Tonko van Leeuwen
VVD-voorman Joris Voorhoeve probeerde zijn partij in 1987 tot een nieuwe koers te bewegen. Op het partijcongres van de VVD op 16 maart in Haaren echode Voorhoeve de hervormingsliberalen van de oude vdb , de Radicale Bond en zelfs D66. Zijn partij zou een idealistische sociaal-liberale partij moeten worden. Uiteindelijk zou zijn poging weinig vruchtbaar blijken.
In 1986 verkeerde de VVD in zwaar weer. De partij leverde een kwart van haar Tweede Kamerzetels in bij de verkiezingen dat jaar. Interne twist bleef bovendien niet binnenskamers. Hans Wiegel, destijds Commissaris van de Koning in Friesland, noemde de verhoudingen binnen de VVD zelfs ‘volkomen verziekt’. Na de verkiezingsnederlaag moest partijleider Ed Nijpels het veld ruimen. Het machtsvacuüm werd opgevuld door een nieuw tweekoppig leiderschap – Joris Voorhoeve als fractievoorzitter en Rudolf de Korte als vicepremier en minister van Economische Zaken. In de praktijk kwam het leiderschap vooral op de schouders van Voorhoeve te rusten.
Aan de vooravond van de Provinciale Statenverkiezingen in 1987 zorgde Voorhoeve voor opschudding. Op de gure maandag van 16 maart, met sneeuw en hagelbuien, hield de VVD een laatste campagnebijeenkomst. In het Brabantse Haaren kwam men bijeen voor wat de laatste stuiptrekking van een campagne genoemd kan worden, die opnieuw tot een flink verlies zou leiden. Daar hield Voorhoeve een rede, waarin hij pleitte voor een sociaal-liberale VVD. ‘De VVD,’ betoogde hij, ‘heeft zich in het verleden ten onrechte wel eens in de hoek laten drukken van een partij die vooral voor beter gesitueerden opkwam.’ Met dat beeld moest afgerekend worden. ‘De VVD kan door een vernieuwend sociaal-liberaal idealisme onze maatschappij sterk helpen verbeteren,’ vervolgde hij. Er zou koers moeten worden gezet in de richting van een ‘ondogmatische, brede liberale volkspartij’.
De speech bleef niet zonder gevolgen. In de pers werd de voorgestelde koerswijziging – de Volkskrant sprak zelfs spottend over ‘rooie Joris’ – in de eerste plaats gezien als een bevestiging van het politiek leiderschap van Voorhoeve. Vanuit de politiek kwamen verschillende reacties. D66-leider Hans van Mierlo, mogelijk met enige angst voor concurrentie, was allerminst gecharmeerd en noemde de uitspraken van Voorhoeve ‘buitengewoon halfslachtig en misleidend’ en vond het politieke midden op deze manier overbevolkt raken. PvdA-voorman Wim Kok reageerde afwachtend, maar erkende wel dat er rechts van het CDA ‘niet veel ruimte in de politiek’ was. Het liberalisme vond hij ‘traditioneel ook niet rechts’.
Binnen de VVD kreeg Voerhoeve wel bijval. Klaas Groenveld, directeur van het wetenschappelijk bureau de Teldersstichting, was van mening dat conservatieve VVD’ers die zich niet konden vinden in deze middenkoers maar op zoek moesten naar een andere partij. nrc Handelsblad tekende een dag na de rede zelfs op dat men ‘blij’ reageerde tijdens de fractievergadering die ochtend. Voorhoeve zelf nuanceerde zijn stellingname weer enigszins, met de mededeling dat ‘wat ik gezegd heb is geen wending, geen trendbreuk. [...] In die zin heb ik ook niks revolutionairs gezegd.’ Frank de Grave zou later de keus en voorkeur voor Voorhoeve uitleggen als een ‘anti-reactie’ op de periode-Nijpels. De ‘wijze van opereren’ – weloverwogen, degelijk, drie keer nadenken voor je wat doet – was iets dat de VVD-fractie nodig had volgens velen. Hij was ‘in alles het tegenovergestelde van wat er onder Nijpels was gebeurd’.
Alhoewel Voorhoeve dus steun vond binnen de eigen partij, lukte het hem niet om een sociaal-liberaal accent te zetten. Zijn toespraak was voer voor oplaaiende discussies en speculaties over mogelijke samenwerking met de PvdA – zowel binnen als buiten de eigen gelederen (zie venster Het Des Indes-beraad als opmaat voor Paars). Eind maart kwam Voorhoeve zelf met een interne notitie waarin hij een verbod oplegde op het speculeren over samenwerking anders dan met het CDA.
Voorhoeve trad af als fractievoorzitter in 1990 en gaf het stokje door aan Frits Bolkestein. Het was hem niet gelukt om de VVD om te buigen naar een meer sociaal-liberale koers. Wel hield hij zelf vast aan het gedachtegoed dat hij in zijn speech uiteen had gezet. In een interview in Liberaal Reveil in 2006 zette hij zijn opvatting van het liberalisme nog maar eens uiteen. Het klassieke liberalisme, betoogde hij, ‘legt zich toe op de vrijheden van het individu en concentreert zich op alles wat in het verdrag van de rechten van de mens staat op het punt van politieke en burgerlijke vrijheden’. Het sociaal-liberalisme gaat verder, zei Voorhoeve. Het neemt daar ‘de sociaal-economische en culturele vrijheden bij en erkent dus meer zorgplichten’. Voorhoeve zag echter geen tegenstelling tussen beide stromingen. Hij zag het klassieke liberalisme als iets dat in het verleden politieke strijd heeft gevoerd voor verworvenheden die nu
wellicht vanzelfsprekend lijken. Het sociaal-liberalisme bouwt voort op die resultaten, maar erkent dat alleen de bevestiging daarvan tot onbeweeglijkheid leidt. In die zin is het modern en hedendaags. In 2009 werd Joris Voorhoeve lid van D66.