Op donderdagavond 26 januari jl. heeft Tjeerd de Groot (Tweede Kamer D66) op de nieuwjaarsbijeenkomst van de afdeling Pijnacker-Nootdorp-Lansingerland zijn visie gegeven op de toekomst van de landbouw in Nederland. De bijeenkomst was net na het overleg tussen minister Adema in de Tweede Kamer over de brief van Eurocommissaris Sinkevicius, waarin de Eurocommissaris zijn zorgen uitspreekt over de wijze waarop Nederland omgaat met de afspraken ten aanzien van de afbouw van de Nederlandse uitzonderingssituatie ten aanzien van Nitraatrichtlijn. Adema moest in het debat bakzeil halen en zijn excuus aanbieden voor het feit dat hij die brief te lang in zijn tas had laten zitten en nu veel eerder dan beloofd aan de slag moet met het beperken van het uitrijden van mest.
Tjeerd de Groot (D66) over Natuur en Landbouw
De Groot gaf in zijn betoog aan dat de uitvoering van de Nitraatrichtlijn maar ook de Kaderrichtlijn Water mede door provincies moet worden gedaan. De verantwoordelijkheid voor natuur en schoon water ligt op dat niveau, soms in samenwerking met andere decentrale overheden (denk aan waterschappen). Het lastige van het Nederlandse bestuurlijke model is dat daardoor de uitvoering is versplinterd en afhankelijk is van de bestuurlijke wil van al die deelnemers. Wanneer we het hebben over een dossier als stikstof waar boeren grote moeite mee hebben, is het geen verrassing dat veel provinciebesturen ervoor terugdeinzen om in te grijpen. Het gevolg is, zoals we dat nu kennen, dat er veel wordt gepraat maar niet wordt gehandeld. Met als gevolg dat problemen jarenlang niet worden aangepakt.
Belangrijk is om ons te realiseren dat die problemen serieus zijn. Mest vervuilt niet alleen de natuur (met het bevoordelen van brandnetels en het verdwijnen van andere soorten), maar ook het grondwater, de waterkwaliteit van het oppervlaktewater (waarin we misschien af en toe in willen zwemmen) en de luchtkwaliteit. Het laatste verloopt via ammoniak in mest dat zich met andere stoffen verbindt en tot fijnstof leidt. De fijnstofproblematiek die vaak met automobiliteit wordt geassocieerd, is in verschillende gebieden van Nederland vooral het gevolg van mest.
Om deze problemen aan te pakken zet D66 zich meer in op kringlooplandbouw en het beperken van de intensieve veeteelt. Bij dit laatste is het belangrijk dat de boer ook vaak klem zit tussen grote leningen voor uitbreiding van banken die nog steeds op het terrein van de landbouw zeer actief zijn, de verdienmodellen van de veevoederindustrie, de loonbedrijven en de zoektocht van inkopers van grote supermarkten naar de laagste kiloprijs. Het is veel te eenzijdig om de boer als oorzaak van dit probleem te zien. Voor een aanpak is een veel bredere benadering nodig waarbij vooral ook de andere marktpartijen mee moeten gaan werken aan het aanpakken en uiteindelijk oplossen van het stikstofprobleem. Een uitdaging waaraan door een aantal coalitiepartijen wordt gewerkt. En dan in daadkracht moet worden uitgevoerd, want de tijd tikt. Nederland gaat op slot wanneer we geen oplossing vinden. Dat wordt nu al duidelijk bij de woningbouw.