Nieuwe democratie

Willen we écht recht doen aan het idee van een open, transparante democratie en een responsieve overheid, dan moeten we misschien wel eerst aandacht besteden aan de informele netwerken die nu bovenmatig en ongelegitimeerd invloed hebben.

Door Willeke Slingerland

‘Politiek is netwerken’ is een veelgehoord adagium. Iemand met een groot netwerk heeft al snel een streepje voor bij sollicitaties binnen het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties of tijdens de kandidaatstelling als volksvertegenwoordiger of politiek bestuurder. Voor veel functies geldt dat het beschikken over een groot netwerk een pré en, in sommige gevallen zelfs, een vereiste is. Er is dan ook een breed gedeelde overtuiging binnen onze samenleving dat netwerken en sociale verbanden een vorm van sociaal kapitaal vormen, voor sociale cohesie zorgen en een legitieme vorm van belangenbehartiging zijn.
 
Tegelijkertijd is er een toenemende zorg vanuit onder meer de Tweede Kamer, de EU, de Raad van Europa en Transparency International over de gevolgen van de ongebreidelde lobbypraktijken voor democratie en rechtsstaat. Het afgelopen decennium is duidelijk geworden dat de lobby door de bankensector, Big Tech en de auto-industrie oneindig is geweest. Recente misstanden zoals beschreven in de Uber Files en het rapport van de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (Tweede Kamer, 2023) maakten inzichtelijk dat er sprake is van een ongelijk democratisch speelveld als gevolg van de ongekende belangen en ongelijke toegang tot de politieke besluitvorming. De lobby en de wijze van belangenbehartiging hebben in de (lopende) onderzoeken de nodige aandacht gekregen. Maar wat in deze kwesties onderbelicht blijft is de specifieke rol die informele netwerken hebben gespeeld. Dit essay is een aanzet om bij het doorontwikkelen van onze democratie te onderkennen dat de meest gangbare wijze van belangenbehartiging, informeel netwerken, ook een keerzijde kent. Wanneer invloedrijke personen informele netwerken vormen waarbinnen vooral het netwerkbelang wordt gediend en die steeds meer gesloten raken, dan kan er geen sprake meer zijn van daadwerkelijke belangenafweging binnen politieke besluitvorming.
 
Lobby
Zowel binnen Nederland als de EU wordt al enige tijd gewerkt aan strengere lobbywetgeving. Het zijn vooral de kapitaalkrachtige multinationals als Uber, Shell, ExxonMobil, Unilever en Tata Steel, maar ook de pensioen- fondsen die dankzij de hun beschikbare middelen oneindig toegang lijken te hebben tot de macht binnen onze democratische instituties. In de reconstructies op basis van de Uber Files en het parlementaire onderzoek naar de aardgaswinning in Groningen komt vooral de interactie tussen het bedrijfsleven en de politiek aan bod als ware het vooral een kwestie tussen rechtspersonen onderling. De rol die informele netwerken hierin hebben gespeeld blijft onderbelicht. Dit is een gemiste kans. Zo wordt niet alleen voorbijgegaan aan de grondoorzaak van de individuele kwestie, maar wordt ook de gemene deler binnen de op het eerste gezicht onvergelijkbare kwesties niet onderkend; lobby en netwerken worden
zo onterecht losgekoppeld en wezenlijk anders gepercipieerd. Er zit een tegenstrijdigheid in de dominante opvatting dat we ons zorgen moeten maken over lobbyen en het netwerken vooral moeten blijven doen.
 
Terwijl er aan de ene kant regels worden gemaakt over lobbypassen, lobbyregisters, draaideurconstructies en cooling-down periodes voor (voormalig) politieke ambtsdragers, wordt er in de praktijk verder ge- netwerkt zonder dat wij onszelf de vraag stellen hoe deze netwerken ons denken en handelen beïnvloeden en zonder onszelf af te vragen wanneer netwerken een manier van beïnvloeden wordt die ondemocratisch is. Het Amerikaanse bedrijf Uber maakte dankbaar gebruik van het internationale netwerk en het VVD-netwerk van voormalig eurocommissaris Kroes toen het zich wilde vestigen in Nederland. Kroes zocht uit naam van Uber contact met verschillende bestuurders en topambtenaren
en met premier Rutte (The Uber Files, The Guardian). Op basis van de publiek-private samenwerking en onderlinge vriendschappen tussen politici en CEO’s konden bestuurders van Shell en ExxonMobil eenvoudig binnenlopen bij zowel de premier als de ministeries. Dankzij deze formele en informele connecties hadden de multinationals een voorsprong en voorkeurspositie in de besluitvorming over de Groningse aardgaswinning (Tweede Kamer, 2023). Uiteindelijk wogen netwerkbelangen zwaarder dan het publiek belang.
 
Netwerkcorruptie
Wanneer sleutelfiguren binnen het openbaar bestuur en het bedrijfsleven op basis van hun bestaande en voormalige functie en nevenfuncties informele netwerken vormen, dan zorgt dit ervoor dat zij elkaar vertrouwen en elkaar in hun formele positie minder kritisch zullen bejegenen. Ook wanneer zij tot de institutionele macht en tegenmacht behoren. Terwijl zij menen kritisch te denken en autonoom te oordelen, is er het risico onbewust beïnvloed te worden door dit netwerk.
 
