Woord vooraf:
Europese veerkracht

Door Afke Groen

Het ‘1938-moment’ van onze generatie.
Een gevecht tussen democratie en autocratie, zoals een andere generatie dat meemaakte vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Zo noemde de Litouwse premier Ingrida Šimonytė tijdens een democratie- conferentie in Kopenhagen de brute Russische militaire invasie van Oekraïne. Voor sommigen komt het misschien overdreven over, maar voor velen – zeker in de Baltische Staten – drukte zij een heel reële angst uit. De democratische wereld wordt op de proef gesteld, stelde Šimonytė, en dat vraagt ‘resilience’ van Europa: veerkracht.

Hoe ziet Europese veerkracht eruit? De oorlog vraagt allereerst van de Europese Unie om haar geopolitieke overtuigingen te herzien en om haar verdediging te versterken. Maar de opdracht is groter. De Europese Unie moet haar rolopvatting in de wereld én tegenover de eigen burgers opnieuw onder de loep nemen. Oog in oog met deze oorlog – niet de enige crisis van dit moment, noch van de afgelopen jaren – wordt de laksheid van de Europese Unie duidelijk. Als we historicus Hubert Smeets in deze editie van Idee vragen waarom Europa zich zo heeft laten overrompelen door de oorlog, stelt hij dat de Europese Unie haar missie sinds de val van de Muur te veel als ‘technisch, economisch’ heeft beschouwd – als een ‘project van tariefafspraken en harmonisatie’. Ook naar Rusland keek de Europese Unie alleen door een economische bril, waardoor ze ‘slechts een gemeenschappelijke markt’ zag. Het resultaat? Een ‘ideologische blinde vlek’. Want die rationele, economische kijk houdt in een door en door politieke wereld geen stand.

Met welke blik moet de Europese Unie dan kijken? Verschillende auteurs doen een voorzet. Marijn Hoijtink en Hanna Muehlenhoff pleiten voor een Unie die internationaal recht doet aan haar mensgerichte identiteit. Die ‘civiele’ Unie zet voor de langere termijn in op ‘ontwapening, conflictpreventie en diplomatieke betrekkingen’. Giselle Bosse wijst erop dat de Unie slechts stabiliteit in haar oostelijke regio kan bevorderen als ze haar technocratische benadering inwisselt voor een focus op geopolitieke machtsverhoudingen. Anna Herranz-Surrallés en Jeroen Candel wijzen op de noodzaak van internationale samenwerking waar het aankomt op respectievelijk de energietransitie en voedselzekerheid. ‘Het motto ‘niemand achterlaten’ moet ook extern worden toegepast.’ Dat vergt investeringen in de landbouw en groene technologieën in het mondiale Zuiden.

Tot slot, Europese veerkracht kan slechts bestaan als de Unie de smeulende resten van vorige crises het hoofd biedt. Onderlinge solidariteit staat steeds verder onder druk. De impact van de oorlog is ongelijk verdeeld en de economische gevolgen van de sancties en stijgende energieprijzen raken sommige lidstaten harder dan andere. Het herinnert aan de ongelijke impact van de pandemie en de Eurocrisis. Toen toonde de Nederlandse regering – op z’n zachtst gezegd – weinig empathie voor de hardst getroffen lidstaten, waaronder Griekenland en Italië. De waarschuwing van historicus Kiran Klaus Patel in deze Idee lijkt dan ook in het bijzonder gericht aan Nederland. Ten eerste noemt hij het gebrek aan historisch besef in de Europese politiek soms ronduit bedreigend.
‘Ik denk dat we van de geschiedenis kunnen leren. Welke fouten kunnen we vermijden?’ Ten tweede observeert hij dat beleidsmakers te veel aan navelstaren doen op de eigen instituties en besluitvorming. Daarbij veronachtzamen ze waar het uiteindelijk om moet gaan: wat betekent Europees beleid voor mensen?