Alexis de Tocqueville (1805-1859)
Terwijl zijn thuisland Frankrijk schipperde tussen revolutie en monarchie, stak Alexis de Tocqueville (1805-1859) de oceaan over, om zich te verdiepen in de democratie van de Verenigde Staten van Amerika. Zijn observaties en analyses over de democratie als cultuur, de waarde van vrijheid en de tirannie van de meerderheid tekende hij op in het tweedelige boek De la Démocratie en Amérique (Over de Democratie in Amerika). Met dat boek vestigde hij zijn naam. Ook nu geldt hij als een van de grootste denkers over de democratie.
Door Teun van den Maagdenberg
Tocqueville leefde in roerige tijden. Tijdens de Franse Revolutie, zestien jaar voor de geboorte van Tocqueville, was het volk in opstand gekomen tegen de aristocratie en eiste het vrijheid, gelijkheid en broederschap. De meeste familieleden van Tocqueville, onderdeel van de oude aristocratie, eindigden in de nadagen van de Revolutie onder de guillotine van Robespierre. Zijn ouders ontkwamen dat lot door puur geluk: de val van het revolutionaire bewind kwam voordat een oordeel over hen kon worden geveld. Zij kwamen vrij, maar waren getekend voor het leven. Alexis de Tocqueville werd weliswaar twaalf jaar later geboren, maar zou de verschrikking van de Revolutie altijd met zich meedragen. Hij zou blijven balanceren tussen zijn eigen aristocratische familiegeschiedenis en de zoektocht naar een stabiele, vreedzame democratie.
Na zijn studie rechten ging Tocqueville werken als juge auditeur, een positie in de rechtspraak onderaan de hiërarchie, aan het hof van Versailles onder koning Karel X. Hij ontmoette daar Gustave de Beaumont, een jonge jurist met dezelfde innerlijke strijd tussen zijn aristocratische achtergrond en de democratische beweging in de samenleving. Ze raakten goed bevriend terwijl ze intensief samenwerkten aan het politieke hof.
In 1830 brak de Julirevolutie uit, nadat de koning de macht naar zich toe trok en besloot alle vormen van democratisering te beperken. Binnen een maand volgden drie koningen elkaar op. De laatste, koning Lodewijk Filips, kwam van het huis van Orléans en was vanwege zijn afkomst niet populair onder de families van Tocqueville en Beaumont, die worden gedwongen een eed van loyaliteit af te leggen om te mogen blijven werken. Tocqueville en De Beaumont hielden het voor gezien en namen het besluit anderhalf jaar onderzoek te doen naar de werking van het gevangeniswezen in de Verenigde Staten. Op 2 april 1831 gaan ze op reis.
Hun tocht liep dwars door de Verenigde Staten. Anders dan nu was het nog dunbevolkt en in bepaalde gebieden bijna onbegaanbaar. De Franse overheid had begeleidingsbrieven meegegeven, waarmee ze toegang hadden tot de hoogste functionarissen van het land. Zij konden informatie geven over de werking van het gevangeniswezen, maar veel belangrijker: over de werking van de politiek in de nog jonge Verenigde Staten.
Democratie als cultuur
Voor de twee juristen was de reis een openbaring en eenmaal terug in Frankrijk schrijft Tocqueville wat zijn magnum opus zou blijken: Over de democratie in Amerika. Het werd niet alleen een uiteenzetting over de formele werking van de democratie in de Verenigde Staten, maar vooral over de sociologische en culturele invloed ervan op het dagelijks leven van de Amerikanen. Het werk was analytisch, filosofisch en bij vlagen profetisch over de toekomst. Tocqueville’s interesse lag in de werking van de democratie zoals het zich aandiende: hij ging niet uit van een abstractie uit de literatuur, maar baseerde zich op empire en observatie. Als denker beperkte De Tocqueville zich niet tot één onderwerp, maar behield hij overzicht en weet hij verbanden te leggen. Tocqueville had dan ook geen grote theorie, zoals Marx. Het boek werd integendeel een soort gereedschapskist voor de lezer om na te denken over democratie. Om die reden sloeg het ook direct aan in Frankrijk, waar men nog op zoek was naar de juist inrichting van de staat.
