarin D66 staat. Met de focus op de verantwoordelijkheid voor het geheel, het algemeen belang, is D66 immers altijd vertrouwd geweest. Vanaf de oprichting zeiden we: wij spreken iedereen aan. Niet een bepaalde zuil, niet een bepaalde groep,zoals andere partijen dat van oudsher deden. De oproep in 1966, voor een gulden bij de boekhandel met ingesloten een antwoordkaart zodat mensen hun steun konden betuigen, legde de basis voor een politiek die zich niet op ondernemers, of de middenklasse, of rijken of armen, of de hoger- of lageropgeleiden richtte, maar iedereen aansprak. Ons Appèl in 1966 was niet voor niets gericht aan “iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie”. Het ging om een idee, de verhouding tussen burger en politiek en de kwaliteit van de besluitvorming. Ik heb de partij ook altijd zo gezien, als een ideeënpartij, als tegenovergesteld aan een belangenpartij. Bewonderenswaardig vond ik dat de oprichters van D66 bij de staatsrechtelijke en partijpolitieke vernieuwingsagenda in eerste instantie niet het eigen voortbestaan meewogen. Iedereen wist toen: als die vernieuwingen er komen, dan is D66 de eerste partij die verdwijnt. Want met een meer directe democratie, onder meer een districtenstelsel, zouden de kleinere partijen het eerste sneuvelen. Die onbevangenheid, dat idealisme, dat hoorde en hoort bij de partij. Maar laat ik daaraan toevoegen: D66 is een volwassen en zelfstandige partij geworden. Partijpolitieke en democratische vernieuwingen zullen er dan niet ten koste van, maar dankzij D66 komen. Dat hebben we de afgelopen jaren al een aantal keren bewezen, met het wettelijk vastleggen van het raadgevend referendum, de deconstitutionalisering van de burgemeester, en het beperken van de rol van de Koning in de formatie. In 2006 hebben we met de hervormingsagenda het algemeen belang wederom als uitgangspunt genomen. En dat bracht best wat risico’s en twijfels met zich mee. Hoe ver kun je daarin vooruitlopen? Is het niet teveel tegelijkertijd? Balkenende II had hervormd, maar grote vraagstukken waren blijven liggen. Als Minister voor Bestuurlijke vernieuwing in dat kabinet zag ik dat er buiten mijn portefeuille hervormd moest worden; in de zorg en op de woningmarkt bijvoorbeeld. Maar ik kon daar verder weinig mee. Een interview in De Telegraaf waarin ik de hypotheekrenteaftrek ter discussie stelde, bleek een steen in een vijver. Ik vroeg me toen hardop af: moet je dat niet uitleggen? Kun je niet de vraag stellen of ouders willen dat hun kinderen straks ook nog een woning kunnen kopen? Het ging uiteindelijk om een steekhoudende analyse. Na de oorlog is onze wetgeving vooral gericht op het uitbreiden van sociale voorzieningen en basale rechten, het voorkomen van excessen, en het afrekenen met de klassenmaatschappij. Daarna kwam de verfijning en de uitbreiding. Door vergrijzing, bevolkingsgroei, een groter geworden middenklasse, internationalisering en teruglopende gasbaten, kwam er aan die periode definitief een einde en moest de overheid een stapje opzij doen. Tijdens de Paarse kabinetten in de jaren negentig werd de aandacht afgeleid door de stijgende welvaart. Maar in de eerste decennia van deze eeuw werd het duidelijk dat de wetgeving van de afgelopen decennia flink achterliep, en hervormd moest worden om haar toekomstbestendig te maken. Toen D66 bijvoorbeeld campagne voerde voor het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd was dat niet omdat we mensen hun pensioen niet gunden, maar omdat we vaststelden dat toen Willem Drees de AOW bedacht, we gemiddeld zesenzestig werden. Inmiddels is dat vijfentachtig. Juist om het pensioenstelsel als