Arbeidsmigrant. Letterlijk betekent dit iemand die migreert voor arbeid, in dit geval om werk te vinden of beter betaald werk te vinden. Dit verschijnsel is niet nieuw. Ongeveer een halve eeuw geleden, in de jaren zestig, werden ook veel mensen geworven voor de zware industrie uit landen, als Italië, Spanje, Portugal, Turkije en Marokko. Zij werden aangeduid met de term gastarbeiders. Veel van hen kwamen terecht in de Rotterdamse haven en de textielsector in Enschede. Nog verder terug, in 1930, werkten er – ondanks de heersende crisis – zo’n 12.000 arbeidskrachten in de Limburgse mijnen, veelal afkomstig uit Duitsland, Polen en Slovenië. Achterliggende reden? Een groot gebrek aan Nederlandse arbeiders.
Bij de term gastarbeider ligt de focus op de tijdelijkheid van het verblijf – namelijk als gast. Gaandeweg werd deze term echter steeds meer beladen en als stigmatiserend ervaren voor de groep om wie het gaat. Het is niet voor niets dat in 1971 het begrip allochtoon is geïntroduceerd als neutraal alternatief voor gastarbeider, alhoewel deze ‘nieuwe’ term het ook relatief kort volhield. Veel mensen ervaren de term allochtoon namelijk (terecht) als stigmatiserend. In het najaar van 2016 werd dan ook besloten om de term allochtoon te schrappen uit het officiële vocabulaire, op verzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en het CBS.
Terug naar de term arbeidsmigrant. Staan we inmiddels niet op hetzelfde kruispunt, dat de term arbeidsmigrant te stigmatiserend is? Een search op Google leidt vaak tot mediaberichten waarin arbeidsmigranten uit de Europese Unie, vaak afkomstig uit Midden- en Oost-Europa, op een negatieve manier in beeld worden gebracht. Denk aan termen als “Polenhotel”, “openbare dronkenschap” en “mishandeling”. Onterecht én onjuist, vooral omdat het met de meeste werknemers uit Midden- en Oost-Europa wél goed gaat en zij helemaal geen overlast veroorzaken. De enkelingen die vanwege problematisch gedrag in het nieuws komen, dragen bij aan de beeldvorming van veel mensen dat “alle arbeidsmigranten overlast veroorzaken”.
Bovendien: wat is precies het verschil tussen arbeidsmigranten en de andere “soorten” migranten. Neem bijvoorbeeld kennismigranten, vaak aangeduid met de term expat (afkorting van Latijns woord expatriate: ex = uit, patria = vaderland). Het verschil tussen beide groepen is moeilijk uit te leggen. Zowel arbeidsmigranten, als expats komen naar Nederland om te werken. Alleen is expat een neutralere term voor veelal hoger opgeleide (vaak Westerse) mensen die ook in het buitenland zijn gaan werken. Maar: er werken ook hoog opgeleide buitenlandse werknemers in bijvoorbeeld de kassen. Zijn zij expat of arbeidsmigrant? Genoeg reden dus om beide groepen met één en dezelfde noemer aan te duiden.
Gemeente Zaltbommel en gemeente Venray maken gebruik van de term “internationale werknemers”. OTTO Workforce, één van de grootste uitzendorganisaties in Nederland, gebruikt een soortgelijke term, namelijk ‘internationale medewerkers’.
Een goed voorbeeld doet volgen – het is tijd om in de voetsporen van deze gemeenten te treden. Geen stigmatisering meer en mensen uit andere landen die in Nederland komen werken, vanuit gelijkheid en gelijkwaardigheid benaderen. Dáár moeten we naar streven, ongeacht welke nieuwe term we gebruiken. Is het college bereid om een nieuwe term te hanteren?
Arbeidsmigranten zijn van groot belang voor onze welvaart en ons welzijn. Vele sectoren en bedrijven zijn afhankelijk van de inzet van deze werknemers. Zonder hen immers geen mensen om woningen te bouwen of zonnepanelen te leggen. Geen draaiende distributiecentra en snelle thuisbezorging. Onvoldoende handen in de zorg. Haperende ICT-bedrijven. Asperges en wortelen die in de grond blijven zitten.
Allemaal sectoren en bedrijven die afhankelijk zijn van arbeidsmigranten. We hebben dan ook veel van deze mensen wonen in onze gemeente. En dat gaat goed. Deze mensen verdienen goede huisvesting. D66 zal instemmen met de vaststelling van het bestemmingsplan.
Internationale werknemer i.p.v. arbeidsimmigrant.
Pleidooi van Samee Sabur (fractievoorzitter)