Alle grote steden sprongen bij, toen staatssecretaris Dijkhoff ‘stoere bestuurders’ nodig had om noodopvang te realiseren. Leegstaande kantoren en oude gevangenissen werden in rap tempo vertimmerd tot noodopvangcentra voor vluchtelingen.
De vluchtelingen die we hebben gesproken zijn dankbaar voor het veilig onderkomen. Maar maanden van noodopvang naar noodopvang vreet aan hen. De lucht raakt bedompter, de sfeer wordt slechter en de verveling bijna ondraaglijk. Wanneer ze de asielprocedure in kunnen weten ze meestal niet. Zoals een jonge man uit Eritrea, die al vijf maanden in noodopvang doorbrengt, tegen ons zei: “Ik wil hier graag een bestaan opbouwen, aan het werk en mijn kind naar school. Wanneer mag dat eigenlijk?” Een bescheiden verzoek, maar ze mogen nu niet werken en slechts enkelen zijn gestart met taalles. En dat terwijl taalles bij uitstek de manier is om de slopende verveling te verdrijven.
In de grote steden waar nu sprake is van noodopvang, en in de Tweede Kamer, heeft D66 dan ook het voortouw genomen om al in de noodopvangcentra te kunnen starten met taalles of onderwijs en om vluchtelingen eerder aan het werk te laten gaan. Met reden: het is juist in deze fase belangrijk om het integratieproces te starten. Hoe sneller mensen de taal kunnen leren, naar school gaan of aan het werk kunnen, hoe groter de kans dat zij voor zichzelf kunnen zorgen als de verblijfsstatus eenmaal rond is.
Gemeenten blijven uiteraard noodopvang verzorgen. Dat is onze verantwoordelijkheid en we moeten mensen die vluchten van oorlog en geweld helpen. Het verzorgen van opvang, van taalles en van onderwijs terwijl mensen nog in de procedure zitten om een verblijfsstatus te krijgen, zijn eigenlijk allemaal rijkstaken. Voorheen gebeurde dat in de landelijk georganiseerde asielzoekerscentra. Gemeenten nemen deze verantwoordelijkheden nu op zich in de noodopvangcentra. Sommige kinderen zijn al sinds april in Nederland en hebben nog geen dag op school gezeten. Dat gaat niet alleen in tegen de rechten van het kind, het voorkomt ook dat ze kunnen starten met integreren. Wethouders vullen deze leegte en maken afspraken met scholen om in de noodopvang al onderwijs te organiseren.
Maar dit ‘u vraagt, wij draaien’ principe is niet lang houdbaar zolang onduidelijk is welke financiële middelen staatssecretaris Dijkhoff voor de noodopvang en Minister Lodewijk Asscher voor integratie beschikbaar stelt. Wat wel duidelijk is, is dat gemeenten korting, na korting, na korting krijgen te verduren. Grote steden krijgen minder geld voor mensen met een uitkering, worden voor miljoenen gekort op de jeugdzorg en als de plannen van Staatssecretaris Dekker doorgaan, krijgen Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht 34 miljoen minder voor taalonderwijs voor kinderen met een achterstand. Die bezuinigingen tikken fors aan.
Wil het Rijk dat de grote steden opvang en onderwijstaken goed blijven uitvoeren, dan moet kabinet boter bij de vis doen. Zorg dat steden, zoals Amsterdam al gevraagd heeft, meer ruimte en geld krijgen voor het starten van het integratieproces. De meeste mensen zullen hier nog een lange tijd blijven. Om integratie mogelijk te maken, is meer nodig dan een dak boven je hoofd en een warme maaltijd. Dat vraagt veel van steden. Door de decentralisaties hebben gemeenten veel meer verantwoordelijkheden gekregen. Het in goede banen leiden van de vluchtelingenstroom komt daar bovenop. Vluchtelingen die hier blijven hebben een huis nodig, kinderen moeten naar school, volwassenen hebben taalles nodig en moeten aan het werk. Bovendien hebben velen, ouder én kind, begeleiding en (geestelijke) zorg nodig.
Dat doen we allemaal, want iedereen moet nu een stapje extra zetten. Maar als het kabinet stoere bestuurders wil, moeten die wel de middelen hebben om opvang en snelle integratie te realiseren. Financier dus minimaal de helft van de kosten die gemeenten maken voor de noodopvang, voor het organiseren van onderwijs en zorg. Geef een garantie af voor de te maken kosten in 2016. Daardoor kan het draagvlak voor het opvangen van vluchtelingen in onze steden behouden worden. Dijkhoff en Asscher, gebruik gemeenten niet als pinautomaat, pak de rekening op.
Jan Paternotte, D66-fractievoorzitter in Amsterdam
Klaas Verschuure, D66-fractievoorzitter in Utrecht
Robert van Asten, D66-fractievoorzitter in Den Haag
Salima Belhaj, D66-fractievoorzitter Rotterdam
OPINIE: Geef steden de middelen voor snelle integratie.
Geef steden de middelen voor snelle integratie van vluchtelingen. Wil het Rijk dat de grote steden opvang en onderwijstaken goed blijven uitvoeren, dan moet kabinet boter bij de vis doen. Zorg dat steden meer ruimte en geld krijgen voor het starten van het integratieproces. Deze oproep doen de fractievoorzitters van D66 van de grote steden vanmiddag in het NRC Handelsblad.