Lees hier het pdf van dit artikel.
"We geven mensen een zetje tot zelfontplooiing"
In de politiek van vandaag de dag is weinig ruimte voor meer dan een pakkende oneliner. Achter het snelle idee gaat (hopelijk) echter een hele gedachtewereld schuil. Uitgangspunten, waarden, en wensen over de wereld die de politicus voor zich ziet.
Sjoerdje van Heerden spreekt namens de Idee vier D66-politici, actief op verschillende politieke niveaus – Europees, nationaal, regionaal en lokaal – over hun sociaal-liberale mens- en wereldbeeld. De derde politicus in deze reeks: D66-fractievoorzitter van Amsterdam, Jan Paternotte.
Door
Sjoerdje van Heerden
Het is maandagmiddag iets na enen wanneer ik de trein uitstap op station Groningen. Ik heb afgesproken met Tim Zwertbroek in het nabijgelegen café Huis de Beurs. Zwertbroek (1990) is sinds 2009 actief bij D66. Eerst als campagnecoördinator bij de gemeenteraadsverkiezingen en Tweede Kamerverkiezingen van 2010, later in de steunfractie van de gemeente en provincie Groningen. Sinds maart 2011 is hij fractievoorzitter, en vanaf 2014 ook lijsttrekker, voor D66 in de provincie Groningen.
Op Twitter werd onlangs gesteld dat ‘D66 het Randstedelijk dedain heeft uitgevonden’. Wat vind jij, is D66 bij uitstek een Randstedelijke partij? ‘Ik vind D66 bij uitstek juist geen Randstedelijke partij. Ik zie natuurlijk wel dat wij in de Randstad heel sterk zijn, maar als ik kijk naar ons denken en de visie die wij uitdragen, dan zijn we juist ook voor de perifere regio’s enorm aantrekkelijk. Niet voor niets zijn we nu in Groningen-stad de grootste, en doen we het goed in grensprovincies, zoals Drenthe en Overijssel. Misschien is dit in den lande minder bekend, maar hier in de provincie zitten wij in de raad van Oldambt tot Leek, van Eemsmond tot Vlagtwedde. Als je het hebt over de stereotype D66’er – hoogopgeleid, cultureel geëngageerd en met een goede baan – dan heb je die hier ook. Maar uiteindelijk zijn wij toch echt een plattelandsprovincie. We hebben in verhouding een heel grote stad, maar tweederde van de inwoners woont in de ommelanden. Daar zie je een grote variatie in mensen.’
Wat maakt het sociaal-liberalisme zo aantrekkelijk voor de Groningers? ‘Ik denk dat het sociaalliberalisme hier sterk is omdat ons gedachtegoed niet alleen negatieve aspecten benoemt en daar oplossingen voor probeert te vinden, maar zich ook sterk richt op de positieve kanten en de bijbehorende kansen. Hier in Groningen spelen zoveel vraagstukken, denk aan krimp, werkloosheid, de aardbevingen, dat je juist ook de positieve kanten moet blijven belichten. Anders ga je mee in een stroom van negativiteit. Bijvoorbeeld in het geval van de aardbevingsproblematiek: als sociaal-liberalen zijn wij natuurlijk bezig met probleembestrijding en schadeherstel, maar daarnaast kijken we naar de mogelijkheden en kansen. Kunnen we bijvoorbeeld in alle huizen naar nul op de gasmeter, zodat we hier echt een start maken met de duurzame samenleving? En gaan we dus van een gebied dat heeft leren leven met aardbevingen naar een gebied dat gaat leren leven in een groene samenleving?’
De Van Mierlo Stichting stelt dat het sociaal-liberalisme een individueel perspectief op de gemeenschap biedt: ‘vrijheid in verbondenheid’. Een mooi startpunt voor een filosofisch gesprek, maar bestaat er in de praktijk geen spanning tussen de vrijheid van het individu en het leven in een gemeenschap? ‘Het is logisch om te denken dat er een spanningsveld bestaat , maar juist doordat je individuele vrijheid hebt, leer je zelfstandig denken en bepalen hoe jij de wereld wil vormgeven. Dit brengt je er vervolgens toe dat je nadenkt over de consequenties van zo’n wereld voor anderen. Dus juist de individuele gedachte vrijheid maakt dat je nadenkt over de vrijheid van een ander. Zo kom je vanzelf bij verbondenheid. Als ik over mezelf spreek: ik heb een mooie opleiding gehad, ik zit in de Provinciale Staten en ik heb de mogelijkheid om op veel plekken te komen. Maar dit heeft me er ook van bewust gemaakt dat er mensen zijn die het minder goed voor elkaar hebben. Dat bewustzijn volgt automatisch uit mijn individuele ontplooiing. Je realiseert je dat er zoveel andere manieren van leven zijn. Kortom, de vrijheid om je naar eigen inzicht te ontwikkelen, zorgt er tegelijkertijd voor dat je anderen ook die vrijheid gunt. Juist het hebben van individuele vrijheid kan leiden tot een harmonieuze samenleving, waarin iedereen het belang van positieve vrijheden, zoals vrijheid van religie en vrijheid van geaardheid, onderschrijft.’
Wat is de rol van de overheid hierin? ‘Ik denk dat het heel belangrijk is om een balans te vinden tussen ‘blauwdrukdenken’ en alles loslaten. Enerzijds heeft hier in Groningen het blauwdrukdenken zich in het handelen en beleid van de politiek gemanifesteerd. Anderzijds laten rechtse partijen juist alles heel sterk los en willen zij de rol van de overheid minimaliseren. Dat heeft als effect dat je bepaalde problemen niet kan oplossen en dat je niet kunt bijdragen aan een positieve toekomst. Ik vind dat het sociaal-liberalisme hier een balans in weet te vinden, door mensen de ruimte te geven om hun eigen gang te gaan en zich te ontwikkelen, maar tegelijkertijd ook een verantwoordelijkheid te zien voor de overheid om bepaalde doelstellingen te behalen. Dan gaat het er met name om dat je mensen die niet in staat zijn om zich te ontwikkelen, positieve prikkels geeft om dit wel te doen. Zonder dat je doorslaat naar de maakbaarheidsgedachte. Je geeft mensen als het ware een zetje tot zelfontplooiing.’
Het sociaal–liberalisme van D66 kent vijf richtingwijzers. Welke richtingwijzer is voor jou de belangrijkste? ‘Denk en handel internationaal’. Dan denk ik aan verschillende zaken, zoals de vluchtelingenproblematiek. Deze problematiek speelt natuurlijk in het hele land, maar Ter Apel staat centraal. Daarnaast zijn hier op meerdere plaatsen opvangcentra gecreëerd, zoals in de stad Groningen, Winschoten en Zuidhorn. Daar hoor je niemand over. Misschien zijn mensen het er niet mee eens, maar er komen geen rellen en er verschijnt geen graffiti op de muren met teksten als ‘ga weg, rot op’. Mensen stellen zich in deze provincie dus open voor vluchtelingen, daar ben ik trots op. Maar ook voor de aardbevingsproblematiek kan je leren van wat er over de grens gebeurt. Daarbij kan je denken aan aardbevingsbestendig bouwen, maar dus ook aan het ontwikkelen van een groene maatschappij. Wij hebben bijvoorbeeld als provincie veel ruimte voor zonneweides gegeven, zodat mensen zelf energieproducent kunnen worden. Die kennis moet je ergens vandaan halen, daarom kijken wij sterk naar Duitsland of Scandinavië. Daarnaast noemen wij onszelf het ‘stopcontact van Nederland’, vanwege de Eemshaven en alle kabels die hier vanuit Amerika en Scandinavië binnenkomen. Ik denk dat ‘Denk en handel internationaal’ hier overal terugkomt. Zelfs binnen onze landsgrenzen in de vorm van samenwerking met Drenthe en de rest van Noord-Nederland.’
Dus het idee dat Groningen geïsoleerd ligt in het hoge noorden is een misvatting? ‘Inderdaad. Dat zie je in die samenwerkingsverbanden, maar ook als je kijkt naar de stad Groningen. Groningen heeft een goede universiteit en hogeschool die veel samenwerken met Duitse partners. Er komen veel studenten vanuit Indonesië, het Verenigd Koninkrijk en China. Als je kijkt naar start-ups: Groningen is, na Amsterdam, dé stad en daarmee ook dé regio waar die ontstaan. En we zijn druk bezig om de spoorlijn naar Bremen aan te pakken. Groningen is juist enorm internationaal in plaats van ver weg en geïsoleerd.’
Wat zeggen de vele samenwerkingsverbanden van de provincie Groningen over de relevantie van provinciaal bestuur? ‘Je ziet daar een ontwikkeling in. Verschillende lokale overheden zijn momenteel druk bezig om te fuseren tot grotere gemeenten. Uiteindelijk blijven er zo’n zeven gemeenten in de provincie over. Ik vind dat je als provincie dan zelfreflectie moet toepassen. Daarom denken we hier in Groningen al na hoe we dit moeten vormgeven. Het kan inderdaad zo zijn dat een duurzame en harmonieuze samenleving beter tot zijn recht komt op een hoger niveau. Middenbestuur zal naar mijn idee in de toekomst nog steeds nodig zijn, maar misschien niet in dezelfde mate.’
Het sociaal-liberalisme houdt dus niet krampachtig vast aan het huis van Thorbecke? ‘Nee, absoluut niet. Dat is de reflectie die het sociaalliberalisme toepast, waardoor ik het ook een heel duurzame en vooruitstrevende manier van denken vind. De wereld verandert en daar houden wij rekening mee. Het kan sterk verschillen wat er in een regio, stad of land speelt, maar ik denk dat er altijd aanknopingspunten zullen zijn met het sociaal-liberalisme en onze richtingwijzers.’
Heleen Mees schreef in De Volkskrant dat noorderlingen massaal naar de Randstad moeten verhuizen, aangezien daar de economische slagkracht ligt. Op die manier voorkom je dat de noordelijke regio’s langzaam wegkwijnen en kan je de gaswinning weer opvoeren. Is dit een vooruitstrevende stelling? ‘Ik vind dat juist heel beperkt denken. Het is zoeken naar de gemakkelijke oplossing, terwijl je geen rekening houdt met de emoties en gevoelens van mensen. Ik vind het prima dat mensen hier een weekendje komen uitwaaien, maar je kan niet je emotie uitschakelen en zeggen: we halen de hele regio leeg en maken er een recreatiegebied van. Als sociaal-liberaal houd je rekening met mensen. Bovendien, ik vind het juist beperkt om te denken dat het allemaal binnen de Randstad moet blijven, want laten we wel wezen: Nederland is zowat de Randstad. De scheiding tussen platteland en stad is niet zo strak. Zeker vanuit internationaal perspectief kan je Nederland beschouwen als één sterk gebied.’
Je hebt het over idealen en emoties, maar er wordt ook gesuggereerd dat de politiek verworden is tot een strategisch steekspel. Denk aan het boek De belofte van Pieter Hilhorst of het opstappen van de Utrechtse wethouder Jongerius. Is er nog wel plaats voor wensdenken in de politiek? Of is dat juist wensdenken? ‘Er zit een spelelement in politiek en het is soms heel hard, maar je weet dat dit zo is. Je houdt er rekening mee dat je een strategie moet uitdenken voor het bereiken van je doel. Maar het is natuurlijk nooit het primaire doel om iemand een hak te zetten of een partij buitenspel te zetten. Op de eerste plek staat het bereiken van je inhoudelijke doelen en het inbrengen van gevoelens vanuit de samenleving in het debat. Maar je moet weten dat politiek soms uit kronkelige wegen bestaat die tot je doel leiden. Je kunt daarbij nog wel wensdenken, anders zijn je ambities niets meer waard. Maar je moet reëel zijn over wat je kan bereiken in de periode van vier jaar waarin je volksvertegenwoordiger bent. Je moet beseffen dat het in stappen gaat en dat daar ook af en toe tegenslagen bij zitten. Dan raak je even minder gemotiveerd, maar juist het wensdenken houdt je sterk en zorgt ervoor dat je kunt doorgaan.’
Sjoerdje van Heerden is politicoloog en publicist. Ze is gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in immigratie- en integratievraagstukken, politieke communicatie, partijcompetitie en radicaalrechtspopulistische partijen.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik
hier voor meer info en abonnementen.
– –
Dit artikel verscheen in
idee nr. 4 2015: Algemeen belang en democratie, en is te vinden bij het onderwerp
interviews.