De democratie is dood. Lang leve de democratie!

Lees hier het pdf van dit artikel. Het democratische ideaal Volgens sommigen is de democratie een vervlogen droom. Paul Kaufman bespreekt een aantal democratische uitdagingen en stelt dat ondanks alle kritiek de democratie nog steeds springlevend is en het verdient om verdedigd te worden. Door Paul Kaufman De Griekse filosoof Plato beschouwde de democratie als de op één na slechtste staatsvorm. Alleen de tirannie kon in zijn ogen op minder goedkeuring rekenen. Maar beide vormen waren mijlenver verwijderd van de ideale staat zoals Plato die voor zich zag. Hij stelde dat de demo-cratie een volksheerschappij betreft, waarbij vooral de lagere klassen van de samenleving het voor het zeggen hebben. Vrijheid wordt daarbij als het absoluut goede gezien, maar het volk is tegelijkertijd een slaaf van diezelfde vrijheid. Het volk is namelijk vrij om te kiezen, terwijl het niet de kennis heeft om voor het goede te kiezen. De veelzijdigheid aan keuzes en meningen leidt bovendien tot een gebrek aan eenheid en een onbestuurbare staat is het onvermijdelijke gevolg. Daardoor zal de democratie uiteindelijk – wanneer een populaire volksmenner opstaat om de chaos te doorbreken – in een tirannie resulteren. Klinkt dit bekend in de oren? Plato had natuurlijk nooit kunnen weten dat onze geschiedenis een overvloed aan voorbeelden zou bieden van mislukte democratieprojecten en dat daarmee zijn kritiek van grofweg 2400 jaar geleden onderschreven zou worden door anderen en ervaringen. Hoe verrassend is het dan, ondanks de waarschuwing van een van de grootste filosofen aller tijden en de lessen uit de moderne geschiedenis, dat er nog zoveel mensen zijn die in het ideaal van democratie geloven? Vooral wij democraten wijzen graag op de kracht van een democratische samenleving. Maar is dat terecht? Is democratie de beste staatsvorm? En bovenal: verdient de democratie het om verdedigd te worden? Om deze vragen te beantwoorden zal ik hier drie veelgehoorde bezwaren tegen de democratie aan bod laten komen. De tirannie van de meerderheid Een eerste punt van kritiek is dat in een democratie de wil van de massa of de meerderheid geldt. Hierbij wordt vaak verwezen naar de term ‘tirannie van de meerderheid’, die oorspronkelijk door de Franse filosoof Alexis de Tocqueville werd gebruikt om het gevaar te duiden van een verdrukte minderheid. Hij stelde dat wanneer de macht wordt gegeven aan de meerderheid, de minderheid in de verdrukking komt. De laatstgenoemde heeft vervolgens twee keuzes om op deze verdrukking te reageren: assimileren aan het regime van de meerderheid of in opstand komen. En geen van beide opties is bevorderlijk voor een stabiele samenleving. Tocqueville besloot om die reden dat er instituties in het leven moeten worden geroepen om te voorkomen dat de macht slechts bij de meerderheid (of elk ander absoluut regime) komt te liggen. Hij dacht hierbij aan een onafhankelijke rechtsspraak, vrije pers, tijdelijk verkozen ambtenaren en verenigingen van burgers. Hoewel de door Tocqueville genoemde instituties wellicht de absolute macht van de meerderheid verhinderen, wordt er in de Nederlandse democratie nog steeds gebruik gemaakt van verkiezingen en de winnaar van een verkiezing wordt bepaald door de hoeveelheid stemmen die hij krijgt. Met andere woorden: de winnaar van een verkiezing wordt bepaald door de meerderheid en dus is de meerderheid nog steeds aan de macht. De tirannie van de meerderheid blijft zo intact. Maar kunnen we hier echt spreken van een tirannie? In onze Nederlandse democratie hoeven tegenstanders van een wet het niet eens te zijn  met de wet. Ook niet nadat deze is aangenomen. Akkoord, de tegenstander zal zich aan de