PRIDE66’s Coming Out Day Lezing 2018

Door Boris Dittrich

Wat is Coming Out Dag? Waarom?

Het is 11 oktober. Sommige lesbiennes, homo’s, biseksuelen of transgendermensen kiezen ervoor om vandaag hun seksuele orientatie of genderidentiteit bekend te maken. De dag is eind jaren tachtig in Amerika ontstaan. Het idee erachter is dat homovijandigheid kan gedijen in een sfeer van stilte, van onwetendheid, van wegkijken en negeren.

Het belang van zichtbaarheid

Zichtbaarheid van LHBT’ers helpt zeker om mensen te laten inzien dat de samenleving divers is. Zichtbaarheid kan diepgewortelde vooroordelen helpen bestrijden. In een omgeving waar LHBT’ers uit de kast komen, kunnen anderen zien dat hun dochter, hun zoon, hun collega, hun buurman, hun vriendin lesbisch, homo, bi of transgender kan zijn. Het maakt het makkelijker te begrijpen dat iedereen zo kan zijn. Dat seksuele orientatie of genderidentiteit geen persoonlijke keuze van iemand is, maar een gegeven. Wat wel een keuze is, is om uit de kast te komen. Om anderen te laten zien wie je bent. Zichtbaarheid maakt ook duidelijk dat het geen pas geeft je naasten als minder te behandelen. Zichtbaarheid is een goed beginpunt om gelijke rechten te claimen en discriminatie tegen te gaan.

Harvey Milk

Harvey Milk, de openlijk homoseksuele wethouder van San Francisco, zei in 1978, het jaar waarin hij werd vermoord:
“Every gay person must come out. As difficult as it is, you must tell your immediate family. You must tell your relatives. You must tell your friends if indeed they are your friends. You must tell your neighbors. You must tell the people you work with. You must tell the people in the stores you shop in. And once they realize that we are indeed everywhere, every myth, every lie, every innuendo will be destroyed once and for all. And once you do, you will feel so much better.”

Milk geloofde dat het een morele verplichting was dat LHBT’ers open over hun seksuele orientatie of genderidentiteit zouden zijn. Hoe meer LHBT’ers uit de kast, hoe moeilijker het zou zijn hun bestaan en hun rechten te negeren.

Vrijwilligheid

De nationale Coming Out Dag is gebaseerd op vrijwilligheid. Uit de kast komen is een keuze die ieder voor zichzelf moet maken. Men moet zelf een inschatting maken hoe de familie, de school, de collega’s op het werk, de kerk, synagogue of moskee zullen reageren. Het is een risico-inschatting. De realiteit is dat in een vijandige omgeving veel LHBT’ers geen andere keuze hebben dan onder de radar te leven. De kastdeur blijft dicht. Af en toe laait de discussie op: is het niet egoistisch of laf om in de kast te blijven? Waar blijft die morele veranwtoordelijkheid waar Harvey Milk het over had? 

Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht. Het houdt ook het recht in om je niet te uiten. Om bepaalde aspecten van je persoonlijk leven verborgen te houden. Die keus is aan de persoon zelf en niet aan iemand anders. Zelfs als politici tegen LHBT-rechten stemmen, terwijl ze zelf LHBT zijn of religieuze leiders oproepen de rechten van LHBT’ers niet te accepteren, terwijl ze zelf seks met mensen van hetzelfde geslacht hebben, in het geheim, dan nog is ‘outing’ verkeerd. Vrijwilligheid staat voorop.Milk geloofde dat het een morele verplichting was dat LHBT’ers open over hun seksuele orientatie of genderidentiteit zouden zijn. Hoe meer LHBT’ers uit de kast, hoe moeilijker het zou zijn hun bestaan en hun rechten te negeren.

Eer

Voor mij is het een eer om deze lezing te mogen houden. Toen ik gevraagd werd, wilde ik even bedenktijd. Ik wil niet alleen als homo worden gezien. Ik ben meer dan dat. Mijn identiteit bestaat uit meer aspecten. Ik ben ook jurist, mensenrechtenactivist, ik ben kunstliefhebber, zoon van een asielzoeker, geinteresseerd in politiek, D66’er, ik ben Amsterdammer. Ik heb er een hekel aan als iemand’s identiteit tot slechts een kenmerk wordt gereduceerd.
Maar die bedenktijd duurde niet lang.

