Alexis de Tocqueville (1805-1859)

Aristocratie vs. Democratie Tocqueville was een kind van de aristocratie. Toch verlangde hij niet terug naar het prerevolutionaire tijdperk. Hij begreep dat een terugkeer naar de aristocratie niet meer mogelijk was. De democratie kende volgens Tocqueville maar één richting: zodra de aristocratie macht afstaat ten behoeve van het democratisch ideaal, hoe klein ook, zal die macht zich steeds uitbreiden. In Frankrijk bestond een aristocratie van vermogende grootgrondbezitters, die de politieke macht bijna volledig bezat. Hier zaten voordelen aan. De aristocratie gaf sterker leiding en koesterde talent en uitzonderlijkheid. In de kunst, de wetenschap en de politiek was er daarom ruimte voor excellentie en voortreffelijkheid. Dat was anders in de Verenigde Staten, dat nooit een aristocratie had gekend. In de democratie wordt gelijkheid op een voetstuk gezet en is er een neiging iedereen die zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt af te straffen. Wetenschap moet vooral haar praktisch nut bewijzen. In de woorden van Tocqueville: “Zo ontstaat een klimaat van intellectuele middelmatigheid, waar de geestelijke vermogens naar elkaar toe worden genivelleerd en waar iedereen over elk onderwerp ongeveer hetzelfde denkt”. De democratie bleek krachtiger op andere gebieden. In zijn spreiding van kansen, welvaart en geluk kende het onder de politieke systemen geen meerdere. De democratie brengt materiële voorspoed en verspreidt dit het beste onder alle leden in de samenleving. Het levert daarnaast, zolang de democratische staat is ingebed tussen andere democratische staten, ook stabiliteit. Volgens Tocqueville is er, vanwege de dreiging van het materiële verlies die er mee gepaard gaat, vrijwel niets moeilijker voor een democratie dan het starten of het eindigen van een oorlog. Beide systemen kenden dus hun voor- en nadelen, maar er was voor Tocqueville geen twijfel dat de democratie in de negentiende eeuw zou zegevieren. Vrijheid en gelijkheid Geen waarde droeg Tocqueville hoger in het vaandel dan vrijheid. De vrijheid die de democratie gaf aan mensen om hun eigen leven te bepalen, kende echter ook grenzen. Tocqueville was onder de indruk van de schrijvers van de Amerikaanse grondwet, die begrepen dat ze, om de vrijheid te waarborgen, niet om een inperking van die vrijheid heen konden. In een democratie is ook gelijkheid essentieel. Tocqueville, die opgroeide in een Frankrijk dat nog door grote ongelijkheid werd gekenmerkt, was zo onder de indruk van de dominantie van het gelijkheidsidee dat hij Over de Democratie in Amerika ermee opent: ‘Wat mij het meest getroffen heeft tijdens mijn verblijf in de Verenigde Staten is de maatschappelijke gelijkheid”. Een gelijkheid die niet alleen te zien was in de wetgeving, maar ook in het dagelijkse leven. Een gelijkheid die, volgens Tocqueville, ook zou doorzetten in Europa. Dit was niet zonder gevaren. Vrijheid en gelijkheid staan op gespannen voet met elkaar, zo observeerde Tocqueville. In een democratische samenleving is de aantrekkingskracht voor gelijkheid sterker dan de liefde voor vrijheid. Met gelijkheid moest voorzichtig worden omgegaan: gelijkheid is waardevol, maar niet tot in het maximale. Een gezond en legitiem gelijkheidsideaal biedt mensen ruimte hun talenten te ontplooien, maar een ‘ontaard egalitarisme’ zal er toe leiden dat de zwakken de sterkeren naar hun niveau omlaag trekken. Een goede democratie laat daarom ruimte voor vrijheid."Zo ontstaat een klimaat van intellectuele middelmatigheid, waar de geestelijke vermogens naar elkaar toe worden genivelleerd en waar iedereen over elk onderwerp ongeveer hetzelfde denkt."