Dit proces van netwerkontaarding begint als de groep te veel naar binnen gekeerd raakt. Het gaat hierbij om mensen in positie, die zich met elkaar identificeren, dezelfde ‘taal’ spreken en eenzelfde visie op de wereld hebben. Samen vormen zij netwerken waarbinnen groepsmechanismen op gang komen. Zo is er veelal sprake van een grote mate van onderlinge solidariteit en loyaliteit en soms ook vriendschap. Netwerkleden staan niet meer in contact met anderen. Het gaat hier om gesloten circuits waarmee formeel en informeel contact wordt onderhouden en waar impliciet geldt: jij bent er voor het netwerk en het netwerk is er voor jou. En juist omdat het onzichtbaar is, is het zo complex.
 
Het democratisch speelveld verandert niet van vandaag op morgen of door opzettelijk onbehoorlijk gedrag; het is de uitkomst van een geleidelijk proces dat op gang komt wanneer individuele overheidsfunctionarissen zich steeds meer ophouden binnen specifieke netwerken. We spreken over ‘netwerkcorruptie’ om de uiterste fase van zo’n proces te typeren. Netwerken zijn een waardevolle vorm van sociaal kapitaal. Echter, deelname eraan brengt wel een extra zorgplicht met zich mee, namelijk het voorkomen dat het netwerk ontaardt.
 
Zicht op collectief gedrag
Het voorkomen van netwerkontaarding kan niet met behulp van ‘de spiegeltest’ waarbij je jezelf de vraag stelt ‘kan ik mijzelf nog in de spiegel aankijken wanneer ik me op deze manier zou gedragen?’. Immers, het gaat hier niet om tastbaar individueel gedrag, maar om collectief gedrag binnen netwerken dat zich over langere tijd ontwikkelt. Het is dus noodzaak om op gezette tijden het functioneren van onze sociale verbanden te beschouwen. Aspecten als: samenstelling, openheid en afhankelijkheid van en zelfidentificatie met het netwerk zijn enkele graadmeters om een netwerk te beoordelen. Ook is het zinvol om te onderzoeken in hoeverre netwerken in de haarvaten van de samenleving zitten en of netwerken elkaar overlappen.
 
Netwerken zijn zo oud als de mensheid. De vroegere netwerken beperkten zich tot de eigen klasse en later de zuil waarbinnen je opgroeide. Het verschil met nu is dat de netwerken niet de democratische legitimering en transparantie kennen die de netwerken van weleer wel hadden. In de tijd van de verzuiling en pacificatie-politiek werden belangen via het verenigingsleven, vakbonden en/of kerk bottom-up vertegenwoordigd in het overleg op het hoogste niveau tussen de zuilen. Dit was algemeen bekend. De informele netwerken van nu hebben aanzienlijke invloed op de besluitvorming zonder dat zij verzekerd zijn van eenzelfde democratische legitimering. Ook de transparantie over hun samenstelling en invloed is beperkt.
 
Het huidige beleid in Nederland is gericht op het transparant zijn over nevenfuncties, geschenken en dienstreizen. In de praktijk leidt dit tot kramp en worden ook waardevolle niet-risicovolle nevenfuncties neergelegd. We verwachten van individuen dat zij transparant zijn, terwijl we aan het echte morele beraad over hoe om te gaan met posities, weinig aandacht besteden. De echte vragen over de wijze van belangenbehartiging binnen sociale verbanden blijven in de praktijk vaak achterwege. Dit goede gesprek zijn we aan elkaar verplicht omdat het ons helpt zicht te krijgen op de gevolgen van collectief gedrag in de weerbarstige praktijk.
 
Door dit gesprek komen we toe aan introspectie van wie we zijn en waar we ons denken en doen op baseren. We krijgen zicht op hoe we ons via netwerken verhouden tot elkaar en tot de grotere samenleving. Hiermee rusten we onszelf en elkaar toe om op juiste wijze aan de slag te gaan met de grote opgaven waar wij voor staan. Enkel wanneer er een gevoelen is dat we netwerken op zo’n wijze inzetten dat ze bijdragen aan een eerlijke belangenafweging in plaats van hier afbreuk aan doen, is het mogelijk om de uitdagingen rondom klimaat, stikstof, woningbouw, personeelstekorten, asielopvang en bestaanszekerheid het hoofd te bieden.
 
Zowel decentrale overheden als de Rijksoverheid zetten vol in op burgerparticipatie via burgerberaden en burgerpanels. Wanneer inwoners gevraagd wordt mee te denken over concrete plannen, dan kan dit het begin zijn van een blijvende inwonersbetrokkenheid bij planvorming. Echter, wanneer burgerparticipatie wordt opgetuigd terwijl gevestigde netwerken nog een stevige vinger in de pap van de politieke besluitvorming hebben, dan kan er van een evenredige en daadwerkelijke belangenafweging moeilijk sprake zijn.
Het feit dat de landelijke politieke partijen werk willen maken van bestuurlijke vernieuwing en de nieuwe bestuurscultuur, is bij uitstek een kans om de traditionele individuele kijk op goed bestuur en integriteit te verrijken met een uitgewerkte visie op checks and balances binnen de netwerksamenleving. Hiermee wordt zowel de representatieve democratie als ook de maatschappelijke democratie versterkt en krijgt burgerparticipatie kans van slagen. Het voorkomt populistische tendensen die een reactie zijn op falend bestuur en neemt de voedingsbodem weg voor ombudspolitiek en complotdenken.