De ‘onredelijke’ verbeelding

Lees hier het pdf van dit artikel. Politieke bewegingen en partijen staan of vallen met het overbrengen van een grand narrative – een groots zingevend ‘verhaal’ dat nationale identiteit, cultuur en geschiedenis met een politiek programma weet te verbinden. Geert Wilders is goed in het vertellen van zo’n historisch verhaal, progressief Nederland veel minder. Volgens René Koekkoek zouden progressieven veel vaker de historische kaart mogen spelen. Er zijn genoeg meeslepende episodes uit de Nederlandse geschiedenis die als bouwstenen kunnen dienen voor een alternatief verhaal over Nederland. Door René Koekkoek Tijdens een symposium van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA in 2008 waarschuwde de vooraanstaande cultuursocioloog Gabriël van den Brink dat middenpartijen zoals CDA, PvdA en VVD kiezers verliezen omdat ze er niet goed in slagen een ‘groot verhaal’ te formuleren. Voor een deel heeft hij gelijk gekregen; de achterban van de PvdA, maar met name het CDA, herkennen zich niet meer in hun partij. Hoewel D66 de laatste jaren geen last heeft gehad van een leegloop van leden en kiezers – integendeel – is ook deze progressieve partij zoekende naar dat overkoepelende verhaal over Nederland. In het huidige politieke landschap lijkt er maar één persoon te zijn met een echte grand narrative dat veel Nederlanders aanspreekt en sterk voortborduurt op de Nederlandse geschiedenis: Geert Wilders. Zijn anti-establishment, anti-Europa, en anti-Islam verhaal is doordrenkt van historische elementen: hij neemt het op tegen linkse ‘regenten’ voor ‘de échte hardwerkende Nederlanders’; hij presenteert zichzelf als een nieuwe ‘Michiel de Ruyter’ en strijdt tegen de invloed van Brussel, het ‘het nieuwe Spaanse juk’. Vervolgens wordt Nederland – en meer in het algemeen ‘het Westen’ – in een joods-christelijk jasje gestoken waarvan de islam historisch gesproken ‘geen onderdeel uitmaakt’. Dit verhaal is de hoeksteen van zijn populistisch programma. En vooralsnog blijkt het uiterst succesvol. Welk verhaal kan progressief Nederland hier tegenover zetten? In dit artikel geef ik hiertoe een eerste aanzet. Gemeenschapszin Het succes van Wilders laat zien dat veel burgers in een 21ste eeuwse representatieve democratie sterk de behoefte hebben zich te kunnen herkennen in een overzichtelijk, samenhangend verhaal dat verleden en toekomst aan elkaar verbindt. Een dergelijk verhaal gaat niet direct over oplossingen of concreet beleid op basis van analyse en argumenten. Politiek is immers niet louter gebaseerd op rationeel pragmatisme enerzijds en abstracte rechtsprincipes anderzijds, maar speelt in op emotie, verbeelding, en individuoverstijgende elementen, waar burgers gemeenschapszin en identiteit aan kunnen ontlenen. De nationale historie en cultuur spelen hierin een grote rol. Rechtse populisten hebben echter geen monopolie op de nationale geschiedenis. Dat heeft bijvoorbeeld Obama wel bewezen met zijn speeches die tijdens zijn glorieuze verkiezingscampagne de Verenigde Staten in vervoering brachten. Door zijn politieke boodschap te presenteren als een nieuwe stap in de korte, doch rijke geschiedenis van de VS – teruggaand via de civil rights movements, Abraham Lincoln, tot aan de founding fathers toe – wist hij grote groepen kiezers aan zich te binden. Progressieven in Nederland zouden hier lering uit kunnen trekken. Wel is het nodig om een ander beeld van de geschiedenis te schetsen dan tot nu toe is gedaan. Een steeds grotere groep ontevreden burgers kunnen zich namelijk niet meer vinden in de voor lange tijd vanzelfsprekend geachte politiek-filosofische consensus zoals die in de Nederlandse grondwet wordt gearticuleerd. Een oorzaak hiervan is dat principes, zoals het non-discriminatiebeginsel, te vaak enkel worden geroepen en daarmee in de oren van veel burgers slechts nog abstracte holle frasen zijn. Het