Want ik vind het belangrijk om over seksuele orientatie en genderidentiteit te praten. LHBT’ers vormen een minderheid in de samenleving. Vijftig jaar geleden werden we nog op staande voet ontslagen, het huis uit gezet, onterfd, gechanteerd en gemarginaliseerd. In die afgelopen vijftig jaar is er veel ten goede veranderd. Maar we zijn er nog lang niet. We zullen altijd scherp moeten blijven op achterstelling en discriminatie. Daarom heb ik de uitnodiging om te spreken aanvaard.

Mijn persoonlijke verhaal

Als ik terugkijk op mijn carriere, loopt het opkomen voor gelijke rechten en non-discriminatie er als een rode draad doorheen. 
Mijn vader was hoogleraar in Oost-Europese geschiedenis aan de Universiteit in Utrecht. Mijn moeder moest ontslag nemen, toen ze met mijn vader trouwde. Zo ging dat in de jaren vijftig. Ze was dus thuis en nam het leeuwendeel van de opvoeding van mijn zus en mij voor haar rekening.

We waren geen gewoon gezin. Mijn vader was uit Tsjechoslowakije gevlucht, had op 23-jarige leeftijd asiel aangevraagd in Nederland en sprak met een accent. Hij had zijn moeder niet verteld dat hij ging vluchten, bang dat ze hem zou tegenhouden. Dat was in 1948.
Mijn zus en ik werden in de jaren vijftig geboren. De tijd van het ijzeren gordijn. Mijn zus en ik mochten onze oma niet zien. Dat verboden de communisten. Ze kreeg geen uitreisvisum. Brieven werden zwaar gecensureerd. Thuis, aan tafel, werd vaak over mijn oma gesproken. De onrechtvaardigheid dat de communisten in Tsjechoslowakije onze familiebanden kapot maakten, heeft mijn leven beinvloed.
Al vroeg wist ik dat ik later een beroep wilde hebben waarin ik niet afhankelijk van anderen zou zijn. Ik wilde zelf beslissingen nemen. En ik wilde tegen onrechtvaardigheid strijden. Dat is mijn grondhouding geworden.

Mijn seksuele orientatie.

Toen ik een tiener was, ontdekte ik dat ik jongens erg leuk vond. Er was niemand in mijn omgeving die homo was. Thuis werd niet over het onderwerp gesproken. En op tv had je Albert Mol, een aardige man, maar met hem kon ik me niet identificeren. Ik was bang homo te zijn. Wat moest ik doen? Sommige meisjes op school vond ik ook best leuk. Dus hoopte ik bi te zijn, tegen beter weten in. 

Toen ik het gymnasium af had gemaakt, kreeg ik een beurs om een jaar in Ohio te gaan studeren. Ik weet nog goed dat ik dacht: in dat jaar vind ik wel uit wie ik ben. 1974. Ik was achttien jaar.
Maar ik was nog maar een paar weken in Ohio of ik ontving een brief van mijn ouders.
‘Jongen, ons gezin is iets vreselijks overkomen. Je zus heeft ons verteld dat ze lesbisch is. Waarom straft God ons zo? Ze weigert naar een psychiater te gaan. Ze is niet meer voor rede vatbaar. Een lesbische dochter! Was ze maar dood, dat zou nog makkelijker te dragen zijn. 

Maar……… gelukkig hebben we jou nog. Jij zult ons kleinkinderen geven. Onze familie zal niet uitsterven. Pas goed op jezelf.’
De brief zette mijn leven op zijn kop. Ik wilde mijn ouders niet teleurstellen. Dit was mijn lot. Ik wilde geloven dat ik bi was en zou mijn homo-erotische gevoelens diep begraven. Toen ik na dat jaar terugkwam, spande ik me in om mijn ouders en mijn zus nader tot elkaar te brengen. Ik werd verliefd op een vrouw en klampte me aan die gevoelens vast en negeerde de rest. 