geheel van een toekomst te verzekeren, vonden we het niet meer verantwoord om op de oude weg door te gaan. Maar het heeft moeite en geduld gekost om anderen daarvan te overtuigen. Het beschermen van de hypotheekrenteaftrek, waar op een gegeven moment 10 miljard aan schuld in omging, is “absolute topprioriteit”, zei de VVD. Niet aan het ontslagrecht morrelen, klonk het bij de PvdA. “Handen af van de AOW”, stelde het CDA. Bij het indienen van de motie voor het verhogen van de AOW-leeftijd in 2008 kregen we welgeteld één Kamerlid mee. Dat was Rita Verdonk. Voor de andere partijen leek niets bespreekbaar. Ik begreep dat ten dele wel. Hervormen gaat altijd over mensen. Ik begrijp de stratenmaker die zich af vraagt waarom hij langer door moet werken heel goed. Voor een politicus is het daarom altijd zaak om de juiste vorm van leiderschap te vinden. En dat betekende: vakbonden zover krijgen om hun vergrijsde achterbannen te overtuigen dat een paar maanden langer werken niet onredelijk is. En werkgevers voorbij hun eigen belang helpen, en ze erop wijzen dat de structurele versterking van de economie op het spel stond. Soms is het in het algemeen belang om gevestigde belangen uit te dagen, zeker als de voormalige volkspartijenniet in staat blijken te zijn voorbij bestaande belangen te kijken, en de overheid gaan beschouwen als onderhandelingsplaats voor die belangen. Verantwoordelijkheid nemen is soms ook tegen de stroom ingaan. En is dat niet precies de kern van progressieve politiek? Gevestigde belangen uitdagen. De status quo bevragen. Durven denken voor toekomstige generaties. Macht D66’ers hebben nooit veel op gehad met het woord ‘macht’. Macht staat toch vooral voor behoudzucht zonder vernieuwende ideeën. En wie lang dicht op de macht zit, raakt er aan gehecht. Hans Gruijters, D66’er van het eerste uur, schreef er eens over in zijn boekje Daarom D’66, ter gelegenheid van de Tweede Kamerverkiezingen van 1967. Machtspolitiek – in de jaren zestig vooral door de confessionele partijen – vergeleek hij met smokkelaars, die dagelijks met een kruiwagen zand bij de douane verschijnen. Telkens wordt het zand onderzocht op smokkelwaar. Telkens blijkt er niets in te zitten. En elke keer lukt het de smokkelaars weer om de grens te passeren. Totdat de douane ontdekt dat ze kruiwagens smokkelen. De crux? Het waardeloze zand, dat zijn de ideeën en idealen; een dekmantel voor het werkelijke doel: de macht, of de kruiwagens in het verhaal. En toch: ik wil de rol van macht niet relativeren. Als politiek leider ben je verantwoordelijk voor de richting van de partij. Maar je bent ook verantwoordelijk voor de toekomst van de partij. Als partijleider heb ik vaak genoeg meegemaakt dat verantwoordelijkheid nemen risico’s met zich meebrengt. Zoals ik al zei: balanceren tussen macht en de verantwoordelijkheid voor het geheel gaat niet zonder frictie. De hervormingsagenda was een enorme sprong. “Hiermee ga je geen stemmen winnen”, klonk er toen. En natuurlijk trok ik me dat aan. Tegelijkertijd: is het leiderschap om steeds te kiezen voor de makkelijke weg? Is het leiderschap om keuzes steeds te laten afhangen van de winst die je er mee kunt boeken? Leiderschap betekent ook oog durven hebben voor het algemeen belang als dat niet direct iets oplevert. Neem Europa. Nu het Europese ideaal in zwaar weer verkeert, is het voor partijen verleidelijk om te zeggen: daar branden we onze handen niet aan. Je een europessimistische houding aanmeten lijkt dan aantrekkelijker. Juist nu heeft Europa behoefte aan een nieuwe weg. En dat is wat mij betreft een kwestie van algemeen belang. Dat tonen de vluchtelingencrisis, het