concrete belang van burgerlijke vrijheden en het recht op gelijke behandeling die de rechtsstaat beoogt te garanderen verdwijnt daarmee naar de achtergrond. Met een ‘defensieve opsomming van principes en sleetse geloofsartikelen’, zoals Bas Heijne vele malen in het NRC Handelsblad heeft betoogd, gaan progressieven de strijd tegen het populisme niet winnen. Wellicht dat enkele hoogopgeleide D66’ers en Groenlinksers zich thuis voelen in een abstract vertoog over het belang van de rechtsstaat. Maar in de strijd om het electoraat schieten ze er weinig mee op. Een historisch perspectief op intolerantie en de strijd die door de geschiedenis heen is geleverd tegen de inperking van burgerlijke vrijheden kan in dat opzicht dienen als concretisering. Historische gebeurtenissen zijn begrijpelijk en ‘tastbaar’, ze geven een meeslepend narratief mee aan abstracte argumenten, die anders op weinig gehoor kunnen rekenen. (In-) tolerantie Het ligt voor de hand om een alternatieve, progressieve grand narrative te laten voortborduren op een rijke Nederlandse traditie van tolerantie, levensbeschouwelijk pluralisme en internationale openheid. De hoogtijdagen van de zeventiende-eeuwse Nederlandse Republiek dienen vaak als voorbeeld. Op het gebied van handel, wetenschap, kunst en filosofie werden in die tijd ongekende successen geboekt. Aan de basis hiervan stond een open economie, een bevolking gekenmerkt door (religieuze) diversiteit, een onbevangen blik op de wijde wereld, en een voor die tijd uitzonderlijke mate van verdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden. Maar ook periodes van juist intolerantie – en de reactie daarop - kunnen een bouwsteen vormen. De Republikeinse tolerantie kende namelijk zo haar grenzen. Zo werd in het jaar 1668 Adriaan Koerbagh, radicaal vrijdenker en geestverwant van Spinoza, veroordeeld tot een lange gevangenisstraf in het Amsterdamse Rasphuis. Hij moest zijn onorthodoxe denkbeelden, die vaak recht ingingen tegen de officiële leer van de kerk, uiteindelijk met de dood bekopen. Het bewoog Spinoza ertoe zijn Theologisch-politiek traktaat te schrijven: een vurig pleidooi voor het vrije gebruik van de rede en tolerantie. Koerbagh was een slachtoffer van zeventiende-eeuwse intolerantie, Spinoza een voorvechter van de strijd ertegen. In het afgelopen decennium heeft Spinoza een ware comeback gemaakt in het publieke debat. Door menig liberaal is de Joods-Nederlandse filosoof binnengehaald als seculiere beschermheilige van het verlichtingsdenken. Ayaan Hirsi Ali, Elsbeth Etty en anderen zien in Spinoza een belangrijke wegbereider van het antireligieuze, liberaal-democratische gedachtegoed dat zij zelf verdedigen. Waar in de eerste helft van de jaren tachtig Spinoza als proto-marxist werd afgeschilderd, wordt hij nu dus voor het liberaal-democratische wagentje gespannen. Daar is niets mis mee. Het is namelijk de vraag of we het zo nauw moeten nemen met de waarheid van een alternatieve vertelling over Nederland. Om met de historicus Eric Hobsbawm te spreken: ‘Getting its history wrong is part of being a nation’. Dat de Spinoza-revival het niet altijd bij het rechte eind heeft, betekent niet dat het geen centraal onderdeel kan worden van een progressieve grand narrative dat grote(re) groepen kiezers aanspreekt dan progressief Nederland op dit moment doet. Redelijke burgers en de massa Spinoza kan echter op ook op andere manieren dan als historisch figuur helpen bij het vormgeven van een progressief-liberale identiteit. Het is niet verstandig zich tot de geschiedenis van het politieke denken te wenden – zoals dat van Spinoza – om enkel de eigen mening bevestigd te zien worden. Politieke ideeëngeschiedenis is op zijn best wanneer het ons verrast, onverwachte perspectieven biedt, ja, zelfs verontrust en confronteert met argumenten die niet direct de onze zijn. Zo was Spinoza geen sentimentele democraat. Hij maakte een