Afwijkende meningen in de media
Lees hier het pdf van dit artikel.
De media zijn een belangrijke bron voor de vorming van de publieke opinie en het op de kaart zetten van maatschappelijke problemen. Ondanks verschillende journalistieke principes die er voor moeten zorgen dat elke mening een podium krijgt, lijkt er voor een radicaal afwijkende mening of visie weinig ruimte te zijn, betoogt Rens Vliegenthart.
Door Rens Vliegenthart
Mediaberichtgeving kan een sterke invloed hebben op wat wij weten, vinden en doen. Voor veel mensen zijn media als kranten, televisie en in toenemende mate het internet de belangrijkste bron van informatie over bijna ieder politiek onderwerp. De manier waarop daar verschillende standpunten en meningen worden gepresenteerd bepaalt voor een gedeelte hoe er in een samenleving wordt gedacht over deze onderwerpen, maar helpt mensen vooral ook een inschatting te maken van wat gangbare meningen over deze onderwerpen zijn. Daarnaast gebruiken politici en beleidsmakers media ook als een belangrijke bron van informatie. Vaak ‘klopt’ het beeld dat wij uit de media krijgen echter niet: journalistieke regels en conventies zorgen er bijvoorbeeld voor dat verschillende meningen als gelijkwaardig worden gepresenteerd, terwijl ze dat – in ieder geval in termen van hoe breed ze gedeeld worden – niet zijn. Ten tweede komen meningen die echt radicaal anders zijn vaak helemaal niet aan bod.
Hoor- en wederhoor
Als het over politieke onderwerpen gaat hechten journalisten veel waarde aan het benadrukken dat zij in kaart brengen wat ‘leeft onder de bevolking’. Met name na de Fortuyn-revolte van 2002 en het ‘Nee’ in het EU-referendum van 2005 is dit in de Nederlandse context een veelgehoorde uitspraak. De angst om bepaalde gevoelens onder de bevolking niet te signaleren en daar uitgebreid over te rapporteren is sterk aanwezig. De achterliggende gedachte van hoe de media in een democratisch systeem functioneert, is eigenlijk een hele mooie: het is een belangrijk platform waar meningen en gevoelens uit de samenleving voor het voetlicht gebracht worden.
Het mechanisme dat hierbij aan het werk is, is die van ‘bottom-up’ agenda setting: journalisten rapporteren over de onderwerpen die burgers belangrijk of problematisch vinden en op die manier fungeren media voor politici en beleidsmakers als een belangrijke bron van informatie om hun prioriteiten te stellen en te bepalen met welke onderwerpen zij zich bezig dienen te houden. Wetenschappelijk onderzoek lijkt de laatste relatie duidelijk te bevestigen: als er bijvoorbeeld naar Kamervragen gekeken wordt, blijkt ruim 80 procent daarvan direct op mediaberichtgeving te zijn gebaseerd. Dit betekent overigens niet dat dit ook leidt tot sterke beleidsveranderingen. Deze zijn vaak meer incrementeel en van een grotere hoeveelheid factoren afhankelijk.
Twee journalistieke principes
De angst om relevante ontwikkelingen te missen kan in veel gevallen wel betekenen dat een bepaalde mening sterk wordt uitvergroot en als dominant wordt gepresenteerd, terwijl deze dat eigenlijk helemaal niet is. Bij de afgelopen Europese Parlementsverkiezingen leek bijvoorbeeld het PVV standpunt dat Nederland uit de Europese Unie zou moeten stappen een heel gangbare, tenminste als je de berichtgeving moest geloven. Er was veel aandacht voor het negatieve sentiment onder de Nederlandse bevolking over de EU en bijvoorbeeld de actie van Geert Wilders waar hij de ‘Nederlandse’ ster in Brussel uit de vlag van de Europese Unie knipte werd uitgebreid in beeld gebracht. Schijnbaar vierde euroscepsis hoogtij onder de Nederlandse bevolking. Daarbij wordt voor het gemak nog wel eens voorbij gegaan dat slechts een zeer beperkt deel van de bevolking ook daadwerkelijk wil dat Nederland uit de EU treedt en de PVV met dit standpunt maar een beperkt deel van het electoraat achter zich krijgt.
Dat deze opinie toch zo veelvuldig naar voren komt in de berichtgeving heeft te maken met twee andere journalistieke principes. De eerste is dat zowel conflict als negativiteit belangrijke nieuwswaarden zijn: berichtgeving wordt interessanter en relevanter gevonden als er duidelijk twee sterk verschillende meningen worden gepresenteerd en vooral als één van beiden ook sterk negatief van toon is. Hierdoor kan wel een sterk gepolariseerd beeld ontstaan van bestaande meningen over bepaalde politieke onderwerpen. Een tweede mechanisme dat in de journalistiek een belangrijke rol speelt is dat van ‘hoor- en wederhoor’. Hierbij is het idee dat verschillende kampen in een politieke discussie gehoord moeten worden in de berichtgeving. Hierdoor kunnen deze meningen gelijkwaardig lijken, maar dat eigenlijk niet zijn. Een mooi voorbeeld daarvan is de klimaatdiscussie en de vraag of de opwarming van de aarde veroorzaakt wordt door menselijk handelen. Een overgroot deel van wetenschappers is daar wel van overtuigd, maar in berichtgeving hierover wordt vaak net zoveel ruimte geboden aan de handvol klimaatsceptici die het tegendeel beweren. Op zich is het natuurlijk goed als ook zij aan bod komen, maar het is daarbij ook belangrijk dat duidelijk wordt dat het hier een minderheidsstandpunt betreft.
