De eerste reacties van een deel van de bevolking op de monsterzege van de PVV gingen snel door de eerste drie fasen van rouw: ontkenning, woede en onderhandelen. Om de democratische rechtsstaat in Nederland te blijven beschermen, moeten we ervoor waken niet in de volgende twee vast te lopen: depressie en aanvaarding. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want: waar en hoe begin je, en wie doet wat? Antwoord geven op die vragen verzandt vaak in ‘dit is complex’ – en daardoor vertraging, en uiteindelijk dan toch de ongewilde aanvaarding. Het risico daarop is sowieso al groter, want we denken hier algauw: het zal hier zo’n vaart toch niet lopen?
Fout gedacht: we lijken meer op Hongarije en Polen dan we willen geloven. Maar dat is een voordeel: aan de ene kant laten die landen zien wat er kan misgaan als de wij/zij-retoriek wordt afgedaan als ‘slechts woorden’, maar aan de andere kant leveren ze ook talloze voorbeelden van wat journalisten, wetenschappers, activisten, rechters en politici samen en apart kunnen doen om de democratische rechtsstaat weerbaarder te maken. Hun belangrijkste les: weersta de gedachte dat anderen het eerst moeten oplossen; de belangrijkste ‘change agent’ ben je zelf. Vandaar een korte bespiegeling op het wat, het hoe, en het samen.
Het wat
Voor velen klinkt ‘de rechtsstaat’ als iets principieels en bezwerends – maar het blijft vaag en abstract. Dat is het niet: de democratische rechtsstaat is specifiek, concreet, en heeft verschillende praktische componenten die in samenhang moeten worden verwezenlijkt. De Europese Commissie beschreef het in 2019 als volgt:
‘De rechtsstaat waarborgt dat alle overheidsbevoegdheden worden uitgeoefend binnen de beperkingen die daaraan bij de wet zijn gesteld, overeenkomstig de democratische waarden en de grondrechten en onder toezicht van onafhankelijke en onpartijdige rechters. De rechtsstaat heeft rechtstreeks consequenties voor het leven van elke burger: rechtsstatelijkheid is een eerste vereiste voor het waarborgen van gelijke behandeling voor de wet en voor de verdediging van individuele rechten, het voorkomen van machtsmisbruik door overheidsinstanties en het ter verantwoording roepen van de besluitvormers. Eerbiediging van de rechtsstaat is ook essentieel voor het vertrouwen van de burgers in de overheidsinstellingen. Zonder dat vertrouwen kan een democratische samenleving niet functioneren. De rechtsstaat regelt hoe verantwoording wordt afgelegd over de wijze waarop wetten worden vastgesteld, hoe eerlijk die wetten worden toegepast en hoe doeltreffend zij functioneren.’
Dit biedt vier lessen. Ten eerste, rechtsstaatbescherming is geen beleidsdossier als elk ander. Rechtsstatelijkheid is onvoorwaardelijk randvoorwaardelijk. Uitruil van (aspecten van) de rechtsstaat met inhoudelijke dossiers (milieu, migratie, stikstof, economie, onderwijs, zorg of iets anders), of deze bewust tijdelijk buiten haken plaatsen door iets te doen waarvan je weet dat het onuitvoerbaar zal blijken, of bij de (Europese) rechter zal sneuvelen, ondergraaft het gezag van de politiek. Dát eens uit de mond van politici horen zou nuttig zijn. Rechtsstaatbescherming is politiek, maar nooit partijpolitiek.
Ten tweede: het klopt dat democratie en rechtsstaat permanent met elkaar in spanning zijn. Maar ze kunnen ook niet zonder elkaar. Een politicus die de ene kant benadrukt, laat vaak bewust de andere kant onderbelicht. Een politicus die ‘de rechtsstaat’ als stoplap-argument misbruikt om een door hemzelf ongewenste, democratisch gedragen, beleidsverandering tegen te houden, slaat het politieke debat met drogredenen dood. Maar andersom geldt ook: onterecht suggereren dat een beleidsverandering kán, omdat de meerderheid het nu eenmaal wil, miskent dat overheden gewoonweg niet alles kúnnen, begrensd als ze zijn door rechtsstatelijke beginselen.
