Armoede in Nederland

Naar een ‘activerend’ armoedebeleid Lees hier het pdf van dit artikel. Wie rept over ‘armoede’ in Nederland wordt veelal sceptisch en ongelovig aangekeken. Armoede is aanwezig in Azië, in Afrika, in Zuid-Amerika, maar toch niet bij ons in Nederland? Wie toch volhoudt dat er ook armoede in Nederland bestaat, doet er goed aan zijn uitspraak te relativeren: armoede betekent hier inderdaad niet leven van minder dan 1 dollar per dag, het lot dat ruim één miljard mensen op deze wereld treft. De armoedegrens in Nederland ligt heel wat hoger. Dat armoede een relatief begrip is maakt het toch niet minder schrijnend voor armen in Nederland. Volgens Rutger Koopmans is een ander ‘activerend’ beleid nodig om deze armoede terug te dringen. En daarmee samenhangend: we hebben we een ander mensbeeld nodig. door Rutger Koopmans Wat is armoede in Nederland? Voor een gezin praten we ruwweg over een inkomen van (onder de) €16.000 per jaar, voor een éénoudergezin bedraagt de ondergrens €14.500 en voor éénpersoonshuishoudens is dat €12.000. Wie dat een hoog niveau vindt, nodig ik van harte uit van lot te ruilen, en dan niet voor één maand. Het bijstandsniveau hebben we als de ondergrens voor een menswaardig inkomen gekozen. Wie daaronder leeft, is niet alleen arm, maar zou eigenlijk een uitzonderingsgeval moeten zijn, een dissonant in een verzorgingsstaat die niet van armoede uitgaat. Toch leeft alleen al in Amsterdam bijna één op de zes mensen onder deze grens. Zodra je dat getal op je laat inwerken, schrik je ervan. Er groeien in Amsterdam ongeveer 40.000 kinderen, jonger dan 18 jaar, op in een huishouden dat geregeerd wordt door armoede. Allemaaljongeren die al te vroeg leren om te overleven, en voor wie dromen over het ontwikkelen van hun talenten een luxe is voor later. Van alle éénoudergezinnen in Amsterdam leeft 40% onder de armoedegrens. En van alle mensen die onder de armoedegrens leven, zit bijna driekwart al drie jaar of langer in die weinig benijdenswaardige situatie. Ruim éénvijfde van alle arme mensen zit bovendien diep in de schulden. De schuldproblematiek grijpt, zeker bij jongeren, snel om zich heen. Dát is armoede: relatief, schrijnend, en hardnekkig. En dat is niet alleen het beeld in Amsterdam. Het landelijke beeld is milder maar tegelijkertijd weten we dat ook ver buiten Amsterdam, bijvoorbeeld in Emmen, in Almelo, in Kerkrade, hardnekkige en schrijnende armoede bestaat. Volgens de laatste schatting van het Europees bureau voor de statistiek (Eurostat) zou het gaan om één op de tien Nederlanders, dus 1,6 miljoen mensen. Hier en daar bestaat het vermoeden dat armoede gerelateerd is aan etnische achtergrond. Is daarmee het ideaal van de verzorgingsstaat uiteindelijk mislukt? Zijn we er, ondanks de naoorlogse economische groei en ondanks onze idealen, niet in geslaagd een menswaardig bestaan voor iedereen te garanderen? Is de droom van Drees, Veldkamp, Klompé, Schaefer, Den Uyl en zoveel anderen een illusie gebleken? Moet de verzorgingsstaat de prullenbak in? Ik denk het niet, maar herdefiniëren is uiterst noodzakelijk.   