Maar na een paar jaar moest ik toch erkennen dat ik weliswaar bi wilde zijn, maar toch echt gewoon homo was. Met mijn vriendin had ik van het begin af aan over mijn dilemma gesproken. We hadden gehoopt dat mijn homo-gevoelens over zouden gaan, maar wat ik ook geprobeerd had, ze werden sterker. We besloten dat het beter was voor haar, maar ook voor mij, om uit elkaar te gaan. Een moeilijke beslissing omdat we van elkaar hielden. Gelukkig zijn we bijna veertig jaar later nog steeds goed bevriend.

Ik was dus weer alleen. Het was 1982, een zaterdag in April. Ik woonde inmiddels in Amsterdam en was advocaat bij Stibbe. Het Eurovisiesongfestival was op tv geweest, Duitsland had gewonnen met het liedje ‘Ein Bischen Frieden’. Daar zat ik alleen op de bank. Ik was homo, kende niemand die ook zo was, voelde me eenzaam. Hier kun je niet blijven zitten, ‘actie!’, zei ik tegen mezelf. Ik sprong op de fiets en reed naar het Odeon aan de Singel. Daaronder was een homodiscotheek, DOK genaamd. Ik was er nooit geweest, maar had er over gehoord. Verlegen wurmde ik me langs de portier. De muziek stond hard, ik zag mannen met elkaar dansen. Ik schrok. Zoiets had ik nog nooit gezien. Als een muurbloempje stond ik tegen de muur en nipte aan een glaasje oude jenever. Als ik dit glas op heb, ga ik naar huis. Dit is niets voor mij. Ik was bang. Stel je voor dat een client van het advocatenantoor me hier ziet! Ik kreeg het Spaans benauwd. Plotseling ging de deur open. Een bloedmooie jongen kwam binnen. Zwart krullend haar, blauwe ogen. Hij was alleen. ‘Zo’n vriend zou ik willen hebben,’ dacht ik. Onze blikken kruisten elkaar. Schuchter kwam hij naar me toe. Ik bestelde toch nog maar een drankje en nog een. We raakten aan de praat, en zijn dat nog steeds, 36 jaar later.

Ik bloeide op, was smoorverliefd, vertelde sommige vrienden dat ik ontdekt had dat ik homo was en dat ik iemand ontmoet had. Voor het eerst van mijn leven voelde ik me sterk, onoverwinnelijk. Ik straalde.
Met dat gevoel maakte ik de gang naar mijn ouders. ‘Jullie wilden altijd weten waarom mijn vriendin en ik uit elkaar gegaan zijn. Dat kom ik nu vertellen.’

Mijn moeder begon te huilen. Mijn vader stond op, stak een sigaret op. Hij zuchtte diep, keek naar de muur achter mij en zei: ‘Wij voelen ons als bomen waar de takken vanaf gerukt worden. Ga nu maar. Je moeder en ik gaan zware tijden tegemoet. God heeft ons nu twee kruizen gegeven die we de rest van ons leven zullen moeten meetorsen.’
Ik liep naar mijn auto die voor het huis geparkeerd stond en draaide me om. Normaal stonden mijn ouders in de deuropening te zwaaien. Nu zag ik nog net, het was een zonnige Augustus-middag, hoe mijn vader de gordijnen in de huiskamer dichttrok. Ze wilden de boze wereld buitensluiten.

Strijden tegen onrechtvaardigheid

Dit is mijn coming out-verhaal. Het is pijnlijk geweest, maar ik heb er veel van geleerd. Het heeft me gemotiveerd. Die grondhouding van strijden tegen onrechtvaardigheid vermengde zich met opkomen voor de belangen van LHBT’ers. Want ik kon me er niet bij neerleggen dat homo’s als tweede rangsburgers werden behandeld.
De jaren tachtig waren de jaren van aids. Bij bosjes stierven jonge mannen die we kenden uit de kroeg, van het werk of de sportschool. Hun verhalen waren triest. Ging de een dood, dan stond diens familie op de stoep en eiste dat de overblijvende partner binnen 24 uur het huis zou verlaten. Meer dan eens mocht de partner niet op de begrafenis komen, want de familie mocht niet weten dat de zoon homo was. Soms stierven jongens moederziel alleen en moest de gemeente voor de begrafenis zorgen. 

