Boekrecensie – Pragmatisme en solidariteit

Lees hier het pdf van dit artikel. Hoe kunnen we streven naar solidariteit als we weten (ironie) dat we niet kunnen terugvallen op een absolute waarheid (contingentie)? Op deze vraag probeert de Amerikaanse filosoof Richard Rorty (1931 - 2007) in zijn beroemde boek uit 1989, Contingency, Irony and Solidarity, een antwoord te geven. Door Meryem Çimen Het werk van de filosoof Rorty is het best te classificeren als een praktische filosofie, in de traditie van de Amerikaanse pragmatisten William James en John Dewey. Beroemd werd hij met zijn publicatie Philosophy and the mirror of nature (1980), waarin hij een van de fundamenten van de westerse filosofie bevraagt: de idee dat de werkelijkheid zich in onze geest weerspiegelt. Rorty neemt krachtig afscheid van de gedachte dat de taal en woorden die we gebruiken een directe afspiegeling zijn van de wereld buiten ons. Gedachten die zich in onze geest vormen en door de taal worden verwoord en geuit, zijn volgens Rorty eerder begeleidingsverschijnselen. De filosofie, zegt Rorty daarom in Philosophy and the mirror of nature, moet het idee loslaten dat ze op basis van zuivere begrippen de werkelijkheid kan beschrijven. De filosofie is simpelweg geen natuurwetenschap. Naar aanleiding van Philosophy and the mirror of nature ontving Rorty, niet verbazingwekkend, veel kritiek vanuit orthodoxe hoek: het is nogal gewaagd te stellen dat er geen absolute waarheid is en daarmee het fundament van onze kennis in twijfel te trekken. Want hoe moeten we dan invulling geven aan bijvoorbeeld onze moraliteit? Waarop zou die moeten berusten? Op welke wijze moeten we in een samenleving met elkaar omgaan? En wat betekenen begrippen als menselijkheid en solidariteit eigenlijk nog als er geen vaste waarheid bestaat? Voor een antwoord op deze vragen moest de filosofie zo’n negen jaar wachten. In Contingency, Irony and Solidarity kwam Rorty in 1989 uiteindelijk met praktische oplossingen op deze vraagstukken, zonder afstand te doen van zijn oorspronkelijke onorthodoxe uitgangspunt. Pragmatisme In Contingency, Irony and Solidarity verwerpt Rorty de zogeheten ‘correspondentietheorie’ die ervan uitgaat dat de waarheid altijd correspondeert met de werkelijkheid. Waarheid is namelijk niet een eigenschap van de werkelijkheid, maar waarheid is een gevolg van dat wat we zeggen. En omdat woorden en vocabulaires zijn verzonnen en samengesteld door mensen geldt dat dus ook voor de waarheid (waarvan de betekenis voordurend aan verandering onderhevig is, omdat uitspraken niet worden beoordeeld op hun inhoud maar op hun effect). In Contingency, Irony and Solidarity neemt Rorty afscheid van het idee van de intrinsieke natuur van de wereld en van het zelf, dat volgens Rorty een overblijfsel is van de tijd waarin de wereld als goddelijke creatie werd beschouwd. De ontgoddelijking van de wereld is daarmee een feit. Rorty veronderstelt dat de rechtvaardiging van al onze inspanningen, bijvoorbeeld in de filosofie of in de wetenschap, berust op hun praktische bijdrage aan de samenleving. Zo stelt hij dat ‘poëtische, artistieke, filosofische, wetenschappelijke of politieke vooruitgang voortkomt uit de toevallige coïncidentie van een persoonlijke obsessie met een publieke behoefte’. Rorty’s pragmatisme is echter geen alternatieve waarheidstheorie. Het streven naar absolute waarheid, zekere kennis of objectiviteit is niet alleen een illusie, stelt Rorty, het is zelfs onwenselijk. Pragmatisme is veel meer een keuze voor solidariteit en gerechtigheid. Pragmatici beoordelen situaties of problemen namelijk in termen van het belang van de leden van de gemeenschappen waarvan zij deel uit maken. Zij brengen filosofische abstracties terug tot concrete vragen. Niet de logische redenering van de traditionele filosofie, maar het steeds weer