Voorzitter,
Nederland én Rotterdam kozen twee weken geleden voor de positieve krachten. Een einde aan een tijd van negativisme en gedoe. Om de grote problemen waar we mee te maken hebben op te lossen. Met de mentaliteit: het kan wél!
Dat D66 de grootste is geworden in Rotterdam, stemt mij uiteraard trots. Maar het laat ook zien dat we aan de slag moeten. Want ook in Rotterdam staan we voor grote uitdagingen.
Sterker nog, ik denk dat we in Rotterdam op een belangrijk keerpunt staan, maar wat ik de laatste tijd mis in Rotterdam is een verhaal. Een verhaal waar we met de stad naartoe willen. We zijn bezig met het sentiment van de dag, de ophef van de week, de explosie van de maand.
We dompelen onszelf onder in negatieve sentimenten, maar als we écht met deze stad vooruit willen, hebben we een stip op die horizon nodig. Niet alleen maar stilstaan bij wat er vandaag gebeurt, maar ook bouwen aan het Rotterdam over 40 jaar. Het Rotterdam van de toekomst, niet alleen voor onszelf, maar ook voor onze kinderen en kleinkinderen.
Want Rotterdam kent veel van dit soort keerpunten. Het zit in onze identiteit. De meest bekende is natuurlijk de wederopbouw van 1950, waarin met veel man en vrouwkracht leven werd geblazen in de stad. Het leeggeslagen hart van Zadkine werd weer ingekleurd.
En in de jaren ‘80 werden grote Rotterdamse iconen neergezet zoals de kubuswoningen op Blaak en de Bieb. Zij gaven de stad allure en internationale aandacht. Rotterdam was niet alleen nog maar bekend van het bombardement.
In de jaren ‘90 maakten we een bijna letterlijke sprong over de Maas: De Erasmusbrug. Een ongelofelijke verbinding tussen Noord en Zuid.
En in 2010 heb ik Rotterdam zelf zien groeien. Ik kwam als 19-jarige provinciaal aan op de Erasmus Universiteit. Het was één grote bouwput. Net als Blaak en Centraal station. Rotterdam lag overhoop, maar in de jaren erna heb ik de Markthal zien ontstaan, De Rotterdam zien verrijzen en natuurlijk de nieuwe entree van het centraal station zien openen.
En dit jaar keek ik in slowmotion toe hoe de ellipse van museum FENIX in de hoogte steeg en het strand bij Rijnhaven elke dag verder aangroeide. Inmiddels zijn we volgens de New York Times dé internationale trekpleister en laat de innovatiekracht van Rotterdam vele ogen verwonderen en vele tongen spreken.
Maar ook nu, in 2025, staan we wat D66 betreft dus weer op zo’n keerpunt. Onze binnenstad loopt vast met scheurende auto’s, onze economie is toe aan een nieuwe, innovatieve impuls en onze haven aan een groen en duurzaam hoofdstuk. Ook in de stad zie ik vele nieuwe gezichten en nieuwe verhalen die samenvloeien met die aloude stad, en allemaal snakken deze Rotterdammers naar een nieuw en optimistisch verhaal.
Maar als we geen ambitie tonen, en niet verder kijken dan vier jaar, dan blijft Rotterdam stilstaan. En dat past niet bij ons. Rotterdam is niet alleen een stad van grote dromers en denkers, maar vooral van doeners. Het kriebelt in mij om in een tijdmachine te stappen en te zien hoe de stad er over 40 jaar uit zou zien. D66 heeft wel een idee.
Een autovrije binnenstad waar je kan winkelen, wandelen en wonen, een stad waar 30 km/uur de norm is, alle Rotterdammers een fiets bezitten en waar de Maasboulevard is omgetoverd tot een groen-blauwe oase. Met een bloeiende economie door een ambitieuze Rotterdamse AI-zone waar de medische en maritieme sector samen met studenten, wetenschappers en ondernemers kunnen experimenteren en innoveren.
Met de eerste CO2-neutrale haven van de wereld waar circulariteit en waterstof de koppositie overnemen. Waar onze studenten met de kennis van de Erasmus Universiteit, de Hogeschool, het STC en de TU Delft zo bij de deuren van onze ondernemers binnenstappen voor een baan. Een stad waar peuters beginnen met leren en je tot je 90e kan en mag blijven doorleren.
Een stad die 24 uur per dag leeft en ademt met een permanent festivalterrein, horecapleinen waar wordt geborreld, langere openingstijden voor onze nachtcultuur en natuurlijk een lesbobar.