Ik was advocaat. Ik besloot me voor aidsslachtoffers in te zetten. Later werd ik bestuurslid van het aidsfonds.
Eenmaal in de Tweede Kamer nam ik naast justitie en asiel de portefeuille familierecht op me en stelde ik in 1994 voor het huwelijk open te stellen voor paren van gelijk geslacht. Zo zouden paren wettelijk goed beschermd worden, net als paren van verschillend geslacht.

D66 was de eerste grote partij die die keuze maakte. Voor mij was het zaak om met andere politici samen te werken. Alleen zouden we dit nooit voor elkaar krijgen. Het was de tijd van Paars. Samen met collega’s van PvdA en VVD lukte het D66 om tegen de zin van het Paarse kabinet in, het huwelijk open te stellen. Bij de formatie van 1998 werd het door D66 afgedwongen. En in 2001 werd Nederland het eerste land ter wereld waar homo-en lesbische paren konden trouwen. De eerste huwelijken vonden plaats hier vlakbij in Amsterdam, in de raadszaal van het Stadhuis.
Wat moet er in Nederland nog gebeuren?

Sindsdien is er in Nederland veel bereikt op het gebied van gelijkberechtiging. Maar er moet nog veel gebeuren. Emancipatie is geen rustig bezit. Als minderheidsgroep moet je elke dag je plek bevechten. Er zijn nog steeds delen van de samenleving, waar homoseksualiteit niet geaccepteerd is. In bepaalde migrantenkringen, bij strenggelovige Christenen, bij senioren, bij jongeren. 

Daarbij moeten we bedenken dat LHBTI-rechten een container begrip is. Interseks-mensen willen dat er geen medisch onnodige operaties op babies worden uitgevoerd om hun geslacht in een mal van man of vrouw te stoppen. Dat heeft niets met seksuele orientatie te maken.

Transgender mensen willen dat de wachttijden voor behandeling in klinieken verdwijnen, dat het geslacht waarmee ze zich identificeren, wordt erkend, ook als ze nog jonger zijn dan 16 jaar. Anderen willen weer dat de overheid ophoudt met het onnodig registreren van iemands geslacht in documenten. Waarom moet in je paspoort staan dat je man of vrouw bent?

Homo- en lesboparen die kinderen opvoeden zouden graag zien dat de wet meerouderschap mogelijk maakt, omdat dat in het belang van hun kinderen is.
En alle LHBTI’ers willen dat geweld ophoudt, dat discriminatie stopt en dat men met respect behandeld wordt, ook door de wet.

Human Rights Watch

In 2007 ben ik, na twaalf en half jaar Tweede Kamer, voor Human Rights Watch gaan werken. Ik werd Global Advocacy Director in het LGBT-programma. Mijn taak was om de positie van LHBTI’ers wereldwijd te versterken. Ik reisde de hele wereld over.

In Oeganda heb ik met David Kato gewerkt. In die tijd wilde parlementsleden de doodstraf voor homoseksualiteit invoeren. David was openlijk homo. Zijn uit-de -kast-komen was moedig. Maar ook gevaarlijk. Hij was een van de leiders in de Oegandese LHBT-beweging. Later werd hij vermoord.
In Nepal werkte ik met Sunil Pant. We bezochten de fractievoorzitters in het parlement en de leden van het Constitutionele Hof. In een baanbrekende beslissing oordeelden de rechters later dat het huwelijk in Nepal moest worden opengesteld. Ze namen de Nederlandse wet als voorbeeld. Sunil werd het eerste openlijk homoseksuele parlementslid van Nepal.

