Feiten & cijfers – Hoe solidair zijn we eigenlijk?

Lees hier het pdf van dit artikel. Dit artikel bevat figuren en tabellen. Lees het pdf om de tabellen te bekijken. Samenstelling Inge van der Leeuw Hoe solidair zijn we? Dit lijkt een heel simpele vraag, maar een antwoord is niet eenvoudig te geven. Want was is solidariteit en hoe meet je dat? Bij solidariteit gaat het enerzijds om een houding ten opzichte van onze relaties met anderen. Een gevoel en idee van saamhorigheid met anderen in een gemeenschap. Anderzijds gaat het ook om concreet gedrag: de manier waarop we deze relaties vormgeven, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk. Deze twee componenten hangen grotendeels met elkaar samen. Toch kunnen we ons ook solidair voelen met mensen zonder daar praktische gevolgen aan te verbinden, of hulp verlenen vanuit andere overwegingen. Deze Feiten & Cijfers gaat daarom in op beide elementen van solidariteit. Solidariteit tussen werknemers Vakbonden waren lange tijd de instituties bij uitstek waarin werknemers opkwamen voor hun gezamenlijke belangen, en hun rol is institutioneel stevig verankerd in het Nederlandse poldermodel. Het percentage werknemers dat lid is van een vakbond is de afgelopen decennia echter gedaald van boven de 35% in de jaren ’60 en ’70 naar 20% nu (CBS, ‘Sociaaleconomische trends 2012/4’). Bovendien vergrijzen de vakbon den snel: vorig jaar waren 7 op de 10 vakbondsleden 45 jaar of ouder. Jongeren voelen zich blijkbaar niet aangetrokken tot en/of onvoldoende gesteund door de bestaande vakbonden. Het feit dat veel jongeren een flexibel dienstverband hebben kan hier mee te maken hebben: in 2011 was meer dan de helft van de werknemers tussen de 15 en 25 jaar flexwerker. Bij de overige leeftijdsgroepen was dit maximaal een kwart. Solidariteit tussen landen Door de eurocrisis is de solidariteit tussen Europese lidstaten flink onder druk komen te staan. Sommige Nederlanders gingen zelfs zo ver dat ze nog langer weigerden te betalen in Griekse restaurants, omdat ze vonden dat we ‘die Grieken’ al genoeg geld gaven. Een meerderheid (57%) van de Nederlanders steunt nog altijd onze deelname aan een noodfonds voor eurolanden met budgettaire problemen, hoewel dit wel minder is dan in 2011 (63%, zie SCP, ‘Burgerperspectieven 2012/4’). Deze steun is niet onvoorwaardelijk: we vinden dat we financieel zwakke landen alleen moeten helpen als dit ook in ons eigen belang is, en dat we strenge eisen mogen stellen. Het eigenbelang wordt ook steeds belangrijker voor onze solidaire houding op mondiaal niveau. Terwijl het overheidsbudget voor ontwikkelingssamenwerking in twee jaar tijd is verlaagd van 0,8% van het bnp tot 0,7% in 2012, daalt de steun voor verhoging van dit budget gestaag, terwijl nu bijna de helft van de Nederlanders zelfs voor een verdere verlaging is. Deze cijfers vormen een contrast met de steun voor ontwikkelingshulp in het algemeen: 64% vindt het belangrijk om mensen in andere landen te helpen. In geval van natuurrampen is de internationale solidariteit het hoogst (72%), terwijl een kwart van de mensen zich verantwoordelijk voelt voor armoede elders in de wereld (NCDO, ‘Nederlanders en mondiaal burgerschap 2012’). Solidariteit in de samenleving Vaak wordt de zorg geuit dat Nederlanders steeds minder vaak ‘iets’ voor elkaar doen. De cijfers wijzen echter uit dat het aantal vrijwilligers in Nederland al jaren stabiel is; rond de 43% van de bevolking doet een vorm van vrijwilligerswerk of verleent informele hulp (CBS, ‘Sociale Samenhang 2010’). Hierbij denken we vaak in de eerste plaats aan traditionele vormen van georganiseerd vrijwilligerswerk, zoals binnen de kerk, politieke partij of sportclub, maar ook minder georganiseerde initiatieven vallen hieronder. Een andere misvatting is dat vooral ouderen nog aan vrijwilligerswerk doen. Onderzoek wijst uit dat dit vooral ligt aan de manier van vragen stellen. Relatief veel 65-plussers beschouwen zich inderdaad ‘vrijwilliger’, maar op de vraag of men zich het afgelopen jaar maatschappelijk heeft ingezet antwoorden juist veel jongeren positief. Dit wijst erop dat jongeren wel degelijk maatschappelijk betrokken zijn, maar zichzelf minder snel als ‘vrijwilliger’ zien. Figuur 1 laat zien dat mensen vooral als vrijwilliger actief zijn bij sportclubs. Opvallend is toch wel de relatief grote groep mantelzorgers: momenteel verleent 1 op de 7 Nederlanders mantelzorg, waarbij vooral tijd besteed wordt aan huishoudelijke hulp, begeleiding, administratie en lichamelijke verzorging. In absolute termen gaven maar liefst bijna 800.000 mensen meer dan 8 uur per week, en langer dan 3 maanden mantelzorg (CBS, ‘Vrijwillige inzet 2010’). Solidariteit in de zorg Nederlanders willen over het algemeen meebetalen aan de zorg voor anderen. Volgens een recent onderzoek van TNS Nipo vindt 71% van de Nederlandse bevolking solidariteit in de gezondheidszorg zelfs ‘heel erg belangrijk’. Toch zijn er duidelijke grenzen aan deze solidariteit. We zijn over het algemeen solidair met ouderen, mensen met een niet zo goede gezondheid en mensen die genetisch belast zijn met (een grote kans op) ziekte. We zijn echter een stuk minder begaan met rokers, zware drinkers en mensen die weinig bewegen (CBS, ‘Bevolkingstrends 2011/3’). Volgens een meerderheid van de bevolking kan de overheid dan ook het beste bezuinigen op de zorgkosten door ongezond gedrag (roken, te veel eten, te veel drinken, onvoldoende bewegen) financieel te bestraffen, bijvoorbeeld door premies voor deze groepen te verhogen. De vervolgvraag is uiteraard of deze ‘financiële prikkel’ mensen aanzet tot een gezondere leefstijl en dus tot lagere kosten? Dat ligt toch niet zo eenvoudig. Een uitgebreid onderzoek van het RIVM naar de kosten van ongezond gedrag (2006) heeft getoond dat ziekten als gevolg van roken en overgewicht slechts verantwoordelijk zijn voor een relatief klein deel van de totale zorgkosten. Bovendien verlengt een gezonde levensstijl de levensverwachting aanzienlijk, waardoor iemand meer kans loopt om op enig moment ouderdomsziekten als Parkinson, dementie, psychische stoornissen en beroertes te krijgen. Juist deze aandoeningen vragen om dure behandelingen. Het RIVM-onderzoek voorspelde dat als geen enkele Nederlander meer zou roken, de kosten van rokengerelateerde ziekten met 8% zouden dalen, maar de ongerelateerde zorgkosten juist met 16% zouden stijgen.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2013: Samenredzaamheid: nieuwe vormen van solidariteit, en is te vinden bij de onderwerpen feiten en cijfers en solidariteit.