Door het uitvallen van twee van de vier ketels van SVP in februari moest in de koude maanden februari, maart en april flink gas worden gestookt in de hulpwarmtecentrales, zodat de warmtelevering aan inwoners en ondernemers kon worden gegarandeerd. Met de gasprijzen van begin dit jaar heeft dit uiteraard grote gevolgen voor het jaarresultaat van SVP en daarmee voor de begroting van de gemeente. Bovendien zijn er zorgen over de tarieven van de klanten van SVP, waaronder driekwart van alle huishoudens in Purmerend, die geen andere keuze hebben voor de warmtelevering dan SVP.
Interpellatie
D66 stelde hier daarom eerder al schriftelijke raadsvragen over aan het college, samen met de fracties van PVV, Fractie Schaaij en Forum voor Democratie. De vragen waren vóór de raadsvergadering beantwoord, maar de indieners wilden de verantwoordelijk wethouder Harry Rotgans in de vergadering nog nadere vragen stellen. Daarvoor gebruikten zij het instrument van interpellatie: het recht van de gemeenteraad om vragen te stellen aan een wethouder (of de burgemeester) over een onderwerp dat niet op de agenda van de vergadering staat. De gemeenteraad bepaalt of deze interpellatie op de agenda van de vergadering komt te staan. Het is – vanzelfsprekend – een goed gebruik dat de raad instemt met een dergelijk verzoek tot interpellatie.
Maar dat was buiten de huidige coalitie van Stadspartij-Beemster Polder Partij, PvdA, CDA en Ouderenpartij AOV Purmerend gerekend. Een unicum deed zich voor: de coalitie stemde tégen het verzoek tot een interpellatiedebat met de wethouder. Fractievoorzitter Barbara Jonk van de Stadspartij-Beemster Polder Partij sprak van een ‘uiterst zwaar middel’. Zij vond dat de vragen van de oppositiepartijen over de Stadsverwarming allemaal al netjes waren beantwoord. Ze vond ook dat we een ander middel dan interpellatie hadden kunnen gebruiken, zoals het vragenuur.
D66-fractievoorzitter Mark Intres reageerde als door een wesp gestoken. ‘Dit is ongekend en buiten elke orde’, zei hij. Hij wees erop dat de indieners zelf het instrument van hun voorkeur kiezen. Dat het vragenuur alleen ruimte geeft voor het stellen van een vraag door één enkele partij aan de wethouder, die vervolgens kan antwoorden, waarna het onderwerp wordt afgesloten. Door gebruik te maken van interpellatie krijgen álle partijen in de raad de gelegenheid om vragen te stellen en op het onderwerp in te gaan.
‘We rule this country’
De coalitiepartijen bewogen echter geen millimeter en stemden tegen het verzoek tot interpellatie, dat daarom, ondanks de steun van de voltallige oppositie, werd verworpen. Een staaltje arrogantie van de macht, dat doet denken aan de hoogtijdagen van het CDA in de Tweede Kamer in de jaren ’80. In die dagen heerste daar het sentiment ‘We rule this country’. Als je in aantallen zetels de macht hebt om zaken voor elkaar te krijgen of tegen te houden, hoort daar een grote mate van verantwoordelijkheid bij en niet de hoogmoed om voor oppositiepartijen te bepalen dat hun vragen al voldoende zijn beantwoord en welke instrumenten ze kunnen inzetten om informatie te krijgen van het college.
In de schorsing die daarop volgde, staken de oppositiepartijen de koppen bij elkaar. Ontsteltenis en ongeloof streden om voorrang. Had de coalitie nu de oppositie de mogelijkheid ontnomen om vragen te stellen over een actueel onderwerp waar veel zorgen over zijn? Waar veel inwoners en ondernemers vragen over hebben en waarbij de financiële belangen van de gemeente enorm zijn? Waarom toch, waar zijn ze bang voor? De wethouder kan onze vragen toch gewoon beantwoorden? Laten we ons de mond snoeren?
Geen verantwoording, geen vertrouwen
Al snel kwamen we tot de conclusie dat ons niets anders restte dan het indienen van een motie. Als de keuze wordt gemaakt om geen verantwoording af te leggen, dan verdwijnt het vertrouwen als sneeuw voor de zon. Wanneer de coalitiepartijen de wethouder uit de wind moeten houden, hebben ze dat vertrouwen kennelijk zelf ook niet. Daarom dienden we een motie van wantrouwen in tegen het college als geheel. Het college wist immers al in februari van de problemen bij SVP en wist toen ook al dat deze problemen grote financiële gevolgen zouden hebben. Het duurde daarna nog twee maanden voordat de gemeenteraad door de wethouder werd geïnformeerd.
Vanzelfsprekend werd de motie verworpen door de coalitiepartijen. Maar een motie van wantrouwen tegen het college die werd gesteund door de voltallige oppositie – met uitzondering van Chris Boer van Leefbaar Purmerend die afwezig was -, is natuurlijk een duidelijk alarmsignaal. Namens D66 sprak Mark Intres van een ‘verschrikkelijke avond’. ‘Nooit had ik verwacht dat we als oppositie een motie van wantrouwen tegen het gehele college zouden indienen. Ik hoop het ook nooit meer mee te maken. Ik hoop dat dit het absolute dieptepunt is in de verhoudingen en dat het vanaf nu alleen maar beter kan gaan.’
Na het verwerpen van de motie bevindt de politiek in Purmerend zich in een ongewenste patstelling. Het vertrouwen bij de oppositie en bij D66 is weg. De bal ligt wat ons betreft bij de coalitiepartijen.
Ongewenste patstelling in Purmerendse politiek
Met een motie van wantrouwen hebben de oppositiepartijen in de gemeenteraad van Purmerend, waaronder D66, donderdag 25 mei het vertrouwen opgezegd in het college van burgemeester en wethouders. Een historisch dieptepunt in de lokale politiek. De aanleiding voor de motie van wantrouwen was de weigering van de coalitiepartijen om het college antwoord te laten geven op vragen over de grote technische problemen bij Stadsverwarming Purmerend (SVP) en de financiële gevolgen daarvan voor de gemeente.