Werkgroep Financieel Stelsel in Sociaal-Liberaal perspectief

Probleemstelling


Geld is eigenlijk een apart fenomeen. Het is niet echt een product, maar eerder een afspraak die we als samenleving onderling hebben gemaakt. En die afspraak werkt alleen als we er allemaal vertrouwen in hebben: vertrouwen dat iets zonder intrinsieke waarde tóch waarde heeft, en blijft houden in onze economie.

We gebruiken dagelijks geld, maar voor velen van ons blijft het financiële systeem een soort ‘black box’. Twee voorbeelden:

  • Het geld dat op een betaal- of spaarrekening staat, leen je feitelijk – of je wil of niet – aan de bank, waardoor je schuldeiser van de bank wordt. Maar is dat eigenlijk altijd wel wenselijk?
  • Veel mensen denken dat geld vooral door centrale banken wordt gecreëerd. Maar met de komst van giraal geld is dat al lang veranderd. Meer dan 90% van al het geld ontstaat wanneer (met name) commerciële banken leningen verstrekken. Daarbij moeten banken vanzelfsprekend aan bepaalde voorwaarden (b.v. solvabiliteit, dekking) voldoen. Dat neemt niet weg dat banken grotendeels bepalen waar geld terechtkomt: in de echte economie (zoals bouw, zorg of handel) of in vermogensmarkten (zoals vastgoed en financiële producten). Die keuze heeft maatschappelijke gevolgen. Willen we die verdeling volledig aan de markt overlaten?

Vraagstuk


De werkgroep wil het financiële systeem beter begrijpen en daarna – vanuit sociaal-liberaal perspectief – kijken welke onderdelen meer maatschappelijke aandacht verdienen. Waarbij duidelijk is dat veranderingen in het stelsel veel tijd zullen vergen en uiteindelijk alleen internationaal kunnen worden aangepakt.

Laten we de twee eerdere voorbeelden concreet maken:

  • Steeds vaker gaat het over de mogelijke komst van een Central Bank Digital Currency (CBDC): digitaal, publiek geld dat je via een veilige rekening (waarschijnlijk geadministreerd door reguliere banken) bij de centrale bank kunt aanhouden. Daarmee kun je het betaal- en spaarsysteem deels loskoppelen van de risicovollere functies van commerciële banken, zoals lenen en investeren. Dan zouden begrippen als ‘moral hazard’ en ‘too big to fail’ ook minder relevant kunnen worden. Maar hoe ziet de balans tussen publiek en privaat geld er dan uit? Hoe voer je zoiets geleidelijk in zodat banken ruimschoots de tijd krijgen om hun businessmodel aan te passen? En hoe ga je om met hun weerstand?
  • Stel dat de politiek meer invloed wil hebben op hoe geld door de economie – reële economie versus financiële markten – stroomt: welke sturingsinstrumenten zijn daarvoor beschikbaar? Hoe zorg je dat je de markt maatschappelijke richting geeft zonder die economisch te verstikken? Hoe neem je shadow banking (zoals hedgefondsen, fintech) in het verhaal mee? En hoe voorkom je dat deze instrumenten worden misbruikt voor partijpolitieke doeleinden in plaats van het algemeen belang?

Lijkt het je leuk om hierover mee te denken? Meld je dan hier aan!

Wil je meedenken over het financiële stelsel in sociaal-liberaal perspectief? Meld je dan aan