In Kirgizie presenteerde ik samen met lokale activisten ons onderzoeksrapport over discriminatie van homo’s. Tijdens de persconferentie kwam een van de activisten live op tv uit de kast. Hij zei: ‘Ik ben moslim, ik ben Kirgiz, en ik ben homo.’ We waren voorpaginanieuws en de tv-journaals maakten er gewag van. Zijn actie leidde tot een Fatwah die over ons werd uitgesproken. Niet veel later moest hij het land ontvluchten.
In het Vaticaan sprak ik met een belangrijke kardinaal die dicht bij Paus Franciscus staat. De Nederlandse ambassadeur en ik werden zijn werkkamer ingesmokkeld. ‘Heeft iemand jullie gezien?’ vroeg hij angstig, nadat hij drie deuren dicht had gedaan. ‘De Amerikanen zijn vanmiddag aangekomen,’ verduidelijkte hij. Amerikaanse kardinalen zijn fel tegen homoseksualiteit. En de kardinaal was bang met Human Rights Watch geassocieerd te worden, maar stond wel open voor een gesprek.

In Japan sprak ik met transgender scholieren die gepest werden op school. Ze werden gedwongen om het schooluniform aan te doen dat niet bij hun identiteit paste. De leraren beschermden hen niet, maar verweten hen dat ze door hun gedrag het pesten juist uitlokten. Later werd een unisex uniform op scholen geintroduceerd en besloot de Japanse regering dat leraren verplicht een cursus seksuele diversiteit moeten volgen.

In Rusland opende ik in St Petersburg een homofilmfestival. De organisatoren werden met de dood bedreigd. De zaal waar ik mijn toespraak zou houden werd kort van tevoren door de eigenaar ontruimd. We moesten op stel en sprong verkassen. Er was een andere lokatie beschikbaar, maar de politie stond in de zaal toen ik mijn verhaal hield. De organisatoren waren bang dat de agenten een minderjarige mee naar binnen hadden gesmokkeld, zodat ze de tent konden sluiten. Dat is dan de politie die je eigenlijk zou moeten beschermen. 

In China presenteerde ik Human Rights Watch’s onderzoek naar conversietherapie. Jonge mannen moesten van hun familie opgenomen worden in een kliniek. Daar verplichtten de doktoren hen naar homo-porno te kijken en kregen ze electroshocks als ze opgewonden raakten van die beelden.

In Colombia vroegen lokale LHBT’ers mij of ik met politici wilde praten. Zij wilden graag dat het huwelijk zou worden opengesteld. Er werd een wetsvoorstel ingediend, maar dat haalde geen meerderheid. Bij een volgend bezoek sprak ik met een rechter uit het Constitutionele Hof over de Nederlandse wet. Enkele jaren later oordeelde het Hof dat het verbod op het homohuwelijk ongrondwettig was. Homo- en lesboparen kunnen nu trouwen in Colombia.
In totaal zijn er nu 25 landen waar het huwelijk is opengesteld. In al deze landen namen politici of rechters Nederland als voorbeeld. In 2019 zal Oostenrijk volgen en misschien ook Taiwan, als eerste Aziatische land.
Wat ik in die elf en een half jaar dat ik voor Human Rights Watch werkte heb geleerd is dat waar ook ter wereld veel LHBT’ers een ding gemeenschappelijk hebben.

Eenzaamheid

En dat ze een fase van eenzaamheid hebben gekend. En dat heel veel nog steeds eenzaam zijn.
Het is de angst om apart gezet te worden. Om gediscrimineerd te worden. Om als een 2e rangs burger te worden behandeld. Die angst leidt tot isolement. 

Homohaat en trans-haat verschillen op onderdelen van racisme. Bij racisme word je bijvoorbeeld vanwege je ras of huidskleur gediscrimineerd. Maar de kans is groot dat je opgroeit in een gezin met mensen van hetzelfde ras of huidskleur. De anderen in je nabije omgeving zien eruit zoals jij. De buitenwereld kan vijandig tegenover je staan, maar je kan bescherming vinden binnen het gezin. 

