Nieuwe verbindingen
…in een geïndividualiseerde samenleving
Lees hier het pdf van dit artikel.
Geweld tegen ambulancebroeders, schreeuwende en vechtende vaders langs de kant van het veld, rommel op straat. We lijken met zijn allen steeds egoïstischer te worden en gedragen ons ‘hufterig’. Volgens velen is dit een negatief gevolg van de geïndividualiseerde samenleving. We verbinden ons ogenschijnlijk niet meer. Maar is dat echt zo? Een inleiding over nieuwe verbindingen in een veranderende samenleving.
door Corina Hendriks & Coen Brummer
Er lijkt sprake te zijn van toenemende maatschappelijke onrust in Nederland. De burger is mistroostig over de stand van de samenleving. Uit onderzoeken blijkt dat vrijwel iedere respondent aangeeft dat hij tevreden is over zijn eigen leven en toekomst, maar pessimistisch is over de rest van het land: ‘Met mij gaat het goed, maar met ons gaat het slecht’. Er heerst een gevoel dat iedereen voor zichzelf leeft, en God voor ons allen. Individualisering staat niet langer voor de vrijheid van elk individu om zijn of haar eigen leven in te richten, maar wordt nu veelal gezien als de oorzaak van een geatomiseerde maatschappij – een samenleving waarin elke burger slechts met zijn eigenbelang bezig is en waarin buren elkaar niet meer groeten. Secularisering was ooit een trend die het mogelijk maakte dat geliefden konden trouwen, óók wanneer hij protestant en zij katholiek was. Tegenwoordig staat ontkerkelijking vooral symbool voor de leegheid van het bestaan en het gebrek aan zingeving. We leven naast elkaar, maar niet meer met elkaar.
Politici lijken zich te voegen naar deze tijdsgeest en hebben elk hun eigen problemen met, en oplossingen voor, de moderne ontwikkelingen. De huidige regeringspartijen CDA en ChristenUnie wijten de maatschappelijke onrust aan individualisering en secularisering; het politieke discours wordt overstelpt met termen als ‘normen en waarden’ en ‘de boel bij elkaar houden.’ Wilders en zijn PVV zien de teloorgang van ‘de Nederlandse identiteit’, grotendeels door massa-immigratie, als oorzaak van de mistroostigheid. De sp en de linkervleugel van de PvdA zien in het consumentisme, het kapitalisme en de ‘graaicultuur’ een bedreiging voor de gemoedsrust en sociale cohesie. Hare Majesteit de Koningin sprak zich in haar kerstboodschap van 2009 zelfs uit tegen moderne communicatie en sociale media, omdat twitter, facebook en hyves individualisering en anonimiteit tot gevolg zouden hebben. Wat is er precies gaande? Zijn we niet meer staat om samen te leven? Verbinden we ons niet meer? In dit inleidend artikel schetsen we de veranderende Nederlandse samenleving; van verzuild tot geïndividualiseerd, van oude verbindingen naar nieuwe verbindingen.
Fin de siècle
De eerste vraag die de kritiek op de huidige samenleving oproept, is of het ‘vroeger’ nu zoveel beter of anders was dan nu. Hoewel historische vergelijkingen over het algemeen mank gaan, dringt allereerst de parallel met de eeuwwisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw zich op. Het was een tijd van onrust in de metropolen van Europa. De fin de siècle ging gepaard met wijdverspreide angsten onder zowel de bevolking als de intellectuele elite. Het positivisme, het vooruitgangsgeloof waarin wereld en samenleving op natuurwetenschappelijke en sociologische gronden kenbaar waren, had afgedaan in de decennia voorafgaand aan de eeuwwisseling en een meer deterministisch wereldbeeld had haar plaats ingenomen. Diverse intellectuelen vreesden dat de opkomst van het universeel kiesrecht in combinatie met de volksmenners van het socialisme een gevaar zouden betekenen voor de eigenzinnigheid van de elite. J.S. Mill noemde de aan invloed winnende massa een potentiële thief of character.
Achteraf beschouwd zouden we kunnen stellen dat de Europese maatschappij van rond de eeuwwisseling een aantal grote veranderingen probeerde te verwerken. De verwetenschappelijking van het mensbeeld bracht extreme opvattingen met zich mee zoals sociaaldarwinisme en eugenetica. Urbanisatie en industrialisatie verplaatsten de laag opgeleide bevolking van het dorp naar de stad, van de akker naar de fabriek. Oude samenlevingspatronen hadden afgedaan, en er moesten nieuwe verbindingen gecreëerd worden. Tussen de elite en de massa, de wetenschap en de samenleving en tussen de werkgever en de arbeider. Een moeizaam proces waarbij men zich kan afvragen of het tegenwoordig, honderd jaar later, al goed en wel is geëindigd.
