Hoe liberaal is een politiek van duwen en trekken?

Lees hier het pdf van dit artikel. Een duwtje in de goede richting Het idee van nudging is om mensen een ‘duwtje’ in de goede richting te geven. Zonder verplichting, en dus met behoud van keuzevrijheid voor het individu. Dit moet de (sociaal-)liberaal wel aanspreken. Of niet? Door Coen Brummer en Abele Kamminga De mate waarin een politicus u iets wil verbieden was de afgelopen anderhalve eeuw een goede graadmeter om te bepalen welke ideologie hij aanhing. Neigde de bestuurder of volksvertegenwoordiger naar links, dan was de kans reëel dat hij uitmaakte wat goed voor u was. Was de politicus in kwestie van rechtse signatuur, dan kon het wel eens zo zijn dat de bevolking in naam van de vrijheid juist aan haar lot werd overgelaten. Al met al een overzichtelijke situatie. Met het verschijnen van Nudge: Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness in 2008 veranderde het speelveld. Het boek, geschreven door gedragseconoom Richard H. Thaler en jurist Cass R. Sunstein, ontvouwt een politiek wereldbeeld gestoeld op de gedachte dat mensen veel minder rationeel zijn dan we graag geloven. We nemen voortdurend ‘verkeerde’ beslissingen, gedreven door een gebrek aan zelfbeheersing en een teveel aan zelfoverschatting. Kortetermijndenken en onmiddellijke behoeftebevrediging voeren de boventoon. Plat gezegd: we eten te veel en sparen te weinig. Maar in plaats van te vervallen in de voor de hand liggende maatregel (het verbieden of vergaand ontmoedigen van onverstandig gedrag), sturen Thaler en Sunstein aan op een andere manier om ons gedrag te beïnvloeden: nudging. De overheid moet haar burgers prikkelen om de ‘juiste’ keuzes te maken door mensen een duwtje (nudge) in de goede richting te geven. Bijvoorbeeld door te zorgen dat fruit in schoolkantines op ooghoogte ligt. Zo zijn mensen sneller geneigd de gezonde appel te verkiezen boven de ongezonde chocoladereep. Let wel, zonder iemand te verplichten tot het maken van een bepaalde keuze. Dit is, in een notendop, de kern van het libertair paternalisme. Populair Het duurde niet lang voor nudging wereldwijd in de belangstelling kwam te staan. Barack Obama omarmde de filosofie en benoemde Sunstein tot het hoofd van de Office of Information and Regulatory Affairs (OIRA), een agentschap dat toeziet op de invoering van overheidsbeleid. Sunstein kreeg daar al snel de bijnaam ‘reguleringstsaar’. David Cameron liet zich in 2010 adviseren door Thaler. Deze populariteit is verklaarbaar: de liberale democratie is gestoeld op de gedachte dat haar inwoners vrije burgers zijn, die binnen de grenzen van de wet zelf bepalen wat goed voor hen is. Maar bestuurders zien elke dag opnieuw dat niet alle inwoners hiertoe in staat zijn. Sterker nog, vrijwel geen enkele inwoner maakt altijd verstandige en weloverwogen keuzes. Nudging bood hen de mogelijkheid te ontsnappen uit deze paradox: burgers behouden de keuzevrijheid die past bij het rationele en zelfstandige individu, maar de overheid past op een slimme manier de omgeving van de burger aan, zodat hij eerder verstandiger handelt. U uw keuzevrijheid, de overheid haar verstandige bevolking. Of ligt het toch minder eenvoudig? Gezien de snel verworven populariteit verdient nudging in ieder geval een nadere beschouwing. Wat moeten en kunnen liberalen met nudges en past het libertair paternalisme bij een (sociaal-)liberaal denkraam? Uw buren zijn betere burgers Om de waarde van nudging beter te beoordelen, moeten we eerst bezien hoe het in de praktijk wordt toegepast. Thaler en Sunstein halen in hun werk onder meer een Nederlandse uitvinding aan: de sticker van een vlieg in urinoirs op herentoiletten. Onbewust richten mannen dan beter, waardoor wc’s schoner blijven. Een ander voorbeeld is het plaatsen van drempels of bloembakken op (smalle) wegen, zodat mensen geneigd zijn snelheid te minderen. Maar nudging is ook kiezen voor een actief donorregistratiesysteem. Hierin zijn mensen donor, tenzij ze zich afmelden. In Oostenrijk gebruikt men dit systeem en daar is negentig procent donor, tegen dertig procent in Nederland. Een ander voorbeeld: in Californië vertelde de lokale overheid mensen dat zij meer energie verstookten dan de buren, waardoor mensen meteen minder energie gingen gebruiken. Zoals deze voorbeelden laten zien, is de inzetbaarheid van nudges vrijwel onbegrensd. Er is geen beleidsterrein dat zich niet leent voor deze ‘keuzearchitectuur’. En dat is meteen het eerste probleem. Schone toiletten, verkeersveiligheid, beschikbaarheid van donororganen en klimaatverandering zijn moeilijk op één hoop te gooien. Bij het ene voorbeeld kan de vraag gesteld worden of een nudge niet wat te ver gaat, terwijl bij een ander de vraag gerechtvaardigd is of nudging wel voldoende is. Een overheid die verkeersdoden voorkomt door drempels op te werpen handelt vanuit een andere gedachte dan de overheid die u vertelt hoe hoog uw verwarming mag staan. Maar wat alle gevallen gemeen hebben, is dat de overheid de samenleving (indirect) vorm geeft op basis van haar notie van ‘het goede’. Weet de overheid het altijd beter? Het is de vraag of het aan de overheid is om te bepalen wat een ‘goede’ keuze is. Want wie het keuzeproces