Dat is anders bij homoseksualiteit of bij transgenders. Als je in een hetero-normatieve omgeving als LHBT’er opgroeit, is de kans groot dat jij anders bent dan de andere gezinsleden en de meerderheid van de samenleving.
Als je je realiseert dat je anders bent dan het gezin waarin je opgroeit, dat je seksualiteit afwijkt van die van je klasgenootjes, of je collega’s, als je als de dood bent gepest te worden omdat je homo bent of transgender, dan voel je je verdomd alleen. 

Zeker in een homovijandige omgeving kan die eenzaamheid verstikkend werken.

Je eigen identiteit onderdrukken kost veel energie. Het kan leiden tot hartklachten, maagzweren, ernstige depressies, zelfmoord. Elke dag maar weer naar je werk gaan of naar school, net doen of je iemand anders bent. Bang zijn dat je vader of moeder zullen ontdekken wie je bent. Dat iemand in je computer of mobiele telefoon snuffelt. Overal in de wereld hebben LHBT’ers me hun verhalen verteld. En ze komen allemaal op hetzelfde neer. 

Eenzaamheid kan een mens vernietigen. Dus de vraag is: hoe ga je met die eenzaamheid om? Ik heb veel LHBT-activisten gezien die in de kast zaten. Ze werkten voor ‘mensenrechtenorganisaties’ in landen waar homoseksualiteit verboden is. Onder het mom van algemene mensenrechten richtten ze zich in hun werk op LHBT’ers. Maar de spanning die dat met zich mee brengt is groot. Sommige activisten kregen een drankprobleem of raakten aan de drugs. 

Stel je voor hoe het is als je in een van de ruim 70 landen woont waar homoseksualiteit strafbaar is, en waar het verboden is om transgender te zijn. Vaak verleent de overheid geen vergunning aan organisaties om in die landen te werken op dit vakgebied. Er moeten dus kunstgrepen worden uitgehaald. De activisten, maar ook de organisaties zelf zijn een makkelijk doelwit. De politie kan ze chanteren. Ze kunnen met sluiting worden bedreigd. In die landen is het moeilijk om een gemeenschap van LHBT’ers op te bouwen. Je kunt namelijk verraden worden, ook van binnenuit.
Voor veel jonge mensen is het dan ook afzien. Stiekem thuis achter de computer durven ze nog wel eens het internet op te gaan, op zoek naar gelijk gestemden. Maar ook dat is niet zonder risico. In een land als Egypte maakt de politie regelmatig valse profielen aan voor datingsites. Ze maken een afspraak en dan volgt de arrestatie. Of in Rusland. Daar word je door hooligans opgewacht die je vernederen en in elkaar slaan. Of neem Nederland, Naaldwijk en Dordrecht. Daar zijn onlangs zeven jongeren veroordeeld voor hetzelfde.

Een manier om eenzaamheid te verlichten

Na overleg met dappere activisten uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika die wel uit de kast zijn gekomen in hun land heeft Human Rights Watch besloten een korte video uit te brengen. Doel daarvan is alle eenzame LHBT’ers in die regio een hart onder de riem te steken. ‘No longer alone’ heet de video. Er hebben al meer dan 3 miljoen mensen naar gekeken. Het voorziet in een behoefte om mensen te informeren: er zijn meer mensen zoals jij! Hou vol. Wees niet bang. 

Ik wil eindigen met een positieve noot.

Nooit oud genoeg om te leren en van mening te veranderen.
Tegenstanders van LHBT-rechten kunnen van mening veranderen. Iemand die in dat kader mijn hart gestolen heeft, is wijlen Hannie van Leeuwen, senator voor het CDA. 

In 2005 reisden we met een parlementaire delegatie naar Aruba. Vlak voor ons vertrek naar de Antillen had de minister van Justitie in Oranjestad een interview gegeven. Daarin zei hij dat hij in Nederland gesloten huwelijken tussen twee mannen of vrouwen niet zou erkennen. Hij noemde die huwelijken tegennatuurlijk en pervers. Hij overwoog zelfs homoseksualiteit strafbaar te stellen.