Van armoedebeleid naar beleid tegen armoede Wat bij nadere analyse in het bijzonder zorgen baart, is de hardnekkigheid van de armoede. Als men eenmaal in een armoedige situatie is beland, is de weg eruit een lastige. Driekwart blijft ‘hangen’. Vaak wordt armoede van generatie op generatie overgedragen. Armoede lijkt uitzichtloos. Armoede zorgt voor een langdurig sociaal en economisch isolement. Armoede holt de eigenwaarde van een mens uit. Armoede is verloren menselijk en maatschappelijk kapitaal. Daarmee raakt armoede de gehele samenleving, want met zo veel armoede verliezen we economische kracht, maatschappelijk draagvlak en sociale stabiliteit. Langzamerhand dringt het besef door dat we van een ‘armoedebeleid’ moeten overschakelen naar een ‘beleid tegen armoede’. Het huidige systeem van alle regelingen en voorzieningen verzacht de gevolgen van armoede maar het helpt mensen niet om uit deze situatie te komen. Daartoe is het stelsel ook niet opgezet. Het zijn pleisters op de wonde maar ze lossen niets duurzaam op. Ze activeren niet wie er mogelijkerwijze geactiveerd kan worden. Ze helpen niet om mensen zelf een weg uit de armoedesituatie te laten vinden. De discussie gaat feitelijk over het mensbeeld achter het te voeren beleid. Armoedebeleid gaat ervan uit dat arme mensen zwak zijn en hulp behoeven. Dit houdt in dat we ze als overheid, zoals de Barmhartige Samaritaan, van eten en drinken en goede zorgen voorzien. Voor een gedeelte van de mensen, bijvoorbeeld de ouderen, de chronisch zieken en de sociaal-psychisch zwakkeren, zal dit ook noodzakelijk blijven. ‘Activerend armoedebeleid’ is een beleid dat uitgaat van de kracht in de mens, van de self empowerment van mensen, van het vermogen in een mens om met vindingrijkheid en creativiteit, én een handje hulp, zijn eigenoplossing te vinden. Op eigen benen blijven staan, met een steuntje in de rug weer zelfstandig verder. Die aanpak zou bij de helft van het aantal armen succesvol kunnen zijn. Sommigen noemen dat een mensonwaardige, neo-liberale aanpak. Ik zeg: uitgaan van de kracht van de mens is menswaardig als je bereid blijft de helpende hand uit te steken voor als het (nog even) niet lukt.   Microfinanciering Vaak wordt er in het kader van een ‘activerend armoedebeleid’ gerefereerd aan de ervaring die is opgedaan met microfinanciering in landen zoals Bangladesh en India. De latere Nobelprijswinnaar Muhammed Yunus startte in 1983 zijn Grameen Bank en deed iets opzienbarends. Hij besloot de arme ‘niet-kredietwaardigen’ (geen inkomen, geen zekerheid) tóch als kredietwaardig te behandelen. De mensen waren daarmee op slag geen ‘zielepoten’ meer, maar kregen én krediet én de verplichting om het krediet inclusief rente terug te betalen. Ze werden daarmee even serieus genomen als de officiële ‘kredietwaardigen’ en hun zelfredzaamheid en talent kregen een kans, en bewezen hun waarde: tweederde van de klanten van de Grameen Bank heeft zich structureel aan de armoede weten te onttrekken. In India zijn er in de afgelopen twintig jaar al ruim 2,5 miljoen zogenaamde ‘self help groups’ gesticht, waardoor zo’n 40 miljoen mensen (vrouwen) zich uit de armoedesituatie hebben bevrijd. Yunus zei daarover, dat je een mens geen vis moest geven, maar hengels, en dat je ze daarbij moet leren vissen. Dat is wat hij, en de vele anderen die in zijn voetsporen van de microfinanciering gegaan zijn, ook hebben gedaan. Ik was diep onder de indruk toen ik ooit de leden van ‘self help groups’ in de ogen keek en zag wat hun resultaten betekenden voor hun eigenwaarde en hun uitstraling als rolmodel voor hun directe omgeving. De cruciale vraag is: wat heeft iemand nodig om uit de armoede te komen? Ons huidige armoedebeleid gaat uit van hulpeloosheid en zegt het antwoord voor. Activerend armoedebeleid impliceert zelfredzaamheid en wacht op een antwoord van de betrokkene; dat is veel respectvoller. Wat moet er hiervoor veranderen?   