kan sturen bepaalt ook de uiteindelijke vormgeving. We gaan er soms maar al te gemakkelijk aan voorbij dat de overheid ook niet altijd de juiste keuzes maakt, en soms beïnvloed wordt door derden die belang hebben bij een bepaalde keuze. Omdat bij nudging het aanmoedigen – anderen kiezen de term manipuleren – ook nog eens op een onbewust niveau plaatsvindt, is het instrument weliswaar minder dwingend dan een verbod, maar is het wel gevoeliger voor misbruik. Een veelgehoorde libertaire kritiek is dan ook dat nudging weinig meer is dan een cosmetische truc om overheidsbetutteling te legitimeren. Hoe je het ook wendt of keert: nudging veronderstelt immers altijd dat iemand anders het beter weet. De premisse die hieraan ten grondslag ligt wordt puntig verwoord door Dick Pels, de links-liberale GroenLinks-ideoloog die enige tijd directeur van wetenschappelijk bureau De Helling was: ‘Mensen kunnen bewust gemaakt worden van wat ze eigenlijk willen en waarom’ (Pels en Van Dijk, 2011: 28). Het is de vraag in hoeverre burgers laten inzien wat ze daadwerkelijk willen een taak van de overheid is. Het parlementair-democratische beginsel dat een overheid het product is van de wensen van de bevolking (in plaats van andersom) lijkt met deze gedachte te botsen. Een tweede bezwaar tegen nudging ligt besloten in het feit dat zij de vrije ordening van de samenleving verstoort. Voorstanders van keuzearchitectuur beargumenteren dat hun vorm van gedragsbeïnvloeding vrije keuzes in stand houdt, want de nudge moet eenvoudig en zonder (te veel) kosten te ontwijken zijn. Inderdaad is het zo dat een persoon die kiest voor de gezonde appel op ooghoogte in de supermarkt ook de keuze had om te bukken voor de chocoladereep. Maar als we breder naar de situatie kijken, zien we toch een vorm van dwang ontstaan. Immers, de ordening van een supermarkt komt tot stand op basis van de keuze van de eigenaar. Hij besluit, al dan niet in overleg met levensmiddelenproducenten, waar hij de appels en de chocolade opstelt. Een gezond product dat verplicht op ooghoogte ligt verstoort dus niet de vrije keuze van de consument, maar wel die van de supermarkteigenaar. Hiermee belemmert nudging de vrije keuze van iemand anders, in dit geval de ondernemer. De vraag die we onszelf dan moeten stellen is of we als samenleving willen dat de ondernemer de ruimte krijgt, of dat we hem instrueren de risico’s voor zijn klanten te minimaliseren. Uiteindelijk komt de liberale politicus dan in eenzelfde paradox terecht als waaraan hij juist wilde ontkomen. Tot slot Voorgaande betekent niet dat nudges niet van waarde kunnen zijn. Gedragsbeïnvloeding kan een zinvol instrument zijn om in te zetten en de overheid hoeft zich daar niet altijd van te onthouden. Er zijn genoeg situaties denkbaar waarbij de overheid juist aan gedragsbeïnvloeding zou moeten doen. Zo zal vrijwel niemand bepleiten dat we verkeersdrempels weg moeten halen. Bij andere aangelegenheden, zoals de introductie van een actief donorregistratieysteem, is de discussie complexer en zijn de gevolgen ingrijpender. Uiteindelijk zal per casus bekeken moeten worden of het inzetten van een nudge ook daadwerkelijk de meest effectieve en wenselijke manier is om gedrag te beïnvloeden. Terughoudendheid is hier op zijn plaats. Eén van de mogelijke handvatten bij het maken van afwegingen zou kunnen zijn dat een liberaal politicus open kan staan voor nudging in het publieke domein van mensen tezamen, maar zich afzijdig houdt van keuzearchitectuur in het privédomein van het individu. Tegelijkertijd moeten we onze verwachtingen temperen. Ook als mensen de juiste prikkels krijgen, kunnen ze nog steeds de verkeerde keuzes maken. Dat moet ook kunnen. Daarnaast werken goedbedoelde prikkels ook niet altijd. Zo zorgde de introductie van de spaarlamp voor een hogere energieconsumptie, omdat mensen lampen gingen gebruiken waar ze dat eerder niet deden, zoals in de tuin (Verbeek: 328). Het is van groot belang dat de overheid in alle gevallen transparant is over het inzetten van nudges. De overheid heeft de mogelijkheid zich met veel van de keuzearchitectuur in onze omgeving te bemoeien en kan zo veel invloed uitoefenen op de keuzes die wij maken op allerlei gebieden. De grote vraag is wanneer het gerechtvaardigd is dat al dan niet te doen. En daarmee belandt de politicus weer in dezelfde spagaat, waar hij met de keuze voor nudging juist aan wilde ontsnappen.   Coen Brummer en Abele Kamminga zijn historici en werken beide voor de Tweede Kamerfractie van D66.   Literatuur · Pels, Dick en Anna van Dijk (2011). ‘Wat is vrijzinnig paternalisme?’, pp. 7–32, in: Idem (red.), Vrijzinnig Paternalisme: naar een groen en links beschavingsproject. Amsterdam: Bert Bakker. · Thaler, Richard H. en Cass. R. Sunstein (2008). Nudge: Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness. Yale: Yale University Press. · Verbeek, P.P. (2011). ‘Naar een paternalistische technologie’, pp. 235- 253, in: Dick Pels en Anna van Dijk (red.), Vrijzinnig Paternalisme: naar een groen en links beschavingsproject. Amsterdam: Bert Bakker.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2013: Duwtjes in de goede richting, en is te vinden bij de onderwerpen gedrag en liberalisme.