Een stad zonder racisme en discriminatie, een veilige plek voor vrouwen en de queergemeenschap, een vrouwenrechtswinkel en een Rotterdams burgerberaad, de Ouwehoer, over Veiligheid.
Dat is de toekomst van onze stad. Een stad die aan alle mensen een thuis geeft, van Ommoord tot Overschie, van Bloemhof tot Beverwaard. En we blijven samen met die Rotterdammer doorbouwen. We willen luisteren naar de dromen van alle Rotterdammers, net nieuw of een ouwe rot.
Die visie en die ambitie, kunnen we alleen samen voor elkaar krijgen met de juiste positieve daadkracht.
En daarom, voorzitter, ben ik blij dat er ook al veel goede ideeën zijn bij andere partijen.
Zo ben ik heel blij met de ambitieuze plannen van GroenLinks/PvdA op het gebied van dakloosheid. Ik lees een aantal van deze ideeën ook terug in het plan van aanpak van het college. Ik vind het mooi dat we dus als gehele raad daarin gezamenlijk kunnen optrekken.
Ook zie ik de ambitieuze inzet van de VVD, met in het bijzonder, dhr. Verweij op het aanpakken van femicide. Ik ben blij dat ik u als kompaan kan verwelkomen in de vrouwenzaak. En ik zie ook dat de VVD verder wil vergroenen in de stad, en ik zeg daarbij tegen mijn collega’s dat we daarvoor toch echt die auto aan de kant moeten schuiven.
En over de autoluwe stad gesproken, stemt het mij ook optimistisch dat onze paarse vrienden het voorbeeld van D66 volgen en ook pleiten voor een autovrij centrum.
Ik ben blij met de positieve krachten voor Rotterdam. En dat u ook gelooft dat het wel kan.
Maar ik zie één partij waarbij positiviteit ontbreekt. De partij waar het benoemen waar men tegen is tot kunst is verheven. Tegen fatbikes, tegen de Pauluskerk, tegen jongeren op straat, tegen het verduurzamen van de stad, tegen windmolens, tegen Turkse bakkerijen in het winkelbeeld, tegen fietsers meer ruimte geven, tegen ambitie voor de stad.
Leefbaar Rotterdam, lijkt de tegenpartij te zijn. Daarom vraag ik Leefbaar Rotterdam: waarom houdt u Rotterdam in stilstand door alles tegen te willen houden? Ziet u niet hoe radicale verandering Rotterdam juist vooruit brengt?
De behoefte van Rotterdammers klinkt luid en duidelijk. En daarom gaat D66 de wijken in. En vragen we aan onze stadsgenoten:
Hoe ziet onze stad eruit in 2066? Hoe maken we ruimte voor wonen én natuur? Hoe zorgen we dat elke Rotterdammer kansen krijgt, ongeacht waar je vandaan komt? En daarom zetten we vandaag de eerste stappen richting die komende 40 jaar, richting 2066. En daar hebben we drie moties voor.
De eerste: voor een veiliger Rotterdam. Uit onderzoek van de Rekenkamer blijkt dat verreweg de meeste verkeersslachtoffers in onze stad fietsers zijn. Daarom willen we fietsen veiliger maken. Want als we écht willen dat iedereen zich veilig door de stad kan bewegen, dan moeten we dat ook waarmaken.
De tweede stap: voor een stad waar iedereen kan wonen. We hebben de afgelopen jaren gebouwd, bijna 11.000 nieuwe woningen, maar we zijn er nog niet. Daarom stellen we een garantiefonds voor: het ‘niet-lullen-maar-bouwen-fonds’. Zodat we ook kunnen doorbouwen als er bezwaren zijn. Want het recht op wonen is groter dan het recht op een mooi uitzicht.
En tot slot: de Rotterdamse economie van de toekomst. We hebben enorme economische potentie in de stad, met de grootste haven van Europa, topuniversiteiten en bruisende bedrijvigheid. Toch wordt deze potentie nog niet helemaal benut. Daarom stellen wij voor om samen met Delft op te trekken om radicale innovatie, financiële slagkracht, doorzettingsvermogen en lange termijn investeringen in onze stad mogelijk te maken. Zodat de Rotterdamse economie in 2066 bloeit.
Dankuwel.
Een nieuw verhaal voor Rotterdam
Deze maand behandelden de gemeenteraad de begroting van 2025. Tijdens de behandeling deed fractievoorzitter Agnes Maassen een pleidooi voor een nieuw Rotterdams verhaal. Lees de gehele bijdrage hier onder: