Feiten & cijfers – De ‘kloof’ tussen politiek en burgers
Lees hier het pdf van dit artikel.
Dit artikel bevat figuren en tabellen. Lees het pdf om de tabellen te bekijken.
Het vertrouwen in de politiek slinkt. De kloof tussen politiek en burgers is groter dan ooit tevoren, en verkiezingsbeloftes worden aan de lopende band gebroken. Tenminste, als we de algemeen heersende opvatting van de afgelopen jaren moeten geloven. Het verval van de democratie zou hebben ingezet en daarmee de teloorgang van het ‘algemeen belang’. Want wie weet immers beter wat in het belang van alle burgers is, dan alle burgers zelf ? Als er niet naar hun stem wordt geluisterd, is dit geen goed teken voor onze democratie – wat letterlijk ‘het volk regeert’ betekent. Maar hoe diep is die kloof werkelijk? Leven politici écht in hun eigen wereld? Of valt het allemaal mee en hoeven we de democratie nog niet af te schrijven?
Samenstelling Laura van Dijk
Op het matje
Volgens onderzoek van de Eurobarometer (2012) heeft slechts 28 procent van de bevolking vertrouwen in hun nationale parlement: een dieptepunt. Een kritische houding van burgers is bevorderlijk voor een gezonde democratie, maar waar ligt de grens? Daarom kunnen we terecht de vraag stellen: ‘Hoe massaal mag het wantrouwen zijn in een politiek systeem dat zijn legitimiteit ontleent aan diezelfde burgers?’ Dat wantrouwen is overigens wederzijds. Politici in Den Haag blijken niet zo'n ‘hoge pet’ op te hebben van de waarden die de burgers aanhangen die zij representeren (Peter Kanne, 2011). 87 procent van de politieke elite in Nederland vindt waarden als ‘vernieuwing’, ‘vrijheid’ en ‘internationale oriëntatie’ belangrijk, terwijl 89 procent van diezelfde elite waarden als ‘traditie’, ‘nationalisme’ en ‘conservatisme’ aan de bevolking toeschrijft. Politici lijken dus een ander wereldbeeld aan te hangen dan een groot deel van de burgers: dat wringt. We zien dan ook dat deze houding niet ongestraft blijft tijdens verkiezingen in heel Europa. In de jaren vijftig en zestig verloren politieke partijen die aan een regering hadden deelgenomen tussen de 1 en 1,5 procent aan stemmen. In de jaren zeventig was dit al 2 procent, in de jaren tachtig 3,5 procent en in de jaren negentig was dit zelfs opgelopen tot 6 procent. Sinds het jaar 2000 verliezen politieke partijen 8 procent of meer van het aantal stemmen (Narud & Valen, 2005).
Doemdenken
In het boek De wankele democratie betogen drie politicologen – Jacques Thomassen, Carolien van Ham en Rudy Andeweg – dat het allemaal wel meevalt. “Het beeld dat het vertrouwen is gedaald klopt gewoon niet”, benadrukt Van Ham in een interview met Trouw. De zogenaamde legitimiteitscrisis zou niet minder dan een mythe zijn. Zo is, op een enkele ‘dip’ na, de tevredenheid over de Nederlandse democratie sinds de jaren zeventig voornamelijk gestegen. In 2012 zei zelfs meer dan 75 procent van de Nederlanders tevreden te zijn met het functioneren van de democratie. Met deze positieve cijfers voert Nederland bovendien – samen met Luxemburg en de Scandinavische landen – de lijst aan in Europa (Eurobarometer, 2012). Hoezo, ‘teloorgang van de democratie’?!
Te slim, te veel mannen
Hoewel dit weinig zegt over juiste representatie van waarden en belangen, is het interessant om op te merken dat het Nederlandse parlement zeker geen ‘dwarsdoorsnede’ van de samenleving is. Zo is maar liefst 95 procent van de volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer hoger opgeleid, terwijl dit in de samenleving slechts 28 procent is (De Volkskrant, 2012). Uit Nationaal Kiezersonderzoek (2012) blijkt bovendien dat lager opgeleiden zich veel minder gehoord voelen door de politiek. Het is hiermee niet gezegd dat hoger opgeleiden de belangen van lager opgeleiden niet kunnen behartigen, maar dit heeft wel zijn weerslag op de houding tegenover de politieke elite. Ook de man-vrouwverhouding is geen goede afspiegeling van de bevolking: terwijl meer dan de helft van de Nederlanders vrouw is, is 60 procent van de Tweede Kamerleden man (De Volkskrant, 2012).
Kwestie van perceptie
Volgens onderzoek van de Eurobarometer (2012) was meer dan 75 procent van de Nederlanders tevreden met het functioneren van de democratie. Het vertrouwen in de politiek neemt dus zeker niet af. Een onderzoek van European Value Studies (2012) geeft ditzelfde beeld: in 1981 had 44 procent van de Nederlandse bevolking vertrouwen in het parlement. In 2008 ging het om 47 procent van de burgers. De tevredenheid over de politiek – hoewel in het tweede onderzoek iets lager – blijft dus constant. Het lijkt dus vooral een kwestie van perceptie te zijn; het streven naar ‘algemeen belang’ lijkt nog steeds aanwezig, maar wellicht in een andere vorm. Zo schrijven verschillende burgers bovendien andere waarden toe aan de democratie. Het grootste aantal mensen associeert democratie met ‘vrijheid’. Over democratie volgens deze definitie ligt de tevredenheid het hoogst: 86 procent. Wanneer democratie wordt uitgelegd met waarden als ‘besluitvorming’ of ‘gelijkheid, solidariteit of gemeenschapszin’, is de tevredenheid erover lager (Nationaal Kiezersonderzoek, 2012). Zo kunnen verschillende opvattingen over begrippen leiden tot verwarring. Daar lijdt het debat pas echt onder, niet onder de 'teloorgang van democratie'. In bijvoorbeeld Rusland heeft de bevolking een heel andere opvatting van democratie; Russen associëren deze staatvorm op de eerste plaats met ‘orde en rust’ en pas daarna met bijvoorbeeld ‘vrije verkiezingen’ (Stephen White, 2011).
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.
– –
Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2015: Algemeen belang en democratie, en is te vinden bij de onderwerpen democratie en feiten en cijfers.