Fractievoorzitter Maurits:
” Het is van belang dat op korte termijn het programmaplan ‘grip op jeugdhulp’ met de gemeenteraad wordt gedeeld, zodat ook zichtbaar wordt wat er gedaan wordt met het realiseren van de benodigde randvoorwaarden en de gedane aanbevelingen. Omdat het er nu nog niet ligt geeft het ons wel de kans om op voorhand onze aandachtspunten mee te geven.
Een belangrijk aandachtspunt is de samenwerking met Oog voor Thuis. Die samenwerking is vastgelopen in een patroon van wantrouwen en obstructie. Dat moet worden doorbroken. Welke concrete stappen zijn gezet om te komen tot een volwassen, constructieve samenwerking?
En het is onbestaanbaar dat een ambtelijke organisatie een visie die door deze raad is vastgesteld, niet uitvoert vanwege gebrek aan intern draagvlak. Dat ondermijnt het democratisch proces. We verwachten dat dit nadrukkelijk wordt meegenomen in het cultuuronderzoek, maar ook dat de gemeentesecretaris hierin direct verantwoordelijkheid neemt.
Daarnaast is het noodzakelijk om duidelijk te hebben wat de definitie van op afstand, maar toch dichtbij is. De verwarring hierover heeft voor rolonduidelijkheid gezorgd. Maar zelfs als dit niet geheel duidelijk is, dan kan het natuurlijk niet zo zijn dat afspraken niet worden vastgelegd en escalatieprocedures niet werken. Hier is geen programmaplan voor nodig, dit is gewoon doen en ik ga er vanuit dat dit nu ook gedaan wordt.
De quickscan roept voor ons ook bredere vragen op. Zijn de keuzes die we maakten bij de overgang van GO naar Oog voor Thuis – en de inrichting van Project Oplossen Wachtlijsten – wel de juiste geweest? Hebben we de werkgroep Jeugdhulp goed ingezet? En hoe zorgen we ervoor dat de nieuwe visie op het sociaal domein wél landt, wél werkt?
Daarom willen we ook vooruitkijken. De quickscan roept op tot het markeren van een nieuwe fase. Dat ondersteunen wij van harte. D66 roept de wethouder op om zo snel mogelijk het eerder toegezegde jaarlijkse reflectiegesprek met Oog voor Thuis én de grote aanbieders van specialistische jeugdhulp te organiseren. Dat gesprek moet een inhoudelijke uitwisseling zijn over wat werkt en wat niet en welke trends we zien.
En breder: versterk de samenwerking met scholen, huisartsen, preventiepartners en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Als we echt willen dat jongeren de juiste hulp krijgen, dan begint dat met een goed samenspel tussen alle betrokkenen.
Tot slot: ga door met de invoering van het factorenmodel. We hebben inzicht nodig in wat werkt, en wat niet. Die inzichten moeten besproken worden in de reflectiegesprekken — en waar nodig moeten opdracht en beleid worden aangepast.
Dit rapport legt veel bloot. Maar het biedt ons ook een kans. Als we bereid zijn om te leren, te reflecteren, te verbeteren en samen te werken – dan kunnen we vanuit deze lastige fase bouwen aan iets beters. Transparant, toetsbaar en in dienst van onze jongeren.”