‘Stap uit het hoofd en de onderbuik, ontmoet elkaar in het hart’

Beeld: onbekend

Door Suzanne van den Eynden
 
Hoe komt het dat we theoretisch geschoolde werknemers zoveel hoger waarderen, in status en salaris? 
‘Ooit was het heel bijzonder als je kon lezen en schrijven. Als arbeider al helemaal. Arbeiders hebben zich sindsdien enorm ontwikkeld: eerst tot mensen die ook konden lezen en schrijven, nu tot high tech vakspecialisten. En als zodanig zijn ze niet alleen bezig met hun handen, maar ook met hun hoofd. Alleen is het denken over arbeiders niet mee ontwikkeld. We zijn blijven steken bij de gedachte dat je met mensen met een praktische opleiding geen intellectueel gesprek kunt voeren. 

Dat merk ik ook bij politici en bestuurders, waar praktisch opgeleiden zwaar ondervertegenwoordigd zijn. Tweede Kamerleden hebben het vaak over mbo’ers als ‘doeners, en geen denkers’. Alsof je niet moet nadenken bij het doen! Laatst liep ik een dag mee met een metselaar. En ik was echt onder de indruk van de hoeveelheid denkwerk die bij zijn vak komt kijken: over de juiste afmetingen, welke stenen hij waarvoor gebruikt, de menggradatie voor specie… Ik mocht het ook een keer proberen en deed tien minuten over één steen, terwijl hij in die tijd drie rijen klaar had.’ 
 
Wat gaat er mis door die ondervertegenwoordiging van mbo’ers in de politiek? 
‘Daardoor denken we bewust of onbewust dat praktisch opgeleiden niet geschikt zijn voor functies in politiek en bestuur. Vooral mensen die geen contact hebben met mbo’ers zijn hiervan overtuigd. Maar ik ken mbo’ers in studentenraden die beter kunnen debatteren dan zeker 30 tot 40 procent van de huidige Tweede Kamerleden.’
 
Maar politiek is meer dan alleen debatteren; ik denk ook aan het doorspitten van vele dossiers. Geldt niet ook: ieder zijn vak? Veel politici zouden op hun beurt weer heel slechte metselaars zijn.
‘Het probleem is dat we bij mbo’ers alleen denken aan metselaars en loodgieters. We vergeten bijvoorbeeld consultants en adviseurs duurzaamheid. 

Om een goede politicus te zijn, moet je met je voeten in de samenleving hebben gestaan, kunnen schaken op verschillende borden, en inderdaad dossiers vreten. Maar dat kan de gemiddelde studentenvertegenwoordiger in het mbo heel goed. Bij JOB MBO werken bestuurders die het mbo vertegenwoordigen maar ook in gesprek zijn met ministers en staatssecretarissen. 

En natuurlijk kan en wil niet elke hovenier de Tweede Kamer in. Maar ook niet elke politicoloog of bestuurskundige is automatisch een goed Tweede Kamerlid. 

De kloof tussen opleidingsniveaus is de grootste kloof in ons land, en gaat veel verder dan de politiek. Het is elke dag zichtbaar: in hoe we praten over opleidingen, in grapjes over ‘handjes’ en ‘hoofden’, in mbo-studenten die zeggen dat ze ‘maar’ mbo doen. Die kloof splijt gezinnen, vriendengroepen en organisaties, omdat er generaties opgroeien met het gevoel dat hun werk minder waard is. Terwijl zij onze huizen bouwen, onze kinderen verzorgen, onze treinen besturen en onze machines draaiende houden. Die kloof moeten we niet alleen dichten omdat het gevaarlijk is voor onze democratie. Maar ook omdat het onze gezinnen verdeelt, ons onderwijssysteem vergiftigt, en onze kinderen leert dat ze niet allemaal evenveel waard zijn.’ 
 
Wat is er nodig om die kloof te dichten, los van meer politieke vertegenwoordiging van praktisch opgeleiden?
‘We moeten ons eerst de vraag stellen waarom die kloof er eigenlijk is. Namelijk omdat we het wel comfortabel vinden om met gelijkgestemden te zijn, omdat we het gedrag van de ander daardoor makkelijker kunnen voorspellen. Gesprekken worden niet snel ‘spannend’.

Los van de miskenning die praktisch opgeleiden ervaren, draagt de kloof ook bij aan een verlies van gemeenschappelijke taal. Als we elkaar niet meer verstaan – letterlijk én figuurlijk – dan groeit er een gevoel van ongelijkheid, van miskenning, en wordt samenleven lastig. Dit uit zich in wantrouwen en cynisme. Hoe groter de kloof, hoe sneller ook de groei van criminaliteit, radicalisering en polarisatie.

