Wetenschappelijke bureaus in het politieke krachtenveld
Jasper Dekker
Het wetenschappelijk bureau van D66 bestaat vijftig jaar. In 1972 kreeg wat toen nog heette de ‘Stichting Wetenschappelijk Bureau D’66’ voor het eerst publieke financiering. Dat vijftigjarig jubileum vormt voor de huidige Mr. Hans van Mierlo Stichting (VMS) de aanleiding om terug te blikken op haar geschiedenis én om zich de vraag te stellen welke functie zij vervult in een tijd waarin de waan van de dag regeert.
Het huidige tijdsgewricht maakt een reflectie op de rol van wetenschappelijke bureaus in het politieke krachtenveld van vandaag broodnodig. Nu de politiek steeds vaker wordt gekaapt door de waan van de dag, de ledenaantallen teruglopen en de fracties versplinteren, hebben politieke partijen steeds meer moeite om zich inhoudelijk te profileren. Na decennia van neoliberale no-nonsense politiek smacht het democratische debat naar een serieuze ideeënstrijd en een visie die verder vooruitkijkt dan de eerstvolgende verkiezingen. Een wetenschappelijk bureau kan hier een essentiële rol in vervullen, mits zij helder voor ogen heeft welke taken en functies haar toekomen.
Hoe hebben de VMS en haar voorgangers door de jaren heen invulling gegeven aan de functie van het wetenschappelijk bureau? Welke functie zouden wetenschappelijke bureaus in het algemeen en de VMS in het bijzonder in deze tijd moeten vervullen? En welke positie vis-à-vis de partij hoort daarbij? Het onderzoeksproject van Jasper Dekker formuleert een antwoord op deze kwesties.
Hoe kan de democratische rechtstaat de belangen en rechten van toekomstige generaties beter waarborgen?
Martijn Visser
Toekomstgerichte politiek is harder nodig dan ooit, maar de democratie lijkt daar niet op ingericht. Nu menselijk handelen een steeds grotere impact heeft op de lange termijn, met mogelijk onomkeerbare en desastreuze gevolgen, wordt de democratie meer dan ooit uitgedaagd ver vooruit te kijken. De klimaatcrisis, de COVID-pandemie, nucleaire technologie en kunstmatige intelligentie zijn slechts enkele voorbeelden. Tegelijkertijd lijkt een fundamentele kortzichtigheid ingebakken in ons politiek bestel. Electorale cycli, politici die moeten strijden om de gunst van de kiezer, economische grootmachten die kortetermijnwinst najagen en media die incidentenpolitiek tot verdienmodel heeft gemaakt, maken dat de belangen van toekomstige generaties het onderspit delven.
Hoe kunnen we onze democratie toekomstgerichter maken? Deze vraag staat centraal in het onderzoeksproject van Martijn Visser. Hij kijkt naar mogelijkheden in politiek, recht en bestuur om de lange termijn beter te kunnen waarborgen en de belangen van toekomstige generaties beter te kunnen behartigen. De komende maanden gaat hij daarom op zoek naar denkers en sprekers met nieuwe ideeën en interessante vergezichten voor lange termijnpolitiek, met als doel deze te bundelen in boekvorm.
Recht op huisvesting
Suzanne van den Eynden
Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. Zo luidt artikel 22, lid 2 van de Nederlandse Grondwet waarin huisvesting als sociaal grondrecht is opgenomen. Verschillende internationale verdragen gaan nog verder en benoemen huisvesting expliciet als mensenrecht, inclusief een lange lijst criteria waaraan voldaan moet worden wil er sprake zijn van ‘adequate’ huisvesting.
De grondwettelijke bescherming van het recht op huisvesting heeft echter niet kunnen voorkomen dat in Nederland en omringende landen betaalbare, adequate huisvesting voor menigeen niet of nauwelijks binnen bereik ligt. Aan deze huidige wooncrisis gaat een lange geschiedenis inclusief bewuste politieke keuzes vooraf.