wet moeten houden, maar hij behoudt altijd het recht om intellectuele weerstand te bieden door middel van kritiek of debat. Een uitgebreide versie van dit argument vinden we in het werk van de Amerikaanse rechtsfilosoof Jeremy Waldron. Zijn positie is dat meerderheidsbeslissingen, zoals een stemming in het parlement, een belangrijk gereedschap zijn van besluitvorming omdat ze ten eerste efficiënt zijn en ten tweede het meest respectvol zijn tegenover de tegenstanders (of: de minderheid). Goed, dat een stemming efficiënt is hoeven we hier niet te betwijfelen, maar waar baseert Waldron dat respect dan op? Hij geeft hiervoor twee redenen: wanneer iemand deelneemt aan een stemming of andere vorm van een meerderheidsbeslissing hoeft hij geen concessies te doen aan zijn eigen standpunt om tot een overeenstemming te komen. Een stemming is immers geen onderhandeling en respecteert daarmee de mogelijkheid dat er meerdere standpunten over een onderwerp kunnen bestaan en vooral: kunnen blijven bestaan. Waldrons tweede reden is dat de individuele deelnemers aan een meerderheidsbeslissing over dezelfde mate van inspraak beschikken en dat meerderheidsbeslissingen daarom de gelijkheid van de individuen respecteren. Bij een verkiezing is elke stem immers van gelijke waarde, of die nu van een loodgieter of een hoogleraar afkomstig is. Zodoende biedt Waldron een repliek op de critici die beweren dat democratie slechts de wet van de meerderheid is. Democratische processen worden inderdaad vaak beheerst door meerderheidsbeslissingen en de meerderheid heeft meer  inspraak, omdat zij simpelweg over meer stemmen beschikt, maar dit betekent niet dat de minderheid daarmee onderdrukt wordt. Integendeel, zij wordt tijdens het proces van besluitvorming juist als gelijke gerespecteerd en behoudt te alle tijde het recht om haar standpunten uit te dragen. In plaats van de wil van de meerderheid vormt het respecteren van de minderheid de essentie van democratie. Democratie leidt tot populisme Een tweede, gerelateerde vorm van kritiek die vaak wordt gehoord, is dat democratie leidt tot populisme. En dat is niet vreemd: een populistische partij kenmerkt zich meestal door een beroep op de stem van het volk en past daarmee perfect binnen de kaders van het democratische ideaal van volkssoevereiniteit. In die zin lijkt er niets democratischer te zijn dan populisme. Het bezwaar dat democratie leidt tot populisme lijkt dan ook eerder een constatering dan een punt van kritiek. Waar deze critici eigenlijk bang voor zijn, is dat het populisme het einde van de democratie kan betekenen. Daarmee zijn de critici niet tegen  de democratie an sich, maar tegen een democratie waar populisme de ruimte krijgt! Elders in dit nummer geeft Mark van Ostaijen een uitgebreide uiteenzetting over de relatie tussen democratie en populisme. Hij schrijft dat populisme een esthetische bijdrage levert aan de gevestigde politiek door te repolitiseren. Net zoals sommige kunst een persoon kan uitdagen om een ander perspectief aan te nemen, doordat zij de gevestigde normen en waarden van die persoon ter discussie stelt, zo ook kan het populisme de gevestigde politieke orde bevragen, waardoor de laatstgenoemde opnieuw positie moet kiezen in het debat. Op die manier vormt populisme geen gevaar voor de democratie, maar kan zij juist voor verfrissing en vernieuwing zorgen. Van Ostaijen merkt dan ook terecht op dat de gevestigde orde in de politiek deze potentie beter kan omarmen dan afstoten. Een tegengeluid kan de pluriformiteit van de democratie immers alleen maar verrijken. En zoals hij met het treffend voorbeeld van het cordon sanitaire van onze zuiderburen aangeeft, heeft afstoten precies het omgekeerde effect: het versterkt