Het wordt tijd voor beter wietbeleid in Nederland.

Vandaag stond er een opinieartikel in het Algemeen Dagblad over het wietexperiment zoals opgenomen in het regeerakkoord. Namens D66 Utrecht heeft raadslid Has Bakker dit artikel medeondertekend.

Meedoen aan proef haalt wiet uit schimmenrijk

2019 wordt het jaar dat wiettelers de voorbereidingen treffen om het eerste gereguleerde jointje in de coffeeshop te krijgen. Ook worden gemeenten geselecteerd die meedoen aan het wietexperiment. Na tientallen jaren gesteggel en stilstand zetten we nu een flinke stap vooruit om een einde te maken aan decennialang dubbelzinnig softdrugsbeleid: je mag wel wiet kopen, maar de coffeeshop mag het niet inkopen. Daardoor zijn we overgeleverd aan illegale teelt waar vooral criminelen veel geld aan verdienen.

Eindelijk zetten we nu de eerste stap van oogkleprepressie naar realistischer softdrugbeleid. We gaan de achterdeuren van coffeeshops reguleren in zes á tien gemeenten. Dat doen we voor consumenten die nu niet precies weten wat ze roken. We doen het voor de gezondheid en veiligheid van onze inwoners. En voor de ondernemers van de coffeeshops die nu voor hun waar overgeleverd zijn aan de illegaliteit. Welke burgervader wil dat nou niet?

Als het aan D66 ligt, dan waren we nog een stuk verder gegaan: alle teelt voor coffeeshops reguleren. Daar is onder de Nederlandse bevolking al een meerderheid voor, maar veel van onze collega-politici vinden dat (nu nog) te eng. Die angst van tegenstanders kunnen we met het wietexperiment hopelijk wegnemen.

De discussie ging erover óf we de wietteelt wíllen reguleren. Dankzij het wietexperiment gaat de discussie er nu over hóe we kunnen reguleren. We zien dat het experiment nog voordat hij is begonnen al op kritiek kan rekenen van voor- én tegenstanders. We moeten ook niet naïef zijn. Er spelen veel belangen, er wordt flink politiek bedreven. Ook is het een behoorlijke verandering. Er zijn veel vragen. Ook bij ons. Hoeveel verschillende wietsoorten zijn er nodig? Hoe controleren we de kwaliteit? Wat kunnen we doen om ervoor te zorgen dat mensen verantwoord hun jointje roken? Maar de vragen die nu naar boven komen door het wietexperiment, zijn vaak dezelfde vragen die beantwoord moeten worden als we landelijk gaan reguleren. Het wietexperiment biedt ons de ultieme kans om te leren.

We roepen de bewindspersonen op om in gesprek te blijven met coffeeshophouders en gemeenten. Zij weten hoe de dagelijkse praktijk eruitziet als het gaat om de levering en de soorten wiet, de veiligheid, de wensen van de consument en kunnen onderbouwen waarom een overgangssituatie belangrijk is.

Het experiment kan ook worden verlengd. Dat is goed, want daarmee hoeft het experiment niet abrupt gestopt te worden. Die mogelijkheid staat nu gelukkig in het wetsvoorstel van het kabinet. Coffeeshops en telers die meedoen, hoeven dus niet hoe dan ook terug naar de illegaliteit van nu. Daarmee laten we aan gemeenten zien dat deze proef dé kans is om te bewijzen dat gereguleerde wietteelt werkt.

Maar of deze proef een succes wordt, hangt niet alleen af van de voorwaarden. Het hangt ook af van de oprechte wil van iedereen die een rol speelt in het experiment om er een succes van te maken. Een succesvol experiment is het beste argument voor degenen die willen dat de wietteelt volledig wordt gereguleerd. Als wij met elkaar aantonen dat een gereguleerde wietteelt mogelijk is, waar criminelen buitenspel worden gezet en die beter is voor de volksgezondheid, dan kunnen ze er in Den Haag niet meer omheen.

Daarom roepen wij onze burgemeesters op: doe mee met de wietproef. Voor de gezondheid en veiligheid van de inwoners. In Uruguay is wiet sinds 2013 al gelegaliseerd. Zelfs in Amerika werd de eerste gelegaliseerde cannabiswinkel in Colorado al geopend in 2014.  Luxemburg heeft ook al dergelijke plannen. Wij willen nu in Nederland ook doorpakken. Niet in de schimmigheid blijven hangen, maar aan de slag met het wietexperiment. Zodat Nederland wellicht het eerste Europese land is met een verstandig wietbeleid.

Has Bakker, Utrecht
Toon van Gent, Nijmegen
Stef Stevens, Helmond
Loes ten Dolle, Winterswijk
Frans Aerts en Remy Maessen, Venlo
Rene van den Kerkhof, Den Bosch
Alexander Hammelburg, Amsterdam
Karel Eggen, Emmen
Gernard Ekkelenkamp, Zoetermeer
Melanie Oderwald, Delft
Dilia Leitner, Haarlem
Julie Bruijnincx, Leeuwarden
Sanne de Wilde, Lelystad
Martine van Bemmel, Almere
Tyas Bijholt, Amersfoort
Robin Verleisdonk, Eindhoven
Claudia van Bruggen, Zwolle
Koen Mookhoek, Apeldoorn
Susan van Ommen, Arnhem
Francien Zeggelt, Leiden
Gert van den Ham, Alphen aan den Rijn
Benjamin Hofland, Westland
Robin Visker, Zeewolde
Wim van Weegen, Noordoostpolder
Joek van Pul, Breda
Hanneke van der Werf, Den Haag
Peter de Kraker, Terneuzen
Jan Stoop, Tilburg
Elene Walgenbach, Rotterdam
Ine Woudstra, Oude IJsselstreek
Wieke Paulusma, Groningen
Saskia Verheij, Goes
Josephine Elliott, Vlissingen
Iris Rutjes, Enschede