Ten derde: de Nederlandse democratische rechtsstaat wordt beschermd door méér bestuurslagen en politieke arena’s dan alleen de nauwe Haagse vierkante kilometer. In een recente brief aan de Staatscommissie Rechtsstaat wees ik erop dat er structureel te weinig aandacht wordt besteed aan hoezeer wij als Nederlanders ook Europees en internationaal juist bescherming ontlenen aan deze institutionele inkadering. Dit terwijl juist voor Polen en Hongarije die Europese inkadering enorm belangrijk is (geweest) om de democratische val te vertragen, en voor Polen ondertussen als essentieel oriëntatiepunt fungeert om sneller de weg terug te vinden. Ondanks dat we het in de Nederlandse discussie nu dus niet zien, kan die inkadering behulpzaam zijn, want zoals ik schreef in mijn brief: ‘ergens geen aandacht aan besteden doet niet af aan de juridisch bindende aard ervan.’
Tenslotte, en het belangrijkste: zowel het ondergraven als het verdedigen van de democratische rechtsstaat wordt vaak gezien als iets dat ons overkomt, een mystiek en natuurlijk proces waar we geen invloed op kunnen uitoefenen. Niets is minder waar: ondergraven of verdedigen zijn het gevolg van concrete handelingen en verhalen van specifieke individuen. Zo hoorde ik de democratisch-rechtsstatelijk incorrecte, doch consistente overtuiging dat in een democratie het primaat bij het parlement ligt, de belangen van minderheden genegeerd kunnen worden omdat ze niet bij het ‘wij’ horen, en dat de (Europese) rechters zich daar maar naar te voegen hebben, zelf voor het eerst uit de mond van een hoge politicus van de Hongaarse regeringspartij Fidesz, op een democratieconferentie in Brussel in 2018. Ik kon toen niet direct weerwoord bieden. Maar laten we die concrete filosofische discussie dan nu alsnog wel inhalen.
Een jaar later ontmoette ik in Warschau de bekendste Poolse rechter, Igor Tuleya. Ik was meteen ontzettend onder de indruk van zijn lucide analyse, persoonlijke moed, en opvatting over zijn plaats als rechter in een rechtsstaat. Hij schreef later het voorwoord van mijn oratie.
Het hoe
Zodra een probleem opdoemt, hebben we in het rijke Nederland een regelreflex. We willen nieuwe instanties, commissies en procedures. Maar voor het versterken van de rechtsstaat, zo leren Hongaarse en Poolse ervaringen ons, is dat onnodig, en deels zelfs
contraproductief. Elk van ons kan hier nu al veel doen. Daarbij goed samenwerken en communiceren, is misschien een vak apart – maar we kunnen lessen trekken uit de Poolse ervaring. Zo kan bijna iedereen beginnen met te betalen voor nieuws door een abonnement te nemen, of lid te worden van een politieke partij, of door meer dan één maatschappelijke organisatie te steunen met vrijwilligerswerk of lidmaatschap.
Journalisten kunnen uit Polen en Hongarije leren dat zij waarschijnlijk als eersten onder druk komen. Wat minder luchtige berichtgeving en wat meer kritische distantie richting de rechts-radicale partijen zou dus passen. Het bekende adagium van de Amerikaanse journalistiekprofessor Jay Rosen, ‘focus not [on] the odds, but the stakes’ helpt hen om zich meer te richten op de gevolgen van voorgesteld beleid, en minder op het politieke spelletje.
Hulporganisaties en goede doelen kunnen meer samenwerken om het aan te kaarten wanneer de rechtsstaat onder druk komt – dat gebeurde in Polen en Hongarije ook. We kennen al wel de ‘samenwerkende hulporganisaties’ bij een ramp, maar voor dreigende rampen met de eigen democratische rechtsstaat is die samenwerking nog niet voldoende van de grond gekomen. Rechters en ambtenaren worden natuurlijk geacht meer dienend en volgend te zijn, en zullen dus grote terughoudendheid moeten betrachten. Maar alvast intern nadenken over waar de grens ligt tussen ‘ver gaan’ en ‘te ver gaan’, en de grens tussen reactief en proactief, is geen overbodige luxe meer.
Al deze rechtsstatelijke spelers delen duidelijk zorgen. Tegelijkertijd werkt het verlammend dat iedereen weet dat zij van anderen afhankelijk zijn, terwijl niemand precies weet hoe ze in de wedstrijd zitten. Het kan een schone taak van de wetenschap zijn om de betrokkenen van verschillende rechtsstatelijke pilaren bij elkaar te brengen en met elkaar te laten spreken, wellicht in vertrouwelijke setting, over wat hen bezighoudt binnen hun eigen ‘kolom’, en die van anderen.