Verzuiling en ontzuiling
Deze nieuwe verbindingen van de twintigste ‘industriële’ eeuw, kregen in het religieus gefragmenteerde Nederland een ‘verzuilde vorm’, waarbij de elites aan de top onderling contact hadden, maar de gewone burger geheel binnen een zuil zijn leven leefde. Een katholieke jongeman trouwde met een katholiek meisje, ze gingen naar de katholieke kerk en voetbalvereniging, waren lid van dezelfde vakbond en luisteren naar de KRO. Je stemde op de partij die bij je zuil hoorde, in dit geval de KVP. Hetzelfde patroon gold voor de protestanten en, in mindere mate, voor de socialisten en liberalen. Eens in de vier jaar mocht de bevolking naar de stembus om, in de woorden van Hans van Mierlo, aan te geven wat de dikte van de zuil was. Bestuurlijk Nederland was een bijeenkomen van de vertegenwoordigers van de diverse zuilen en daar werden de lijnen uitgezet over de te varen koers.
De Nederlandse verzuilde samenleving beleefde haar hoogtepunt in de jaren vijftig; in de loop van de jaren zestig veranderde dit patroon. De duivel sliep niet langer tussen twee geloven op één kussen. Katholieken en Protestanten kwamen er achter dat de vara ook fatsoenlijke programma’s uitzond. De opkomst van tv en het Amerikaanse consumentisme hadden een belangrijk aandeel in het neutraliseren van het beeld van de leden van andere zuilen. Het kerkbezoek liep terug.
Ook in de politiek veranderde er veel. Het regentenbestuur – en -autoriteit – van de verzuilde elites werd steeds minder geaccepteerd. Diverse maatschappelijke protestgroepen kwamen op. Provo werd opgericht door Roel van Duijn en Robert Jasper Grootveld; een anarchistisch getinte groepering die op ludieke wijze de autoriteiten wilde provoceren en opkwamen voor thema’s als vrije liefde, emancipatie en een schoner milieu. Dolle Mina’s demonstreren voor de emancipatie van de vrouw en het recht om baas in eigen buik te zijn. Een actiecomité van Hans van Mierlo en Hans Gruijters richtte de politieke partij Democraten ’66 op, omdat zij vonden dat de democratische structuren van Nederland verouderd waren en niet langer geschikt waren voor de sterk veranderende maatschappij.
De verzakelijking
De ontzuiling van de jaren 60 zette zich in de jaren 70 en 80 door. Echter, in plaats van idealisme, voerde het realisme de boventoon. De crisis van het begin van de jaren 80 maakten mensen ervan bewust dat de bomen niet tot in de hemel groeiden, en dat ‘de overheid’ niet alles kon regelen. Onder de kabinetten Lubbers verzakelijkte de politiek (‘no nonsense’). Alhoewel maatschappelijke protesten nog steeds collectief georganiseerd werden (bijvoorbeeld tegen de bezuinigingen, kernwapens), werd het lidmaatschap van maatschappelijke of politieke organisaties steeds minder vanzelfsprekend. Alhoewel de organisatiegraad van vakbonden nooit hoog is geweest in Nederland, liepen de ledenaantallen van vakbonden in de jaren 80 verder terug. Het individu veroverde zijn positie, ook in het maatschappelijk middenveld.
De trend die is ingezet in de jaren 60 vond haar (politieke) voltooiing in 1994. In dat jaar slaagden VVD, PvdA en d66 er voor het eerst in om het machtsbolwerk CDA buiten de regering te houden. De Paarse kabinetten richten zich met een frisse groep ministers, waarvan velen van buiten de gevestigde politiek werden gehaald (minister van volksgezondheid Els Borst, minister van economische zaken Hans Wijers), op het moderniseren van Nederland. Het individueel zelfbeschikkingsrecht werd geïmplementeerd in de zorg en de winkeltijdenwet werd aangepast naar de eisen van het moderne Nederland. Het Paarse model en het economisch succes van Nederland werden breed uitgemeten in het wereldnieuws.
Desalniettemin groeide de ontevredenheid onder de bevolking, die met de komst van Pim Fortuyn een hoogtepunt bereikte. Het groeiende aantal immigranten uit niet-westerse landen, wachtlijsten in de zorg, en een wat technocratisch aandoende regering werden door de charismatische oppositievoerder Fortuyn gebruikt om de ontevreden kiezer een stem te geven. Fortuyns protest tegen Paars werd na zijn weerzinwekkende dood beloond met 26 postume zetels, een unicum in de Nederlandse politiek. Naast het succes van Fortuyn werd ook de ‘normen en waarden’ agenda van het CDA na acht jaar oppositie beloond. Nederlandwilde een beschavingsoffensief tegen individualisme en egoïsme. Tegen de hufterigheid.