juist het populisme. Populisme vormt kortom een belangrijk onderdeel van de democratie, omdat het zo’n fundamenteel aspect van onze staatsvorm belichaamt: het oneens zijn met elkaar. En het lijkt daarmee de democratie eerder een dienst te bewijzen dan dat het er een gevaar voor is. Een vervlogen ideaal De huidige democratie wordt beheerst door lobby’s van grote bedrijven, elitaire politici en een bemoeizuchtig Europa. En burgers draaien, mede hierdoor, de politiek hun rug toe. De democratie is daarmee aan haar einde gekomen. Het volk heeft immers niets meer te zeggen en als het al iets mag zeggen, wordt er niet naar geluisterd. Kijk maar naar de Nederlandse ‘Nee’ tegen een Europese grondwet, die er uiteindelijk toch kwam. Gijs Jan Brandsma en Etienne Duchateau besteden in hun respectievelijke artikelen in dit nummer aandacht aan aspecten van deze kritiek op de democratie. Dit is bij mijn weten de meest voorkomende kritiek op democratie en is ook het meest fundamenteel van aard. Zelfs onder democraten ligt dit punt gevoelig en staat het vaak garant voor een avond stevig discussiëren. En dat is geen verassing. Iedereen beseft dat het democratische ideaal van de volksvergadering uit het oude Griekenland inmiddels vervlogen is en dat met democratische inspraak tegenwoordig vooral een gang naar de stembus bedoeld wordt. Dat tot slot de opkomstpercentages bij verkiezingen sinds 1986 alleen maar zijn afgenomen of dat de politieke betrokkenheid van de burger tanende is, verbaast ook niemand meer. Vooral democraten hebben de neiging om dit probleem vervolgens met allerlei vormen van directe democratie te lijf te gaan. De vraag is of burgers inderdaad zo apathisch, of apathischer, zijn geworden als wordt verondersteld. In ieder geval lijkt wel een bepaalde groep mensen af te haken, vooral ook vanwege de complexiteit van het besluitvormingsproces. Echter, de opkomst van de hoeveelheid, vooral lokale initiatieven van mensen onderling die de handen ineenslaan om maatschappelijke en persoonlijke problemen aan te pakken, laat zien dat burgers wel degelijk in hun leefomgeving zijn geïnteresseerd, maar vooral andere manieren zoeken om invloed uit te oefenen. Deze burgerinitiatieven, zo laat Timo Kansil in zijn artikel in dit nummer zien, werpen overigens wel nieuwe, andere vragen op over de inrichting van onze democratie en rechtsstaat. Democratie is dood, lang leve de democratie! Is de democratie daarmee afgeschreven? Betreft het een vervlogen droom van naïeve idealisten? Nou nee. Tenminste, niet helemaal… Democratie is zonder twijfel een ideaal en dat is ergens misschien ook wel naïef te noemen. Maar dat zij vanwege haar mankementen afgeschreven dient te worden, gaat mij te ver. Democratie is namelijk meer dan alleen een staatsvorm; zij is verweven met de identiteit van de Nederlander. Vrijheid, mondigheid en burgerschap worden door haar mogelijk gemaakt en met regelmaat verheven tot morele goeden. Ik zie ouders die hun kinderen leren om met fatsoen te discussiëren en die hen belonen wanneer ze met een sterk argument op de proppen komen. En wanneer je het nieuws volgt, blijkt dat er nog genoeg onderwerpen bestaan om het over oneens te zijn. Ook dat is democratie! En wellicht minder romantisch, maar daarom niet minder belangrijk: wat zou het alternatief moeten zijn? Lang leve de democratie!   Paul Kaufman is redacteur van Idee. Hij studeerde Wijsbegeerte aan de Universiteit Utrecht.   Literatuur · Waldron, J. (1999). The Dignity of Legislation. Cambridge: Cambridge UP.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. - - Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2014: Lang leve de democratie!, en is te vinden bij de onderwerpen democratie en staatsinrichting.