veiligheidsvraagstuk, internationaal terrorismevraagstuk, de klimaatverandering en energieafhankelijkheid wel aan. En actueler: er komt een referendum over een belangrijk associatieverdrag met Oekraïne aan. Dat premier Rutte daarover opmerkt: “ik ga nu echt niet folders uitdelen op terrassen, daar bereik je niets mee”, is wat dat betreft veelzeggend. Ik vond bovendien dat minister Dijsselbloem in een interview met het Financieele Dagblad te ver doorschoot met het europessimisme, toen hij zei dat de komst van vluchtelingen ons welvaartssysteem “opblaast”. Als je voor het Europese idee bent, en ik geloof dat Dijsselbloem dat is, dan is de vraag: wat is je alternatief ? In mijn congrestoespraak van februari 2014 vroeg ik me af: zijn mensen echt klaar met Europa? Of zijn ze klaar met die politici die het Europese ideaal zo beroerd en krakkemikkig verdedigen? Ik vind overigens wel, vanuit liberale uitgangspunten gedacht, dat het belangrijk is om niet van alles een kwestie van algemeen belang te maken. Het algemeen belang is niet een allesomvattende gedachte waarvoor alles moet wijken, een soort dictatuur van de meerderheid. Wie in de politiek liberale uitgangspunten hanteert, moet altijd oor hebben voor de minderheid. Bovendien moet een politiek leider kunnen luisteren. Vaak genoeg begint de beweging bij een minderheid, en blijkt pas later dat het gelijk niet bij de meerderheid lag. Een kleine groep heeft het soms makkelijker. Die is niet gebonden aan de eisen van de macht. Die wordt niet belemmerd door die steeds terugkerende vraag: “Hoe staan we er bij de volgende peiling voor?”. Ik heb wat dat betreft waardering voor de SGP-fractie, ook al zijn we het niet altijd met elkaar eens en hebben we andere politieke uitgangspunten. Balans Balanceren tussen macht en verantwoordelijkheid; het doet me denken aan het verkiezingsaffiche van de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) uit 1922, dat D66 eind vorig jaar op een veiling kocht. Een van de beroemdste affiches uit de Nederlandse politieke geschiedenis dat nu op onze fractieburelen hangt. Het beeld op de poster inspireert me. Het schip van staat dat tussen extremen koerst – tussen het streven om het verleden te herstellen en de ambitie om het heden omver te werpen. De oproep “Houdt Koers!”, die zo mooi bovenaan de poster staat, is bovendien een mooie metafoor voor hoe een politieke partij en een politiek leider met het algemeen belang behoren om te gaan: trouw blijven aan principes en idealen. Je niet laten verleiden om naar de flanken te hellen en voor de ‘kale macht’ te kiezen, maar scherp blijven op het belang van het geheel. Als ik even afstand neem: ik denk dat dat uitgangspunt voor D66 meer dan ooit een ijkpunt is. In bijna tien jaar oppositie hebben we naar mijn gevoel de koers kunnen bepalen en daarin steeds een goede balans weten te vinden tussen macht en verantwoordelijkheid. Rutte II heeft veel uitgevoerd van wat wij al jaren in ons programma hadden staan. We hebben de boel weer in beweging gekregen. Een karwei waar we klein maar koersvast aan begonnen, om er vervolgens met een grotere groep in de oppositie een slot aan te geven. En daarmee ontstaat, nu Rutte II tegen het einde loopt, voor D66 een taak om opnieuw de balans tussen macht en verantwoordelijkheid te vinden. Met dat motto van de VDB in het achterhoofd. Ik durf inmiddels te zeggen dat de partij daar klaar voor is.   Alexander Pechtold is partijleider en fractievoorzitter in de Tweede Kamer voor D66.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2015: Algemeen belang en democratie, en is te vinden bij de onderwerpen leiderschap en politici.