Nieuwsselectie en zwijgspiraal
Bovenstaande klinkt allemaal mooi voor politici en burgers met een radicale, negatieve mening. En inderdaad, bijvoorbeeld Geert Wilders heeft er de afgelopen jaren op een aantal momenten flink van geprofiteerd dat hij zijn extreme standpunten op bijvoorbeeld het immigratie-onderwerp kon ventileren. De daarop volgende berichtgeving zorgde er regelmatig voor dat de PVV steeg in de peilingen. Toch hebben journalisten ook een sterk selecterende rol die ervoor kan zorgen dat bepaalde meningen die niet tot de hoofdstroom van meningen in een samenleving behoren niet gehoord worden. De Duitse politicologe Elisabeth Noelle-Neumann ontwikkelde dit idee in wat zij de ‘zwijgspiraaltheorie’ noemde: uit angst voor isolatie zullen minderheden met een (sterk) afwijkende mening deze voor zich houden.
Wat beschouwd wordt als gangbaar en afwijkend wordt voor een groot gedeelte bepaald door mediaberichtgeving. Als mensen zien dat hun mening in die berichtgeving veel terugkomt zullen zij deze meer en met meer vertrouwen naar voren brengen. Zij die merken dat dit niet het geval is zullen besluiten deze minder of minder sterk te verwoorden. Dit betekent dat op die manier een beperkt aantal meningen dominant wordt en andere meningen bijna geheel uit het publieke discours verdwijnen en nog slechts door een harde kern verwoord worden. Om bij het immigratie-onderwerp te blijven: na 2002 is het minder en minder gangbaar geworden te wijzen op de voordelen van de multiculturele samenleving. Zelfs de meest sterke voorstanders van de multiculturele samenleving formuleren hun mening tegenwoordig omslachtig en met terughoudendheid. Het multiculturele frame is bijna geheel uit het publieke discours verdwenen. Zelfs zij die proberen een alternatief tegen het anti-islam geluid van Geert Wilders te laten horen doen dit grotendeels door zijn argumenten aan te vallen, meer dan door een eigen alternatief verhaal te presenteren. Dit betekent dat bepaalde aspecten van het immigratie-onderwerp volledige onderbelicht blijven, terwijl anderen juist bijzonder veel aandacht krijgen.
Complex evenwicht
Voor journalisten is het niet eenvoudig om een goede afspiegeling van de publieke opinie te geven en gepaste ruimte te geven aan zowel meerderheids- als minderheidsstandpunten. Vaak zijn standpunten onder de bevolking niet duidelijk of nog niet uitgekristalliseerd. Publiek opinieonderzoek laat zien dat kleine veranderingen in de vraagstelling kunnen zorgen voor grote verschuivingen in de antwoorden. Bovendien bestaat er – zoals eerder aangegeven – een wederzijdse relatie tussen berichtgeving en publieke opinie: niet alleen zouden journalisten rapporteren op basis van publieke opinie, andersom oefent berichtgeving in veel gevallen een sterke invloed uit op de mening van burgers. Daarnaast is hier sprake van een collectief actie probleem. Een individuele journalist heeft in een enkel artikel of nieuwsitem niet de ruimte om alle meningen op representatieve wijze aan bod te laten komen. Individuele journalisten kiezen daardoor op basis van nieuwswaarden en inschattingen van relevantie uit de veelheid van opinies die aanwezig zijn, maar vaak zullen andere journalisten precies dezelfde afweging maken, waardoor de berichtgeving een grote uniformiteit krijgt. Die eenvormigheid wordt nog verder versterkt doordat journalisten elkaar goed in de gaten houden en bijvoorbeeld bij onderwerpselectie zich laten leiden door keuzes van collega’s.
Het is geen probleem waar een makkelijke of eenduidige oplossing voor is. Het internet zou in een aantal opzichten een uitkomst kunnen bieden: het geeft in ieder geval de mogelijkheid om een grotere hoeveelheid verschillende meningen aan bod te laten komen, maar wel vaak met een beperkt bereik. Nieuwe journalistieke initiatieven zoals De Correspondent proberen zich buiten de ‘mainstream’ politieke berichtgeving te begeven, maar ook daar is het bereik toch beperkt en de toekomst ongewis.
Rens Vliegenthart is hoogleraar Communicatiewetenschap, in het bijzonder media en organisaties, aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA).
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.
Literatuur
Galtung, J., & Ruge, M. H. (1965). ‘The Structure of Foreign News’. Journal of Peace Research, 2(4), 64-91.
Kleinnijenhuis, J., & Rietberg, E. (1995). ‘Parties, Media, the public and the economy: patterns of societal agenda-setting’. European Journal of Political Research, 28, 95-118.
Vliegenthart, R. (2012). U Kletst Uit Uw Nek. Over de Relatie Tussen Politiek, Media en de Kiezer. Amsterdam: Bert Bakker.
Vliegenthart, R., & Walgrave, S. (2008). ‘The Contingency of Intermedia Agenda-setting. A Longitudinal Study in Belgium. Journalism and Mass Communication Quarterly, 85(4), 860-877.
- -
Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2014: Meerderheid, minderheid, en is te vinden bij het onderwerp media.