fundamenteel onderscheid tussen redelijke burgers en de gepassioneerde massa, oftewel het gewone volk. In zijn Theologisch-politiek traktaat uitte hij zelfs de wens dat zijn werk niet door de volgzame massa zou worden gelezen. Samen met de kerkelijke autoriteiten zouden ze hem toch maar beschimpen en beschuldigen van immoraliteit en atheïsme. De filosofische boodschap van zijn werk, redeneerde Spinoza, was niet voor iedereen weggelegd. Een elitaire boodschap, waar partijen als D66 en Groenlinks nu ook vaak van worden beschuldigd? Het ligt wat ingewikkelder. Het was volgens Spinoza een naïeve gedachte dat politiek en sociale orde zonder transcendentie, zonder meeslepend narratief, zonder verbeelding en zonder sacrale elementen kan. Het grootste deel van het volk diende in toom te worden gehouden door middel van een burgerlijke religie, zij het een ondogmatische. De Bijbel was daarvoor uiterst nuttig. Onder de hoogste wereldlijke en religieuze autoriteit van de overheid behoorden predikanten in Spinoza’s ogen het volk uit te leggen dat geloof slechts gehoorzaamheid en naastenliefde vereiste. De begrijpelijke verhalen van de Bijbel en de simpele boodschap die er in besloten ligt dienden er toe de massa op te voeden. Alleen met een zekere mate van ‘onredelijke’ verbeelding kan een samenleving bij elkaar gehouden worden. Daarbuiten, dat wil zeggen, in het domein van de filosofie en wetenschap, was een ieder vrij te geloven wat hij of zij wilde. Wilders als predikant Er dient zich hiermee een interessante historische parallel aan. Het ideaal van 17de eeuwse orthodoxe calvinisten was een godvruchtige calvinistische cultuur gesteund door een hard optredende overheid die alle ongewenste invloeden diende uit te roeien. Anno 2011 is Wilders niet zozeer een fascist, maar een moderne versie van een streng gereformeerde predikant die de overheid de macht wil geven om mensen op te leggen welke boeken wel en niet te lezen, te besluiten wie wel en niet bij de ‘uitverkorenen’ horen, en hoe zich te assimileren aan een zuivere Nederlandse cultuur. Niet in naam van de Heilige Schrift, maar in naam van een nieuwe, (nationaal-)burgerlijke religie: het ideaal van een puur, mono-cultureel Nederland. pinoza biedt verschillende handvatten om hiermee om te gaan: gebruik ‘verhalen’ over Nederland die nationale identiteit, cultuur en geschiedenis met elkaar verbinden (net zoals Wilders) en spreek de politieke verbeelding aan. Het grootste deel van het volk bereik je immers niet met abstracte principes en filosofie. Spinoza’s advies slaat zo terug op hem zelf: zijn eigen levensverhaal en de geschiedenis van zijn groep geestverwanten die in opstand kwam tegen intolerantie kunnen dienen als essentiële ingrediënten voor een 21ste eeuwse progressieve grand narrative over Nederland. Afsluiting Nederland heeft een lange, zwaarbevochten traditie van openheid, pluralisme en verdraagzaamheid. Dat historische succesverhaal in combinatie met een progressief politiek programma kan opnieuw worden ingezet in de strijd tegen het huidige intolerante populisme. Het vergroot de herkenbaarheid van de progressieve politieke boodschap, de begrijpelijkheid en toegankelijkheid van doorgaans abstracte argumenten en kan burgers een zekere mate van publiek-historische identiteit verschaffen. Professionele historici zullen zich ongetwijfeld achter hun oren krabben bij het horen van zulk een instrumentele omgang met hun vakgebied. Maar zolang progressief Nederland geen idee heeft hoe het ‘onredelijke’ redelijk te gebruiken, zal het nog lange tijd aan de zijlijn blijven staan.   René Koekkoek studeerde geschiedenis en filosofie in Amsterdam, San Diego en Berkeley en volgt nu een onderzoeksmaster geschiedenis aan de Universiteit Utrecht.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2011: Liberalisme & identiteit en is te vinden bij de onderwerpen cultuur, populisme en liberalisme.