Cultuur en Media in het regeerakkoord, een reflectie
Vooropgesteld dat de tekst van het regeerakkoord als geheel een toverbal van kleine legoblokjes is, even likken en je ziet wat anders, hier toch een kleine reflectie op de cultuur- en mediaparagrafen van het akkoord, in vergelijking met ons verkiezingsprogramma voor 2017.
Cultuur als bron van ontplooiing
In het verkiezingsprogramma waarmee D66 de coalitieonderhandelingen inging werd cultuur als bron van ontplooiing naar voren gebracht. In het regeerakkoord is dit gebundeld tot ‘de waarde voor onze identiteit en geschiedenis’. De in het verkiezingsprogramma aangehaalde aanzet tot denken, de verruiming van onze blik, de uitdagende component, ontroerend en troostend: het is straks aan de minister om deze kwaliteiten van cultuur terug te laten komen in het beleid. Maar het verwachte effect van culturele deelname: als verrijking van het individu en als bindende factor voor de samenleving, evenals een verbinding met het verleden, staat prominent in het akkoord. Het belang om kennis over ‘onze gedeelde’ geschiedenis, waarden en vrijheden te vergroten staat er markant in, met identiteit, waarden en trots, en gelijkwaardigheid ongeacht geslacht, seksuele geaardheid of geloof en tolerantie naar andersdenkenden als norm. In het verkiezingsprogramma schreven wij dat culturele uitingen ons en de samenleving een spiegel voorhouden en de verbintenis bieden met een gedeeld en ook soms gescheiden verleden. Het leren van het Wilhelmus, inclusief de context ervan en een mogelijk bezoek aan het Rijksmuseum en ons parlement, mag dan ook niet voorbijgaan aan de minder lovenswaardige aspecten van de nationale geschiedenis.
Het idee dat de culturele sector een wezenlijke bijdrage moet leveren aan vergroting van de leefbaarheid van onze gemeenten en aan de aantrekkelijkheid van ons land als vestingplaats en toeristische bestemming, is overgenomen, alsmede de opvatting dat iedereen, maar vooral onze kinderen, gelegenheid krijgt om kennis te maken met kunst en cultuur.
De in het verkiezingsprogramma bepleite zorg van de overheid dat kunst en cultuur toekomstbestendig zijn en onze monumenten, kunstschatten, archieven en archeologische vondsten bewaard worden voor de generaties na ons en de rol die digitalisering daarbij speelt, is nu een speerpunt uit het regeerakkoord. Daarbij blijven particuliere monumentenbezitters gesteund. Er wordt in deze kabinetsperiode 325 miljoen euro voor uit getrokken. Of daarbij ruimte is voor een duurzame publiek-private vorm van erfgoedfinanciering en -eigendom in een erfgoedtrust zal nog moeten blijken. Om het voortbestaan van beschermd erfgoed te verzekeren pleit D66 voor de herbestemming van historische gebouwen en infrastructuur, in het akkoord worden daarbij met name kerken benoemd.
De afrekening met cultuur lijkt tot staan gebracht. De gewenste gerichte investering in het herstel van cultuur kan vanuit het regeerakkoord vorm krijgen. De geefwet blijft bestaan en dit kabinet investeert weer in cultuur, oplopend naar €80 miljoen structureel. Al is het budget daarmee nog niet ‘terug op niveau’ (er werd eerder 200 miljoen structureel op bezuinigd) het is een structurele en substantiële verbetering.
D66 wil gericht investeren in kwaliteit met internationale uitstraling, zoals toporkesten en beeldbepalende toneel- en dansgezelschappen. Daarbij kan de stimuleringsregeling voor de filmsector als inspiratie gelden voor de gehele creatieve industrie en is er ook ruimte voor samenwerking tussen de kunstvormen, iets wat nu dikwijls tussen wal en schip valt. Het akkoord rept van de zorg voor continuïteit, zodat onze topinstellingen hun positie in binnen- en buitenland kunnen vasthouden. Of deze investering ook gaat gelden voor zogenaamde ‘moeilijke producten’ en kwetsbare, vernieuwende cultuuruitingen moet nog blijken. Evenzo de ruimte voor degenen die bijzondere creatieve talenten hebben en de kans die zij krijgen om deze te ontplooien. De gewenste investeringen in voorzieningen voor talentontwikkeling, zoals productiehuizen en beurzen voor kunstenaars, architecten en ontwerpers, hebben in het akkoord vorm gekregen via meer ruimte bij de cultuurfondsen.