Mensen als Trump en Musk, maar ook de PVV en FvD hoeven niet eens meer te verantwoorden of iets wetenschappelijk bewezen is en worden hierop niet bevraagd. Ik vind het een groot probleem dat wetenschap iets elitairs is geworden en onvoldoende toegankelijk voor mensen met een mbo-diploma. Maar zonder wetenschappelijke kun je geen goede keuzes maken voor de samenleving. Een concrete oplossing is dan ook om wetenschap toegankelijker te maken voor verschillende doelgroepen. Waarom wordt er altijd zo ingewikkeld over wetenschap geschreven? Waarom wordt het niet verspreid via filmpjes, folders of rolmodellen die mensen in de lagere sociaal-economische klasse aanspreken? Daarom ben ik ook bestuurslid geworden bij het Nationaal Expertisecentrum Wetenschap en Samenleving (NEWS).’ 
 
Zijn er ook dingen die mensen zelf, dicht bij huis, kunnen doen? 
‘Durf de moeilijke problemen aan te raken in een gesprek. Te benoemen dat het inderdaad pijnlijk is om te zien dat jij geen huis kunt krijgen en verderop een statushouder komt wonen die 15.000 euro krijgt om het huis in te richten. Veel mensen zien alleen dat die statushouder een huis krijgt en niet dat de VS met steun van de overheid zijn huis heeft platgebombardeerd en zijn familie heeft vermoord. De Amerikaanse inheemse leider Chief Phil Lane jr. zei ooit tegen mij: Beleidsmakers, bestuurders en politici zitten in hun hoofd. Dat is logisch omdat wetenschap, beleid en strategie ons vragen om na te denken. Mensen die problemen hebben, pijn en moeite ervaren, zitten juist in hun onderbuik, bij hun primaire gevoel. De kunst is om elkaar te ontmoeten in het hart, waar de empathie zit. Dit vraagt van beide partijen om iets moeilijks te doen: van beleidsmakers om iets meer uit hun hoofd te gaan, en van mensen die pijn hebben om hun gevoel een klein beetje los te laten – en elkaar te ontmoeten in het midden, in het hart.’
 
De kloof tekent zich heel duidelijk af aan het einde van de basisschool, rond het middelbareschooladvies. Op een vwo-advies wordt enthousiast gereageerd, bij een vmbo-advies weten mensen eigenlijk niet wat te zeggen. Hoe kunnen we dit doorbreken?
‘We moeten het gesprek radicaal omdraaien. Want wat zegt het over ons onderwijssysteem – en over onszelf – dat een vmbo-advies wordt gevolgd door stilte? Waarom associëren we theoretisch onderwijs met trots, en praktisch onderwijs met verdriet? Alsof denken meer waard is dan doen. 

Dit omdraaien begint met woorden. Stop met ‘laag’ en ‘hoog’ als het om niveaus gaat. Een kind dat leert zorgen, bouwen of koken, is niet ‘lager’. En het vraagt net zoveel talent, net zoveel inzet, net zoveel intelligentie. We moeten praten over ‘high tech vakspecialisten’ en ‘innovatiegedreven ambachtsspecialisten’. 

Daarnaast moeten we ouders, leerkrachten en kinderen laten zien wat de kracht van het beroepsonderwijs is. Laat ze een week meelopen op een mbo. Laat ze zien wat het betekent om als zeventienjarige verantwoordelijkheid te dragen voor een groep kinderen in de kinderopvang, of om een operatiekamer klaar te maken als OK-assistent. Dat zijn geen ‘lage’ prestaties, dat is vakmanschap. Tot slot: vier het vmbo-advies door het net zo te laten klinken als een vwo-advies. Met applaus, taart, trots. Want hoe we reageren op dat moment in groep 8, zegt alles over hoe we de samenleving van morgen vormen.’ 
 
Wat kunnen praktisch opgeleiden zelf doen?
‘Ik zeg vaak tegen mbo-studenten en praktisch opgeleiden: weet wat je waard bent. Jouw werk is de fundering van deze samenleving. Geen ziekenhuis draait zonder jou, geen huis wordt gebouwd zonder jouw vakmanschap, geen systeem blijft werken zonder jouw inzet. 

Ik geef vaak drie handvatten mee. In de eerste plaats: vertel je verhaal. Deel wat je doet, waar je trots op bent, wat je elke dag bijdraagt. Online, op je werk, in je buurt. Hoe meer mensen jouw verhaal horen, hoe minder ruimte er is voor vooroordelen. 
Ten tweede: claim je plek. Praat mee op school, in de OR, bij het buurtinitiatief. Niet als ‘aanvulling’, maar als gelijkwaardige stem. Juist jouw ervaring is nodig in het gesprek over werk, samenleving en toekomst. 

Tot slot: zoek elkaar op. Vorm netwerken, verenigingen en praatgroepen. Samen sta je sterker. Want verandering komt zelden van boven. Die begint vaak onderaan, bij mensen die weten hoe het echt werkt.’

Karim Amghar is schrijver, programmamaker, presentator en mbo-docent. Hij schrijft voor De Correspondent en Trouw, maakte televisieseries voor Human en de NTR over mentale gezondheid, kansengelijkheid en diversiteit en presenteerde onder meer het programma Geloof in het onderwijs. In 2024 was hij Jonge Toezichthouder van het Jaar. In 2025 verscheen zijn boek Maar dat begrijp jij toch niet bij De Correspondent.
 
Suzanne van den Eynden is hoofdredacteur van Idee.