opnieuw uitwisselen van argumenten, is hierbij het uitgangpunt en de beste manier om antwoorden te vinden. De ander als één-van-ons In zijn ideeën over de moraal is Rorty sterk beïnvloed door de Amerikaanse, analytisch filosoof Wilfrid Sellars (1912 - 1989). Die beschouwde moraal als een kwestie van erkenning van de ander als medelid van een bepaalde gemeenschap: de ander als één van ons. En onze moraal strekt zich uit tot degenen met wie wij ons kunnen identificeren. Met wie we ons solidair voelen en wat we (a)moreel vinden, wordt in feite dus bepaald door min of meer contingente historische omstandigheden. Moraal is een kwestie van ‘wij-intenties’, het vermogen om anderen te zien als één-van-ons. Journalisten, romanschrijvers en dichters brengen het goede in morele zin beter over dan de meeste filosofen die – in de traditie van Plato, christelijke denkers en Kant – de moraal vormgeven vanuit het abstractieniveau van de hele mensheid. Moraal is bij deze filosofen moeilijk grijpbaar en staat ver af van de concrete solidariteitsgedachte. Essentieel in Rorty’s filosofie is het stoppen met denken in universele termen. Er bestaat niet zoiets als een universele solidariteit. De moraliteit van de gemeenschap in zijn geheel kan volgens Rorty alleen worden afgemeten aan een praktische vergelijking tussen de eigen praktijken en die van andere gemeenschappen en niet aan een moraal die universeel geldend is. Van ironie tot moreel kompas Uit Contingency, Irony, and Solidarity blijkt hoe zeer Rorty worstelt met het feit dat zijn bestaan afhangt van omstandigheden waar hij geen vat op heeft. Dat besef van de toevalligheid van het bestaan (contigentie) leidt tot ironie. En de vraag is hoe zich dat verhoudt tot solidariteit. Hoe kan je streven naar sociale rechtvaardigheid als je de basis ervan voordurend ter discussie stelt? Rorty vindt daarom dat ironie en solidariteit principieel niet met elkaar verenigd kunnen worden. In zijn liberale utopia hebben individuen dus altijd de ruimte om te kiezen tussen autonomie, of solidariteit. Zo stelt Rorty het individu centraal. Ironie is overduidelijk een private aangelegenheid. Maar doordat het individu zich openstelt voor anderen, doordat het individu wordt geïnspireerd door filosofie, literatuur en poëzie, ontwikkelt het een moreel kompas. Het individu staat daarmee niet los van de geschiedenis en wordt zich zo toch bewust van de samenleving. Ons individuele, moreel kompas bepaalt vervolgens in welke mate en met wie we ons solidair voelen. Ook al worden onze overtuigingen door niets anders veroorzaakt dan door de toevalligheid van de omstandigheden, Rorty pleit ervoor dat we evengoed wel kunnen handelen en keuzes kunnen maken. Het feit dat iemands opvattingen bepaald zijn door historisch toeval, betekent immers niet dat hieraan geen moraliteit kan worden ontleend of dat hiervoor niet gestreden moet worden. Al is Contingency, Irony and Solidarity inmiddels zo’n vierentwintig jaar oud, toch is zijn boek blijvend actueel. Want wie is anno 2013 daadwerkelijk bereid te twijfelen aan het idee van een absolute waarheid en zijn of haar eigen wereld aldus te ‘ontgoddelijken’? Iedereen die zich solidair met de wereld verklaart, zal onophoudelijk moeten zoeken naar een antwoord op deze vraag en voortdurend bereid moeten zijn het eigen moreel kompas bij te stellen.   Meryem Çimen heeft Nederlands recht gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en is gespecialiseerd in het staatsrecht, bestuursrecht en vreemdelingenrecht. Zij werkt bij de Tweede Kamerfractie van D66. Daarnaast werkt zij momenteel als juridisch onderzoeker voor het Fundamental Rights Agency van de Europese Unie.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2013: Samenredzaamheid: nieuwe vormen van solidariteit, en is te vinden bij de onderwerpen literatuur en solidariteit.