In dit project onderzoekt Suzanne van den Eynden wat het recht op huisvesting zou moeten behelzen, bezien vanuit de sociaal-liberale waarden vrijheid, gelijkheid en democratie. Wat zijn de grondslagen waarop sociaal-liberaal woonbeleid zou moeten worden gestoeld? Welke fundamentele veranderingen zijn nodig om vrijheid, gelijkheid en democratie te borgen als het om huisvesting gaat? En wat kunnen we leren van de sociaal-liberalen die aan de wieg stonden van de allereerste Woningwet uit 1901, waarin het begrip ‘volkshuisvesting’ centraal stond? Het doel van dit project is om D66 te voorzien van een ideologische basis voor toekomstige standpunten en beleid op het gebied van huisvesting.
Vrijheid & technocratie
Dirk-Jan van Vliet
Steeds vaker huren overheden en politiek consultancybureaus in, steeds vaker grijpen ze naar technologie om problemen op te lossen en steeds vaker verschuilen overheid en politiek zich achter wetenschappelijke rapporten. Politieke reflectie op wat goed is voor de maatschappij overgelaten niet aan burgers en politiek, maar aan experts. Zo werden tijdens de COVID-pandemie adviezen van het Outbreak Management Team veelal overgenomen en omgezet in beleid. Deze manier van besturen wordt ook wel ‘technocratie’ genoemd: een vorm van besturen waarbij ongekozen experts het beleid bepalen in plaats van dat zij slechts advies geven.
Tegelijkertijd is aan het einde van de negentiende eeuw de westerse opvatting van vrijheid steeds meer verschoven in de richting van ‘met rust gelaten worden’. Dit met rust gelaten worden slaat óók op politieke reflectie. Politieke reflectie besteden we namelijk uit aan politici, ambtenaren en experts door alleen één keer in de vier jaar te stemmen. Voordat we vrijheid zijn gaan zien als met rust gelaten te worden, stond vrijheid gelijk aan zelfbestuur: vrij was je pas als je je samenleving mede kon vormgeven en actief kon bijdragen aan het zelfbestuur.
Zou het zo kunnen zijn dat de huidige dominante opvatting van vrijheid een voedingsbodem blijkt voor technocratie? En als dit zo is, zou een ander idee van vrijheid, namelijk vrijheid als zelfbestuur, een uitweg kunnen bieden uit de technocratie en daarmee onze democratie kunnen versterken? Op deze vragen probeert Dirk-Jan van Vliet in zijn project ‘Vrijheid & technocratie’ antwoord te geven.
Technologie en de democratische rechtsstaat
Laura de Vries
Nieuwe technologieën als algoritmes en kunstmatige intelligentie worden steeds bepalender voor hoe de levens van mensen eruitzien. Computersystemen van de overheid berekenen de kans dat iemand fraude pleegt of voortijdig school zal verlaten. Aan de hand van algoritmes besluiten sociale mediabedrijven welke nieuwsberichten en advertenties mensen online te zien krijgen. En sensoren in de openbare ruimte analyseren gezichten en gedragingen. Zulke technologische toepassingen vragen om politiek-filosofische reflectie. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat nieuwe technologieën de democratische rechtsstaat beschermen, en kansengelijkheid en autonomie bevorderen?
Data en technologie zijn nooit neutraal en per definitie gebaseerd op menselijke waarden. Dit maakt technologie niet inherent slecht of goed, wel politiek. Welke data van burgers wordt verwerkt in computersystemen van de overheid? Welke acties verbindt een ambtenaar aan uitkomsten van een algoritme? Het zijn politieke vragen die politieke antwoorden behoeven. Want technologische toepassingen worden te vaak gezien als quick-fix voor problemen die sociaal-maatschappelijk van aard zijn en lang niet altijd zijn er voldoende waarborgen om ervoor te zorgen dat technologie rechtvaardig wordt ingezet. Democratische controle op technologie en met name op technologische toepassingen van de overheid is essentieel voor de bescherming van de democratische rechtstaat.
Op welke wijze kunnen democratische inspraak en controle op technologische toepassingen het best plaatsvinden? Door het gesprek aan te gaan met wetenschappers, experts en ervaringsdeskundigen zoekt wetenschappelijk medewerker Laura de Vries naar sociaal-liberale antwoorden.
Lopende onderzoeken 2022-2023