Ontschotting en maatschappelijke coalitie Een activerende aanpak berust op wederkerigheid. Wie gebruik maakt van een voorziening of een regeling, en in staat is om een contraprestatie te leveren, zal deze prestatie moeten leveren om in aanmerking te blijven komen voor deze regeling of voorziening. Dat kan worden gegoten in een ‘sociaal contract’, een gelijkwaardige afspraak waarmee het individu wordt uitgedaagd de regie over zijn leven te hernemen, zelfvertrouwen en eigenwaarde op te bouwen, zijn eigen kracht te hervinden. Niet de beperkingen van het individu zijn in deze benadering leidend, maar de potentie. Van de instanties vraagt dit dat niet langer het uitvoeren van de regeling centraal staat, maar de situatie van het individu. Het huidige stelsel van regelingen en voorzieningen is een doolhof. Vandaar dat ontschotting van een aantal regelingen hoogst noodzakelijk is. Een succesvol activerend armoedebeleid is ook niet alleen een overheidsaangelegenheid. Wat we nodig hebben is een stevige maatschappelijke coalitie, waarbij een breed scala van maatschappelijke organisaties een bijdrage levert, in samenwerking met de overheid. Er is een groot aantal individuen, zorginstellingen, corporaties, verenigingen, kerkelijke instanties, zelfhulporganisaties, voedselbanken en anderen die een actieve strijd voeren tegen armoede. Financiële alfabetisering De systematiek en de organisatie van de schuldhulpverlening in Nederland verdienen een grondige heroverweging. Noch het wettelijk kader, noch de manier waarop schuldhulpverleningsinstanties hun werk doen, draagt bij tot het stimuleren van de eigen kracht van individuen. Het beleid faalt. Het hebben van schuld is als een keten en staat succesvolle activering in de weg. Schuldhulpverlening lijkt gedreven door het moralistisch besef dat ‘wie schulden heeft op de blaren moet zitten’, en heeft niet als doelstelling om mensen te activeren. Ik pleit daarom voor een andere systematiek, waarbij schulden kunnen worden ‘wegverdiend’ door goed presteren en zelfredzaamheid. Dat systeem is te vergelijken met de studiebeurs. Er zou in het kader van schuldhulpverlening bovendien veel meer gedaan moeten worden aan voorlichting en ‘financiële alfabetisering’, activiteiten waarin banken hun maatschappelijke nutsfunctie kunnen hervinden. Naar een nieuwe ambitie Wat we nodig hebben is een ambitieuze doelstelling: armoede moet de wereld uit, om te beginnen uit Nederland. Wij mogen ons niet neerleggen bij de realiteit. Net zoals Mohammed Yunus moeten we het individu serieus nemen en moeten we een sociaal contract aangaan om samen het probleem aan te pakken. Een nieuw armoedebeleid leidt tot een aanzienlijke inkrimping van de huidige (al dan niet geprivatiseerde) uitvoeringsdiensten en tot een hogere effectiviteit. Wij wandelen met ons huidige beleid op oude wegen, geplaveid tijdens de naoorlogse periode, op basis van een achterhaald mensbeeld. De pijn van armoede wordt verzacht maar de armoede blijft, van generatie op generatie. Ik pleit voor een nieuwe verzorgingsstaat. Die moedigt mensen aan voor zichzelf te zorgen, en zorgt voor hen die dat niet kunnen. Dat is effectiever, dat is eerlijker, en dat is respectvoller voor het talent en de zelfredzaamheid van het individu. Rutger Koopmans is ex-bankier, zelfstandig adviseur en bestuurder. Hij was voorzitter van de Adviescommissie Activerend Armoedebeleid van de gemeente Amsterdam, die op 3 september 2008 haar advies uitbracht: ‘Weg uit de armoede. Vijf voorstellen voor activerend beleid tegen armoede en sociale uitsluiting’.   Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2010: Armoede en is te vinden bij het onderwerp ongelijkheid. Meer artikelen lezen uit idee? Neem nu een abonnement!