Nederland heeft een fijnmazig museumbestel met in vrijwel elke stad of dorp een museum. Al die musea samen, groot en klein, tonen vele aspecten van de Nederlandse geschiedenis en ons rijke culturele verleden. ‘Goed collectiebeheer, onderzoek, en ruimte voor nieuwe aankopen, vormen de basis voor waardevolle tentoonstellingen in de toekomst’ wordt er in het akkoord geschreven. Wij verwachten dat daarmee de Collectie Nederland vitaal gehouden wordt, met ook de mogelijkheid om deze aan te vullen met nieuwe werken, bijvoorbeeld via het Aankoopfonds en het Mondriaanfonds.
Met de musea gaat het goed: ze trekken jaarlijks meer bezoekers, ook uit het buitenland. Grote tentoonstellingen, de zogenoemde ‘blockbusters’, breken records in bezoekersaantallen. Daar mogen we trots op zijn. Door als overheid garant te staan voor geleende topstukken (indemniteitsregeling) kunnen tentoonstellingen makkelijker tot stand komen en kunnen nog meer museumbezoekers in Nederland genieten van de mooiste werken. Daarnaast pleiten wij onverminderd voor het breder inzetten van de rijkdommen in de depots van de musea elders in de samenleving.
Gelukkig heeft het akkoord ook oog voor bijvoorbeeld de onderzoekstaken van musea. Goed collectiebeheer is wellicht niet meteen zichtbaar voor de buitenwereld, maar wel een kerntaak van een museum en een voorwaarde voor succesvolle tentoonstellingen later. Het akkoord erkent dat specialistische kennis en de reserves van instellingen onder druk staan en de komende jaren wil het kabinet daarom gericht extra investeren in kwaliteit
De huidige Basis Infrastructuur (BIS) is gebaseerd op spreiding van culturele voorzieningen over het land, maar houdt volgens D66 te weinig rekening met regionale verschillen en behoeften en met culturele en sociale diversiteit. Goed om te lezen dat het kabinet voornemens is om de basisinfrastructuur uit te breiden en dat het daarbij belangrijk is dat het kunst- en cultuuraanbod voor iedereen bereikbaar is, zowel in de Randstad als in de regio, wat ons betreft voor iedereen, ongeacht inkomen, leeftijd, culturele achtergrond en woonplaats.
D66 is er voorstander van dat culturele instellingen samen met de regionale en lokale overheden samenwerken in het stimuleren, in stand houden en uitwisselen van expertise, en het gezamenlijk ontwikkelen van een samenhangend cultureel aanbod, waarbij de financieringen van rijk, provincie en gemeenten worden gebundeld. Dit is in het akkoord overgenomen, waarbij stedelijke centra zoals Groningen, Breda, Enschede en Eindhoven een belangrijke aanjagende functie kunnen vervullen en waar een betere onderlinge afstemming tussen Rijk, provincies en gemeenten aan bijdraagt. Of de uitbreiding van de BIS op termijn in samenhang met de fondsen zal leiden tot de gewenste hervorming die meer recht te doen aan de spanning tussen continuïteit en vernieuwing zal moeten blijken.
Ons pleidooi om cultuuronderwijs een vast onderdeel te laten zijn van de lesprogramma’s in het lager en middelbaar onderwijs, waarbij wij streven naar integratie in de volle breedte van het onderwijs en cultuuronderwijs niet alleen leuk en inspirerend is maar ook bijdraagt aan historisch besef en de vorming van een eigen identiteit, heeft zijn neerslag in het akkoord gekregen in de voorgestelde verplichte bezoekjes aan parlement en Rijksmuseum en kennis van het Wilhelmus. Maar een structurele inbedding van cultuuronderwijs met verhoging van het budget, bijvoorbeeld via het programma ‘cultuureducatie met kwaliteit’, hebben we niet terug kunnen vinden. De via het Fonds voor Cultuurparticipatie beschikbaar gestelde extra middelen voor behoud en ontwikkeling van volkscultuur zijn daarvoor te eenzijdig.
