D66 en het sociaal-liberalisme: een briefwisseling (1/1)
In een artikel in Het Financieele Dagblad van 12 december jl. openden Patrick van Schie en Fleur de Beaufort van de Teldersstichting, wetenschappelijk bureau van de VVD, de aanval op het sociaal-liberalisme van D66. Volgens hen begrijpen D66-politici niet wat het betekent om echt sociaal-liberaal te zijn. In deze Idee een briefwisseling in twee delen tussen Patrick van Schie en Frank van Mil, directeur van de Van Mierlo Stichting over wat sociaal-liberalisme wel of niet is.
[1/1]
Beste Frank,
In 1998 verruilde jouw partij, D66, haar oude stelling ‘ideologie is uit de tijd’ voor het etiket ‘sociaal-liberaal’. Natuurlijk doet het mij deugd als mensen zich tot het liberalisme aangetrokken voelen. Vervolgens ben ik wel benieuwd wat hen in het liberalisme aantrekt. En in jullie geval: wat verstaat D66 onder ‘sociaal-liberalisme’? Hopelijk meer dan dat het zo prettig klinkt. ‘Woorden hebben hun betekenis’, als ik oud-VVD-leider Frits Bolkestein mag aanhalen. Zestien jaar lang is serieuze, diepere doordenking van het begrip door D66 achterwege gebleven. Terwijl er wel degelijk een heuse sociaal-liberale traditie bestaat; zoals onlangs door Fleur de Beaufort en mij geschetst in het boek Sociaal-liberalisme. Het is niet liberalisme met een sociaal gezicht. Het is ook niet een scheutje liberalisme met een plens socialisme, al wekt het optreden van D66 wel eens die indruk. Sociaal-liberalisme is een substroming met een eigen mens- en maatschappijbeeld en bijbehorende staatsopvatting.
Sociaal-liberalen onderscheiden zich van de belangrijkste twee andere substromingen – het klassiek-liberalisme en het ontplooiingsliberalisme – door hun consequente inbedding van het individu in de gemeenschap. Hun verwijt aan andere liberalen luidt dat die het individu te veel los zien van zijn omgeving. Voor sociaal-liberalen zijn individuen weliswaar ook het uitgangspunt, maar deze individuen worden geraakt en gemaakt door hun omgeving. Persoonlijke autonomie is derhalve in deze visie slechts relatief. Daarvoor zijn individuen te nauw met elkaar verweven. Hun vrijheden en rechten danken zij aan anderen, en aan de samenleving. De samenleving is het voortbrengsel van deze onderlinge verbondenheid. Zij groeit organisch uit handelingen van individuen die zich ontplooien. Andersom kan een individu zich niet werkelijk ontplooien zonder een samenleving die zich ontwikkelt. Sociaal-liberaal denker Thomas Hill Green verwoordde dit als: ‘Social life is to personality what language is to thought.’ Zonder taal of sociaal leven zijn we geen compleet mens. Politiek moet voorts altijd kunnen wortelen in de historische wording van een gemeenschap.
Dit lijkt goed aan te sluiten bij een pragmatische benadering waar D66’ers prat op gaan. Daar staat tegenover dat het de mogelijkheden tot verandering van de maatschappij inperkt. Een sociaal-liberaal is daarmee minder vooruitstrevend dan andere liberalen en kan nooit zo radicaal te werk gaan als bijvoorbeeld een consequente klassiek-liberaal. Sociaal-liberalisme is feitelijk een vorm van (seculier) liberaal conservatisme. Daar is op zich niets mis mee. Dat er in de liberale gelederen stemmen klinken die bijvoorbeeld wijzen op het belang van de gemeenschap of die de gedachte opperen dat individuen niet alleen rechten maar ook plichten hebben ten opzichte van elkaar en de samenleving, kan buitengewoon nuttig zijn; ook voor wie daarmee uiteindelijk niet kan instemmen. Wellicht verklaart het dat D66 en het CDA zich in het politieke spectrum in menig opzicht dichter tegen elkaar aan vlijen dan zij graag uitdragen. Maar als D66 het sociaal-liberale gedachtegoed al onderschrijft, is de vraag: wil jouw partij de consequenties daaruit trekken?
Het gedachtegoed is hierboven uiterst beknopt weergegeven. Wil je er uitvoeriger over lezen dan verwijs ik naar het recente boek van Fleur en mij. Maar één aspect verdient hier nog wel te worden aangestipt, omdat hierover in brede kring verwarring bestaat, tot in VVD-geledingen toe. Vaak worden ontplooiingsliberalisme en sociaal-liberalisme op één hoop gegooid. Ook D66 heeft dat bijvoorbeeld gedaan in haar publicatie uit 2009 Vertrouw op de eigen kracht van mensen. Wellicht is de verwarring ontstaan doordat het begrip ‘ontplooiing’ in beide substromingen een belangrijke rol speelt. Waar de ontplooiingsliberaal echter meent dat elk individu zich naar eigen aard en interesse moet kunnen ontplooien ongeacht ‘behoeften’ van de samenleving, ziet de sociaal-liberaal ontplooiing van het individu als een plicht tegenover de gemeenschap. De ontplooiingsliberaal stelt dat een individu zich pas echt kan ontplooien als hij gevrijwaard blijft van druk vanuit de omgeving, de sociaal-liberaal ziet de omgeving juist als de noodzakelijke voedingsbodem voor ontplooiing van het individu. Voor de ontplooiingsliberaal is de omgeving als een woekerplant die het individu nogal eens kan verstikken, voor de sociaal-liberaal is zij als onmisbare compost. Met betrekking tot de plaats van het individu in de samenleving staan beide substromingen haaks op elkaar: het ontplooiingsliberalisme als de meest individualistische, het sociaal-liberalisme als de minst individualistische variant. Wil je liberaal zijn, dan wordt het wel kiezen, Frank.
Een betrokken groet van Patrick van Schie,
Directeur Teldersstichting, wetenschappelijk bureau van de VVD
Lees hier het antwoord van Frank van Mil, wetenschappelijk directeur Van Mierlo Stichting