Tijdens een debat in het Arubaanse parlement met de Koninkrijksdelegatie stond erkenning van homorelaties op de agenda. Vlak voor we het onderwerp zouden gaan bespreken, hoorden we door het open raam allerlei rumoer. Er stonden tientallen demonstranten op het plein voor het parlement. Ze scandeerden leuzen als: ‘Dittrich go home, Aruba homo vrij.’ Eerst deden we allemaal alsof we de protesten niet hoorden, maar er werd ook op fluitjes geblazen en getrommeld. Het kabaal hield niet op. De voorzitter van de vergadering stelde voor het agendapunt over te slaan. Maar dat schoot de Nederlandse delegatie verkeerd. Het raam werd dichtgedaan. Hoe dan ook, we wilden dat het punt ‘erkenning homohuwelijk’ zou worden besproken. Plotseling stond Hannie van Leeuwen op. Ze was toen 80 jaar oud. ‘Ik wil ruimte voor een persoonlijk feit,’ zei ze. Alle parlementsleden luisterden aandachtig. 

‘Indertijd heb ik tegen het homohuwelijk gestemd. Waarom? Ik heb mij laten leiden door angst voor het onbekende. Maar sinds de invoering van de wet ben ik bij een aantal huwelijken van mannen- en vrouwenparen geweest. Ik zag hoe gelukkig de mensen waren. Ik realiseerde me dat ik fout zat. Waarom zou ik anderen hun geluk ontzeggen? Doordat zij trouwen, nemen ze toch niets van een ander af? Ik wou dat ik de stemming over kon doen. Want ik ben van mening veranderd. Ik zou nu voor het homohuwelijk stemmen. En dat wil ik de collega’s uit Aruba meegeven.’
Het was doodstil in de vergaderzaal. Toen Hannie van Leeuwen ging zitten, draaide ze zich naar mij en gaf me een knipoog. Die collegialiteit heeft mijn hart verwarmd. Want ja, ook al ben je jaren uit de kast, zo nu en dan kun je je behoorlijk eenzaam voelen in een hetero-gezelschap.

Ik rond af, ook met een persoonlijk feit.
Vorig jaar is mijn moeder overleden. Ze is 95 jaar geworden. In de loop der jaren heeft ze zich verzoend met de homoseksualiteit van haar twee kinderen. Ze is gaan houden van haar schoonzoon en schoondochter. De laatste drie jaar van haar leven woonde ze in een woonzorgcentrum. Daar werkte een transgender vrijwilligster, Jannie. Jannie kon het goed met mijn moeder vinden. Op een dag had Jannie lang met mijn moeder zitten kletsen en ging naar huis. Twee oude dames reden in hun rolstoel naar mijn moeder die in haar rolstoel zat.
‘Weet je wel met wie je gesproken hebt?’ vroegen ze nogal dwingend.
‘Ja,’ zei mijn moeder, ‘met Jannie.’
‘Niet waar,’ zeiden de dames. ‘Jannie heet in het echt Jan. Hij is omgebouwd. En daarom praten we niet met hem.’
Mijn moeder antwoordde: ‘Als Jannie als vrouw door het leven wil gaan, is dat haar keus. Dan is ze Jannie voor mij. Ze is de beste vrijwilligster in het tehuis. En dat is het enige wat telt.’
De dames waren niet overtuigd. ‘God heeft Jan zijn lichaam gegeven. Dat mag je niet veranderen.’
Waarop mijn Moeder antwoordde: ‘God heeft haar ook een eigen wil gegeven. Ze mag doen met haar lichaam wat zij het beste vindt. Haar lichaam is van haar. En ik discrimineer niet!’
Sindsdien is het niet meer goed gekomen tussen mijn moeder en de twee dames. Mijn moeder mobiliseerde andere bewoonsters en die steunden Jannie. Dus op hoge leeftijd is mijn moeder een activiste geworden.
Toen ze me dit vertelde, zei ze: ‘Ik heb in het leven geleerd dat iedereen het recht heeft zichzelf te kunnen zijn. Het maakt niet uit van wie je houdt. Als je maar een goed mens bent.’

Dank u wel.