Nieuwe verbindingen
De roep om dit beschavingsoffensief is sinds het einde van Paars niet meer verdwenen. Oude ‘verzuilde’ verbindingen zijn definitief weggesleten en dit brengt onrust met zich mee. De vraag is of het commentaar op de moderne, individualistische en seculiere samenleving dat gegeven is door een breed scala aan critici, van de Koningin tot aan vrijwel alle politieke partijen toe, terecht is. Iedereen kan zich een beeld vormen bij de geschetste problematiek van individualisme, egoïsme en hufterigheid, maar wie goed kijkt ziet – daarnaast? – heel andere ontwikkelingen.
Waar de maatschappelijke verbanden van weleer van boven af georganiseerd en soms zelfs opgelegd waren, zijn thans verbindingen veel meer op gelijkwaardigheid en vrijwilligheid gebaseerd. Mensen onderling organiseren tal van activiteiten buiten de geijkte (en formele) kaders. De sociologen Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp spreken in dit verband van ‘lichte gemeenschappen’. Er zijn nieuwe verbindingen ontstaan, bijvoorbeeld online via nieuwe, sociale media. Maar ook daarbuiten. We zien kleine, vaak ad hoc burgerinitiatieven op tal van vlakken. Zo regelen ouders onderling steeds vaker hun eigen kinderopvang (zie artikel over ‘nieuwe verbindingen vanuit de kinderopvang’) of komen mensen ad hoc in actie tegen de ‘vertrutting’ van Amsterdam (zie artikel over ‘social media en de slimme overheid’). Een ander voorbeeld van hoe mensen onderling zich ad hoc organiseren – met grote maatschappelijke impact – is het initiatief naar aanleiding van een uitzending van het consumentenprogramma Kassa begin april 2010. In de uitzending werd aandacht besteed aan de vele telefoonboeken die ongewenst huis-aan-huis werden bezorgd en vaak werden weggegooid. Uit verontwaardiging over deze zinloze papierverspilling, ontstond er vrijwel direct een online actie die leidde tot 13.000 opzeggingen. Maar ook op het parlementair toneel zijn er veranderingen doorgevoerd, die meer zijn toegespitst op initiatieven van burgers. Sinds februari 2006 is het mogelijk voor burgers om een onderwerp op de agenda van de Tweede Kamer te plaatsen, mits het voorstel voorzien is van een 40.000 handtekeningen tellende petitie. Sindsdien zijn er petities ingediend die onder meer dieronvriendelijk consumptievlees en vuurwerkgebruik agenderen.
Deze initiatieven, acties en verbindingen ontstaan vanuit de geïndividualiseerde burger, die ziet dat hij in zijn omgeving een verschil kan maken. Die ziet dat veel van de kwesties in zijn omgeving niet altijd door de overheid opgelost hoeven (of kunnen) worden. Herman Wijffels heeft deze ontwikkeling ooit benoemd als ‘de ontwikkeling van een mens die leeft als deel van een collectief naar de mens die leeft als individu met verantwoordelijkheid voor het geheel’. Deze ontwikkeling is niet af – getuige ook de ‘huftigerigheid’ aan het begin van dit artikel. Maar in plaats van een pleidooi voor minder individualisering, is juist meer individualisering het antwoord. Er is vaak nog onvoldoende ruimte voor individuen om te leven met deze verantwoordelijkheid voor het geheel.
Afsluitend: mensen onderling
Het oude, verzuilde en collectief georganiseerde maatschappelijk middenveld bestaat niet (volledig) meer. Mensen zijn minder geneigd om zich voor lange tijd bij dezelfde organisatie aan te sluiten. Dit betekent echter niet dat mensen geen activiteiten gezamenlijk meer ontplooien. In het publieke domein gaat het nog steeds om wat mensen onderling gezamenlijk en individueel tot stand kunnen brengen (zie artikel ‘de partij als politieke vereniging’). En vergeleken met vroeger, is ‘de overheid’ of ‘de politiek’ er veel minder direct bij betrokken. Sterker nog, zeker in een tijd waarin de overheid – gelet op de forse bezuinigingen en heroverwegingen – een forse stap terug zal moeten doen is het juist dit publieke domein dat onze (positieve) aandacht verdient.
Coen Brummer studeert geschiedenis en filosofie aan de Universiteit Utrecht.
Corina Hendriks is medewerker van het Kenniscentrum D66.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.
Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen, en is te vinden bij de onderwerpen individualisme, verzuiling en mensen onderling.