De rode draad door Tocqueville’s studie is het idee van democratie als cultuur, waarbij naar het gedrag en de gebruiken van mensen wordt gekeken, voorbij de inrichting van de staat. Tocqueville benadrukt dat “les moeurs”, grofweg vertaald als de normen en waarden in een maatschappij, werken ter ondersteuning van een democratie. Daarmee bedoelde hij de gehele morele en intellectuele staat van een volk: de intellectuele tradities gebaseerd op de grondbeginselen, opvattingen en ideeën die heersen in een groep. Waar men vandaan komt, hoe men naar de wereld kijkt en wat men belangrijk vindt. De normen en waarden in een groep hebben altijd een sterkere sociale invloed dan wetten en regels, zo stelt Tocqueville. De efficiëntie van politieke instituten hangt dan ook niet af van de theoretische kwaliteit ervan, maar van de omstandigheden en sociale staat van de mensen waarvoor de instituten bestaan. Een verandering van wetgeving in een democratie, zal niet direct leiden tot een sociale verandering. Hij neemt slavernij als voorbeeld: in sommige staten was de wettelijke scheiding tussen rassen al opgeheven, maar bleef de segregatie bestaan in de normen en waarden van de maatschappij. Daarmee was de wet op papier misschien veranderd, maar in de realiteit niet.
Aristocratie vs. Democratie Tocqueville was een kind van de aristocratie. Toch verlangde hij niet terug naar het prerevolutionaire tijdperk. Hij begreep dat een terugkeer naar de aristocratie niet meer mogelijk was. De democratie kende volgens Tocqueville maar één richting: zodra de aristocratie macht afstaat ten behoeve van het democratisch ideaal, hoe klein ook, zal die macht zich steeds uitbreiden. In Frankrijk bestond een aristocratie van vermogende grootgrondbezitters, die de politieke macht bijna volledig bezat. Hier zaten voordelen aan. De aristocratie gaf sterker leiding en koesterde talent en uitzonderlijkheid. In de kunst, de wetenschap en de politiek was er daarom ruimte voor excellentie en voortreffelijkheid. Dat was anders in de Verenigde Staten, dat nooit een aristocratie had gekend. In de democratie wordt gelijkheid op een voetstuk gezet en is er een neiging iedereen die zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt af te straffen. Wetenschap moet vooral haar praktisch nut bewijzen. In de woorden van Tocqueville: “Zo ontstaat een klimaat van intellectuele middelmatigheid, waar de geestelijke vermogens naar elkaar toe worden genivelleerd en waar iedereen over elk onderwerp ongeveer hetzelfde denkt”. De democratie bleek krachtiger op andere gebieden. In zijn spreiding van kansen, welvaart en geluk kende het onder de politieke systemen geen meerdere. De democratie brengt materiële voorspoed en verspreidt dit het beste onder alle leden in de samenleving. Het levert daarnaast, zolang de democratische staat is ingebed tussen andere democratische staten, ook stabiliteit. Volgens Tocqueville is er, vanwege de dreiging van het materiële verlies die er mee gepaard gaat, vrijwel niets moeilijker voor een democratie dan het starten of het eindigen van een oorlog. Beide systemen kenden dus hun voor- en nadelen, maar er was voor Tocqueville geen twijfel dat de democratie in de negentiende eeuw zou zegevieren. Vrijheid en gelijkheid Geen waarde droeg Tocqueville hoger in het vaandel dan vrijheid. De vrijheid die de democratie gaf aan mensen om hun eigen leven te bepalen, kende echter ook grenzen. Tocqueville was onder de indruk van de schrijvers van de Amerikaanse grondwet, die begrepen dat ze, om de vrijheid te waarborgen, niet om een inperking van die vrijheid heen konden. In een democratie is ook gelijkheid essentieel. Tocqueville, die opgroeide in een Frankrijk dat nog door grote ongelijkheid werd gekenmerkt, was zo onder de indruk van de dominantie van het gelijkheidsidee dat hij Over de Democratie in Amerika ermee opent: ‘Wat mij het meest getroffen heeft tijdens mijn verblijf in de Verenigde Staten is de maatschappelijke gelijkheid”. Een gelijkheid die niet alleen te zien was in de wetgeving, maar ook in het dagelijkse leven. Een gelijkheid die, volgens Tocqueville, ook zou doorzetten in Europa. Dit was niet zonder gevaren. Vrijheid en gelijkheid staan op gespannen voet met elkaar, zo observeerde Tocqueville. In een democratische samenleving is de aantrekkingskracht voor gelijkheid sterker dan de liefde voor vrijheid. Met gelijkheid moest voorzichtig worden omgegaan: gelijkheid is waardevol, maar niet tot in het maximale. Een gezond en legitiem gelijkheidsideaal biedt mensen ruimte hun talenten te ontplooien, maar een ‘ontaard egalitarisme’ zal er toe leiden dat de zwakken de sterkeren naar hun niveau omlaag trekken. Een goede democratie laat daarom ruimte voor vrijheid."Zo ontstaat een klimaat van intellectuele middelmatigheid, waar de geestelijke vermogens naar elkaar toe worden genivelleerd en waar iedereen over elk onderwerp ongeveer hetzelfde denkt."