De moeilijkste uitdaging voor het formuleren van een effectief verweer tegen polarisatie, is voorkomen dat de ene vorm van wij/zij-denken de andere vorm vervangt. Het blijkt namelijk dat het stellig ontkennen van een populistisch wij/zij-frame, dat frame juist bevestigt. Er is dus een eigen frame, een tegenframe, nodig. En daarvoor moet het duidelijk zijn waar je zelf voor staat, en waarom. Begin met feiten (‘slechts vijftien procent van de migratie naar Nederland is asielinstroom’), maar zet emoties niet weg als irrationeel: juist met een persoonlijke connectie is de ‘movable middle’ te overtuigen. Leg bijvoorbeeld uit hoe het gebrek aan respect voor minderheidsrechten van populisten, ook voor hun kiezers ooit verkeerd kan uitpakken: ‘ook voor jouw problemen kan je ooit eens een onpartijdige rechter nodig hebben’. En geef consequent de negatieve en realistische gevolgen aan van de luchtkastelen die populisten beloven – zoals een Nexit. De Poolse maatschappelijke organisatie Wolne Sądy (‘Vrij Gerecht’) geeft inspirerende voorbeelden hiervoor. Vier advocaten richtten deze organisatie op om de rechtsstaat te verdedigen, en deden dat onder andere met onlinefilmpjes. Één filmpje liet zien wat er gebeurt als een voetbalwedstrijd wordt gefloten door een zwaar partijdige scheidsrechter, met telkens veranderende (eveneens partijdige) regels. Iedere voetbalfan kan zo direct begrijpen wat het belang van de democratische rechtsstaat is, zonder een propedeuse rechten te halen. Een andere productie laat een familie zien die een karig Kerstmaal eet – analoog aan hoe de Poolse regering destijds zelf de Europese subsidies verkwanselde. Een filmpje opgenomen net voor de verkiezingen afgelopen oktober legde het verband tussen een niet langer onafhankelijk en gepolitiseerd Constitutioneel Hof, hun oordeel over abortus, en hoe politici dus ‘tussen vrouwenbenen keken’. Je kunt de rechtsstaat dus prima intuïtief en aantrekkelijk uitleggen zonder dat het eruit ziet als een zouteloos en emotieloos Postbus51-clipje.
Het samen
In het laatste interview dat hij vanuit zijn strafkamp gaf, herhaalde Aleksei Navalny: ‘the only thing necessary for the triumph of evil is the inaction of good people’. Hij sprak in dat verband ook over de ‘hypocrisie van neutraliteit’, het gevaar van ‘a-politiek‘ zijn en bewuste afzijdigheid. Die woorden zijn ook voor ons belangrijk. We leven nu, hoezeer we ook liever zouden wegkijken, in een Nederland waar aannames over rechtsstaat en democratie niet meer zo breed worden gedeeld: zie de uitslag van de landelijke verkiezingen. Maar zie ook de recente uitslag van de scholierenverkiezingen waarbij PVV en FvD, twee partijen met anti-democratische en anti-rechtsstatelijke denkbeelden, respectievelijk ongeveer zestien procent en dertien procent, dus samen met bijna dertig procent(!) van de stemmen haalden. Neutraal blijven is nu niet meer neutraal. Laten we elkaar helpen om samen de schade te herstellen, en de groep die steun biedt aan de rechtsstaat weer te vergroten. En voor iedereen begint samen bij jezelf. Denk daarbij terug aan de Poolse rechter Igor Tuleya, die in het slot van zijn voorwoord bij mijn oratie schreef:
‘Why me? Why you? Someone once asked Władysław Bartoszewski the same questions. The Auschwitz survivor, former political prisoner and former Polish Minister of Foreign Affairs responded: ‘Somebody had to do it. Somebody was to react. Somebody needed to say no. Somebody was going to have to protest. I interrogated myself about all this. And I found the answer: if somebody, then why not me?’.’
John Morijn is bijzonder hoogleraar recht en politiek in de internationale betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen en Fellow in Law and Public Policy, Princeton School of Public and International Affairs (2023–2024)
De Nederlandse democratische rechtsstaat maak je zelf
Met de verkiezingsuitslag werd voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis een partij die uitgaat van onversneden wij/zij-denken, de grootste. Hoe daar, als bezorgde burger, mee om te gaan?
Door John Morijn