Wat we geheel missen is de broodnodige modernisering van het Auteursrecht. Dat moet auteurs en artiesten in staat stellen mee te delen in het vruchtgebruik van hun werk en daarnaast de toegankelijkheid van beschermde werken faciliteren.
Ook de door ons beoogde ruimte voor vindingrijkheid en initiatief van culturele instellingen om het culturele aanbod voor iedereen toegankelijk te maken, door dit als overheid te stimuleren en te waarderen met financiële ruimte voor brede festivals en genres die buiten de traditionele kunstuitingen vallen, zien we helaas niet terug in het akkoord. Wij pleiten als D66 Cultuur & Media onverminderd voor ruimte voor experimenten met nieuwe vormen van presentatie en manieren om het publiek te bereiken, voor nieuw cultureel ondernemerschap en het voortzetten van de regeling “cultuur ondernemen”. Daarbij houden wij oog voor de inkomenspositie van kunstenaars en artiesten. Kunst bestaat niet zonder hen. D66 vindt daarom van belang dat in het cultuurbeleid ook aandacht is voor de positie van kunstenaars en artiesten, bijvoorbeeld via subsidievoorwaarden voor instellingen, het auteurs- en naburig recht en de herwaardering van de 1%-regeling voor de inzet van kunst bij de ontwikkeling van publieke bouwopgaven.
Media als waakhond van de democratie.
Wij zijn ook verheugd dat het kabinet de komende jaren wil bijdragen aan meer ruimte voor onafhankelijke onderzoeksjournalistiek en een stevige publieke omroep op alle schaalniveaus. Voor D66 is een divers media- en omroeplandschap van het grootste belang voor een samenleving die haar kritisch vermogen wil blijven koesteren en ontwikkelen. Door het veranderende medialandschap is dat niet langer vanzelfsprekend, maar blijft onverminderd nodig. Het akkoord stelt dat de uitdagingen voor de journalistiek en mediabedrijven enorm zijn, op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Waar grote internationale bedrijven de markt wereldwijd domineren en informatie vaak direct gratis digitaal toegankelijk is, zijn kritische media cruciaal, zeker in een tijd waarin mensen weer meer optrekken met gelijkgestemden en zij minder blootgesteld worden aan andersdenkenden.
Dat het kabinet geld uittrekt specifiek voor de bevordering van onderzoeksjournalistiek is lovenswaardig. Deze vorm van journalistiek staat onder druk, maar is van vitaal belang voor de controlerende taak die de journalistiek heeft. Daarbij acht het kabinet de interne ombudsfunctie van groot belang. Het is van publiek belang dat er op alle niveaus sprake is van onafhankelijke, hoogwaardige en kritische journalistiek.
Voor D66 dient de Publieke omroep zich te onderscheiden op kwaliteit, onafhankelijke en vrije toegankelijkheid. Daarbij ziet D66 ook een versterking van de regionale publieke media. Dat het kabinet de komende periode gaat werken aan voldoende onafhankelijk journalistiek aanbod op lokaal en regionaal niveau waarbij samenwerking (publiek en privaat) op lokaal en regionaal niveau wordt bevorderd, biedt ons inziens kansen die vooral benut moeten worden. De realisatie van regiovensters op de kanalen van de NPO stimuleert samenwerking en vergroot het bereik van de regionale omroepen. De samenwerking tussen regionale omroepen die nu gestalte krijgt is een goede stap op weg naar versterking van deze omroepen en de lokale journalistiek.
De afgelopen periode is een belangrijke stap gezet in de samenwerking tussen regionale omroepen door de vorming van de Regionale Publieke Omroep (RPO). Op lokaal niveau worden steeds meer streekomroepen gevormd. Over de wijze van organisatie en financiering van de lokale omroepen ter bevordering van de kwaliteit hebben wij nog wel een aantal suggesties. D66 wil dat lokale omroepen landelijk gefinancierd worden, zodat ze onafhankelijk kunnen opereren. Mede ter versterking van de lokale democratie is het belangrijk dat de overheid ook blijft investeren in de lokale omroepen. We verwachten van omroepen, ook de lokale, dat ze innoveren. Belemmeringen voor privaat-publieke samenwerking met online en printmedia nemen we weg.
Dat Nederland zich blijft inspannen om bedreigde journalisten in het buitenland te beschermen kunnen wij van harte toejuichen, de persvrijheid staat in steeds meer landen onder druk.